De afgelopen jaren was het percentage parlementariërs met een niet-Europese achtergrond nog nooit zo groot en ongeveer gelijk aan het deel kiezers met zo’n achtergrond. Toch blijkt uit het nieuwe Nationaal Kiezers Onderzoek dat er weinig verandering is opgetreden in de ervaren behartiging sinds de verkiezingen van 2021. Ook DENK en BIJ1 hebben dit tij niet gekeerd.
Behartiging belangen van mensen met migratieachtergrond te weinig?
Van mensen met een niet-Europese migratieachtergrond vindt een grote meerderheid dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer te weinig worden behartigd.[i] Figuur 1 geeft weer dat bijna 70% van mening is dat dat (veel) te weinig gebeurt.
Nederlanders zonder migratieachtergrond zijn daar veel meer verdeeld daarover. Grofweg een derde vindt dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond te weinig worden vertegenwoordigd, een derde dat het precies goed is en een derde dat hun belangen te veel worden behartigd. Gemiddeld genomen vinden zij het wel ongeveer goed, wat lijkt overeen te stemmen met de numerieke vertegenwoordiging in de Tweede Kamer.
Figuur 1: Perceptie van de mate van behartiging van de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer in Nederland
Het gaat niet louter om de poppetjes
Sinds de verkiezing in 2021 waren er net meer dan 20 Tweede Kamerleden met een migratieachtergrond van buiten Europa. Nog nooit was dit aantal zo groot en daarmee lag het aandeel ongeveer gelijk aan de bevolkingsindeling. Je zou zelfs over ongeveer evenredige vertegenwoordiging kunnen spreken. Maar weten kiezers dit ook?
In het NKO vroegen we aan kiezers hoeveel mensen met een migratieachtergrond ze dachten dat er in het parlement zaten. De antwoorden van de kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond deelden we vervolgens zo in dat we tussen de 20 en 30 als ‘ongeveer correct’ zagen.[ii] Zij die denken dat het aantal lager was, onder de 20, ervaren sterker dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond onvoldoende werden vertegenwoordigd (Figuur 2). En hoe hoger ze het aantal schatten hoe minder ondervertegenwoordiging ervaren werd.
Echter ook mensen die het aantal correct schatten of er boven gingen, en dus die uitgaan van wat evenredige vertegenwoordiging is, hebben niet het gevoel dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond voldoende vertegenwoordigd worden. Nog altijd is dan een ruime meerderheid van mening dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond te weinig worden behartigd. Slechts ongeveer 20% vindt het precies goed en een nog kleiner deel te veel.
Figuur 2: Perceptie van de mate van behartiging van de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer in Nederland onder Nederlanders met een niet-Europese migratieachtergrond, naar de inschatting van het aantal Tweede Kamerleden met een migratieachtergrond.
Ervaren discriminatie verknoopt met gevoel niet behartigd te worden
Zo’n 60% van de kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond geeft aan dat discriminatie van mensen met een migratieachtergrond in Nederland vaak tot zeer vaak voorkomt (Figuur 3). Iets wat overigens ook door een grote groep kiezers zonder migratieachtergrond wordt onderkend; van hen geeft zo’n 40% aan dat discriminatie van mensen met een migratieachtergrond in Nederland (zeer) vaak voorkomt.
Onder de Nederlanders met een niet-Europese migratieachtergrond die percipiëren dat er vaak discriminatie voorkomt, vindt meer dan 80% dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond onvoldoende worden vertegenwoordigd. Voor hen die denken dat discriminatie af en toe voorkomt is dit beduidend minder. En onder kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond die menen dat discriminatie (bijna) nooit voorkomt, vindt zelfs de helft dat de belangen (veel) te veel vertegenwoordigd worden.
Figuur 3 Perceptie van de mate van behartiging van de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer in Nederland onder Nederlanders met een niet-Europese migratieachtergrond, naar de mate van gepercipieerde discriminatie.
Vertrouwen in de Tweede Kamer blijft laag
Hoe vertaalt dit zich alles naar vertrouwen in de Tweede Kamer? Het vertrouwen in de Tweede Kamer blijkt nog altijd laag te zijn. Onder de hele kiesgerechtigde bevolking blijft het steken op zo’n 30%. En er is daarin nauwelijks verschil tussen kiezers met of zonder migratieachtergrond. Echter, onder kiezers met een migratieachtergrond die vinden dat migranten te weinig vertegenwoordigd worden is er nog minder vertrouwen is in de Tweede Kamer: slecht zo’n 20% (Figuur 4).
Onder mensen zonder migratieachtergrond zien we iets omgekeerds en dus vergelijkbaars. Juist onder de kiezers zonder migratieachtergrond die vinden dat migranten (veel) te veel worden vertegenwoordigd, is het vertrouwen in de Tweede Kamer laag: zo’n 15% tot 20% met tamelijk of erg veel vertrouwen.
Figuur 4. Vertrouwen in de Tweede Kamer, onder kiezers met en zonder migratieachtergrond, naar de perceptie van de mate van behartiging van de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer in Nederland.
Wel vertrouwen in politieke partij van voorkeur
Het is echter niet alleen maar kommer en kwel wat betreft politiek vertrouwen. Er is namelijk in meerderheid vertrouwen in de partij waarop men voornemens is te stemmen. Dat is echter wel weer lager onder kiezers met een migratieachtergrond, met name onder Turkse-Nederlanders en Marokkaanse-Nederlanders. Vooral als men vindt dat migranten te weinig worden vertegenwoordigd (maar ook onder de kleine groep die het juist te veel vindt) blijft het vertrouwen achter in de partij waarop men denkt te gaan stemmen (60% vertrouwen) ten opzichte van het vertrouwen dat mensen zonder migratieachtergrond hebben (80% vertrouwen) (Figuur 5).
