Hoewel de pensioendiscussie opnieuw is opgelaaid, wordt geen enkele discussie gevoerd over de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd. Verschillende media en partijen hebben zich afgelopen week erg kritisch over het pensioenrapport van het Ministerie van Financiën, met de geplande verlaging van het zogeheten Witteveenkader (de maximale aftrek van pensioenpremies). Die verlaging zou de huidige werknemers jaarlijks zo’n duizend euro opleveren. Maar het zou een forse tegenvaller zijn voor de jongste generaties, omdat het moeilijker wordt pensioen op te bouwen. De Volkskrant waarschuwde al eerder voor een “enorme verslechtering van pensioenen”. De Pensioenfederatie stelde deze week dat de rekening vooral bij jongeren zal komen te liggen, die immers nog weinig rechten hebben opgebouwd.
Jongeren tussen de vijftien en de achttien dreigen dus de dupe te worden van beleid waaraan zij meebetalen (direct via AOW-bijdrages als zij werken) maar waarover zij niet mogen meebeslissen.
Negen argumenten voor verlaging stemgerechtigde leeftijd
De discussie over de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd is bepaald niet nieuw. In het verleden is die leeftijd in vele landen al één of meerdere malen naar beneden bijgesteld. De huidige grens van 18 jaar is in zekere zin even willekeurig als die van 21, 16 of 15. Een overzicht van de argumenten discussie rond verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd is te lezen in een rapport van Henk van der Kolk en Kees Aarts.
Zij werken een negental argumenten voor verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd systematisch uit. Ze maken onder andere onderscheid tussen principiële argumenten – zoals “in een democratie moet iedereen die belasting betaalt mee kunnen beslissen” – en argumenten op basis van de te verwachten effecten – zoals “jongeren zullen meer politiek betrokken raken” en “politici zullen eerder luisteren naar jongeren”.
Dat laatste argument is in de pensioendiscussie uitermate belangrijk. De aanpak van de vergrijzing van de samenleving dreigt te moeten worden bekostigd door de jongste groepen. Maar “until young people can vote, their views will always take second place to those who are enfranchised”. Politici, zo luidt het argument, moeten de belangen van jongeren meenemen in de discussie, maar hebben daar momenteel geen prikkels voor.
Van der Kolk en Aarts gaan na in hoeverre de negen argumenten gestoeld zijn op empirisch bewijs. Helaas moeten zij concluderen dat “de onderbouwing van de empirische veronderstellingen die ten grondslag liggen aan argumenten voor of tegen het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd beperkt is.” Dat is sindsdien niet veranderd; zie bijvoorbeeld de tegenstrijdige conclusies in recente Noorse en Oostenrijkse studies naar de invloed van verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd op politieke betrokkenheid onder jongeren.
Evidente belangen uitsluiten?
Al met al weten we onvoldoende of politici inderdaad beter luisteren naar jongeren als zij stemrecht hebben. Tot voor kort was er simpelweg geen dwingende reden tot empirisch onderzoek naar de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd. Met de vergrijzing en de herstructurering van het pensioenstelsel komen de belangen van generaties echter tegenover elkaar te staan. De centrale beleidsvraag is hoe de lusten (hoogte van pensioenuitkeringen) en de lasten (premies, pensioenleeftijd) over de generaties te verdelen. In hoeverre mogen we de jongste belastingbetalers uitsluiten van hun stem, juist wanneer hun belangen zo duidelijk anders zijn dan die van grote groepen stemgerechtigden en vakbondsleden?
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.