Kennis die aan de universiteit is ontwikkeld kan op de markt worden gebracht, innovatie stimuleren en de aanleiding vormen om bedrijfjes te starten. Universiteiten besteden steeds meer aandacht aan zogenaamde kennisvalorisatie. Het walhalla van de kennisvalorisatie vinden we bij de technische universiteiten. Als we de website van de TU Delft bekijken, is duidelijk dat kennisvalorisatie de reden is van haar bestaan. De TU Delft stimuleert daadwerkelijke innovaties en start-ups.
Kennisvalorisatie klinkt heel aantrekkelijk en technische universiteiten laten zien dat dit een belangrijke activiteit van een universiteit kan zijn. Andere universiteiten willen dit ook oppakken. Maar is kennisvalorisatie wel in alle wetenschapsgebieden mogelijk? Bij de sociale wetenschap is er reden voor scepsis.
Publicatiedwang
Kennisvalorisatie is zeker niet de belangrijkste trend in de sociale wetenschap. Die trend heet publicatiedwang: er wordt steeds meer belang gehecht aan de kwantitatieve productie in de vorm van internationale artikelen. Deze trend leidt op voorhand tot een gebrek aan tijd om kennis te valoriseren. Publicaties gaan voor maatschappelijke activiteiten. Daar zijn immers geen rankings van en bij de verdeling van universitaire functies spelen maatschappelijke activiteiten ook geen rol.
Publicatiedwang prikkelt bovendien onderzoeksvragen te stellen die de kans op publicatie vergroten. Dit zijn theoretische vragen en geen vragen uit de praktijk. De reviewers van tijdschriften bepalen wat een interessante vraagstelling is en valorisatie is daarbij geen criterium. Er is geen tijd voor valorisatie, maar er is ook weinig geschikte kennis om te valoriseren. In deze context neemt valorisatie twee vormen aan: beleidsaanbevelingen en media-aandacht.
Vereenvoudiging
Zowel de wereld van beleid als die van de media kenmerken zich door desinteresse in de details van wetenschappelijk onderzoek. Er is weinig aandacht voor de wetenschappelijke relevantie van onderzoeksvragen, operationalisaties van begrippen en statistische toetsen. De centrale vraag is juist wat burgers, bedrijven of overheden aan kennis hebben. Een versimpelde weergave van wetenschappelijk onderzoek is nodig om een publiek te bereiken. Media-aandacht laat goed zien waar dat toe leidt.
Een voorbeeld. Onlangs promoveerde Matthijs Elenbaas cum laude aan de UvA op een proefschrift over de relatie tussen politiek in de media en de politieke kennis van burgers. Volgens de UvA-database bevat dit proefschrift belangrijke inzichten. Het proefschrift is voor kenners ongetwijfeld een aanvulling op bestaande theorie, maar beleidsmakers, journalisten en burgers kijken vooral naar de conclusies. Zij lezen (p. 119):
“Perhaps the single most straightforward conclusion to draw from the research bundled in this dissertation is that the likelihood that citizens acquire political information increases with the availability of that information in the media environment.” (cursivering in origineel)
Versimpeling
Ja, hierboven doe ik geen recht aan alle details van het onderzoek van Elenbaas, maar bij media-aandacht zal het bovenstaande wel de samenvatting zijn. Hierboven staat namelijk de kern die aan een geïnteresseerd publiek van niet-wetenschappers te communiceren is. En inderdaad, deze weergave versterkt het beeld dat sociale wetenschap slechts open deuren intrapt.
En zo leidt sociale wetenschap wel vaker tot kennis waar de buitenwereld weinig mee kan. Onlangs onderzocht Matthijs Rooduijn in zijn proefschrift of er sprake is van een populistische tijdsgeest. Zowel populistische partijen, hun politieke tegenstanders als de media kunnen niets met die conclusie. Dat komt puur doordat dit onderzoek een theoretische en geen praktische achtergrond heeft.
Ander recent onderzoek laat zien dat interactieve en gepersonaliseerde communicatie leidt tot politieke betrokkenheid. Iedereen die een paar minuten over deze bevinding nadenkt, weet dat die ook niet valoriseerbaar is omdat compleet voorbij wordt gegaan aan dagelijkse dilemma’s in de communicatie van politieke partijen. Zij kunnen niet echt interactief zijn.
Ongewenste media-aandacht
En dus kunnen we over kennisvalorisatie concluderen wat veel sociale wetenschappers allang weten. Wetenschappers zullen in de media worden geconfronteerd met de gebrekkige relevantie van hun resultaten. Juist theoretisch relevante vragen die goed publiceerbaar zijn roepen in de media de vraag op waar de sociale wetenschap zich in hemelsnaam mee bezighoudt.
Het gebruikelijke antwoord van sociale wetenschappers is dat de media niet alle methodologische en inhoudelijke nuances bespreken. Dat is een onzinnig verwijt want alleen wetenschappers zijn daarin geïnteresseerd. Om kennisvalorisatie te laten slagen, is bij het ontwerp van onderzoek al oog nodig voor de maatschappelijke behoefte aan kennis. Als men daar geen oog voor heeft of niet voor wil hebben, is het een zegen dat er geen kennisvalorisatie plaatsvindt. Die heeft in veel gevallen immers een onproductieve uitwerking.
Armen Hakhverdian zegt
Chris, vind je deelname aan het publieke debat een waardevolle vorm van valorisatie?
Chris Aalberts zegt
Ja, dat vind ik wel. Maar dan moet je je ook aan willen passen aan de regels van het debat. De vraag is dan: wat is er dan nog wetenschappelijk aan de inbreng van wetenschappers? Als ik de resultaten van bv. Elenbaas presenteer zonder alle toeters en bellen, houd ik open deuren over. Dan vertellen wetenschappers dus gewoon verhaaltjes. Dat is echt iets heel anders dan het soort valorisatie waar de TU Delft aan doet.
David zegt
Niet dat je ongelijk hebt (Chris), er is idd een gênante vorm van publicatiedrang (ook in de geesteswetenschappen), maarrrr is wat je voorstelt niet een te nauwe opvatting van valorisatie?
Proefschriften zijn een academisch genre. Advies geven, zelf een bedrijf starten (of adviseren), beleidmakers adviseren enz., pop-wetenschappelijk publiceren zijn allemaal activiteiten die de sociaal wetenschapper kan ondernemen (!) toch? Probleem zit hem toch vooral in geen tijd willen/kunnen/durven maken.
Chris Aalberts zegt
@David
Natuurlijk kunnen sociale wetenschappers dat. In theorie in ieder geval. De vraag is: hebben ze dan iets aan hun kritische geest (ja!), maar hebben ze ook iets aan het door hun uitgevoerde onderzoek? (meestal: nee, denk ik)
Armen Hakhverdian zegt
Chris, als deelname aan het publieke debat een waardevolle vorm van valorisatie is, dan vind ik dat Matthijs’ proefschrift daar prima aan voldoet. Het wel of niet bestaan van een populistische tijdgeest is niet alleen in de wetenschappelijke literatuur (zie Mudde) een invloedrijk idee, maar ook in het publieke debat. Matthijs begon zijn verdediging met voorbeelden van politici, cabaretiers, journalisten die spreken van een populistische tijdgeest. Wat dat betreft lijkt me één van de manieren om aan valorisatie te doen om ‘volkswijsheden’ aan een empirische toets te onderwerpen. Dat het ook nog academische relevantie heeft is mooi meegenomen. Dus ik begrijp niet zo goed wat je bedoelt met “Zowel populistische partijen, hun politieke tegenstanders als de media kunnen niets met die conclusie”…
Chris Aalberts zegt
@Armen
Wat komt er dan uit waar de praktijk iets mee kan? Vergelijk de TU Delft. Precies.
Dat is overigens niet per se erg, maar we moeten daar wel eerlijk over zijn.