Figuur 5. Vertrouwen in de partij waarop men van plan is te gaan stemmen, onder kiezers met en zonder migratieachtergrond, naar de perceptie van de mate van behartiging van de belangen van mensen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer in Nederland.
Bovenstaande bevindingen laten zien dat mensen met migratieachtergrond zich frequent ongehoord voelen. Maar hetzelfde lijkt te gelden voor mensen zonder migratieachtergrond die van mening zijn dat de Tweede Kamer te veel de belangen van migranten behartigt. Om dit uit te diepen kunnen we kijken naar de NKO-vraag in hoeverre de Tweede Kamer de belangen van ‘mensen zoals ik’ voldoende behartigt.
Het aandeel mensen dat vindt dat ‘mensen zoals ik’ te weinig vertegenwoordigd worden ligt inderdaad gemiddeld hoger onder mensen met een migratieachtergrond van buiten Europa (bijna 65% versus bijna 50% onder kiezers zonder migratieachtergrond). Onder hen is dit gevoel van niet vertegenwoordigd worden het sterkst bij kiezers die de voorkeur geven aan DENK en kiezers die nog niet weten wat te gaan stemmen (Figuur 6a). In net wat mindere mate zien we dit ook onder kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond die van plan zijn NSC en Partij voor de Dieren te gaan stemmen. Kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond die van plan zijn VVD of D66 te gaan stemmen ervaren eerder voldoende vertegenwoordiging van ‘mensen zoals ik’.
Onder kiezers zonder migratieachtergrond (Figuur 6b) zijn het voor de kiezers die van plan zijn FvD, PVV, JA21, BBB en, in net wat mindere mate, NSC te gaan stemmen, die in sterkere mate ervaren dat de belangen van ‘mensen zoals ik’ onvoldoende vertegenwoordigd worden.
Figuur 6a: Perceptie van de mate van behartiging van de belangen van ‘mensen zoals ik’ in de Tweede Kamer in Nederland, naar stemvoorkeur, onder kiezers met een niet-Europese migratieachtergrond (selectie van partijen met n>25 in de data).
Figuur 6b: Perceptie van de mate van behartiging van de belangen van ‘mensen zoals ik’ in de Tweede Kamer in Nederland, naar stemvoorkeur, onder kiezers zonder migratieachtergrond (selectie van partijen met n>25 in de data).
Luisteren en gehoord worden
We zien dus dat mensen met een migratieachtergrond relatief vaak van mening zijn dat hun belangen onvoldoende worden behartigd in de Tweede Kamer, vooral als zij veel discriminatie percipiëren. Daarin hebben aantallen Kamerleden met een dergelijke achtergrond en de rol van DENK en BIJ1 nog niet veel veranderd. Daartegenover staat een groep mensen zonder migratieachtergrond die vinden dat de belangen van mensen met een migratieachtergrond te veel worden behartigd en juist vinden dat mensen zoals zij te weinig worden gehoord. Daar hebben de partijen die deze groepen vertegenwoordigen dan nog weinig in veranderd. Het is de vraag of grotere zichtbaarheid van wat Kamerleden dag in dag uit doen om de belangen van diverse kiezers te behartigen kan bijdragen aan zich gehoord voelen. Meer media-aandacht voor de Kamerleden die geen fractievoorzitter zijn en meer aandacht voor de inhoud helpen hier mogelijk bij. Anderzijds zal er een rol kunnen liggen in democratische opvoeding dat je zin niet krijgen niet gelijk staat aan niet gehoord worden, maar dat zal een lastige boodschap zijn aan mensen die zich niet gehoord voelen. De veelgeprezen burgerfora zouden hier een rol kunnen spelen: daarin luisteren burgers met uiteenlopende meningen naar elkaar en worden zij niet alleen door politici gehoord, maar juist door bestuurders en medeburgers.
Nationaal Kiezersonderzoek
Het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) is het toonaangevende kiezersonderzoek onder een representatieve groep stemgerechtigden in Nederland. Sinds 1971 voert Stichting Kiezersonderzoek Nederland (SKON) het NKO uit rond iedere Tweede Kamerverkiezing. Onder leiding van Kristof Jacobs, Niels Spierings en Remko de Voogd (Radboud Universiteit) en Marcel Lubbers (Universiteit van Utrecht) is ook in 2023 aan Nederlanders gevraagd naar hun stemgedrag en politieke opvattingen rondom belangrijke maatschappelijke thema’s. De dataverzameling is ingebed binnen het representatieve LISS-panel, zodat dezelfde mensen over de tijd gevolgd kunnen worden alsook uitgevoerd door I&O op basis van een aselecte steekproef uit hun panel. Het NKO bestaat uit een voor- en nameting van de verkiezingen. De data van de voor- en nameting worden geïntegreerd opgeleverd.
Dutch Ethnic Minority Election Study
Uit eerdere dataverzamelingen van het NKO bleek dat mensen met een migratieachtergrond ondervertegenwoordigd waren en de groep bovendien te klein was om uitspraken te doen gezien de steekproefomvang van het NKO. Daarom is in 2023 net als in 2021 gekozen om een extra dataverzameling uit te voeren specifiek gericht op mensen met een migratieachtergrond (eerste en tweede generatie). Dit resulteert in het Dutch Ethnic Minority Election Study 2023 (DEMES).
De voorlopige en ongewogen DEMES voormeting data hebben een oververtegenwoordiging van politiek geïnteresseerden, net als in 2021. Voor het doel van dit blog is het belangrijk om ons te realiseren dat eerder onderzoek aangeeft dat politieke interesse vaak juist lager is onder mensen met een migratieachtergrond; de verschillen hier gepresenteerd kunnen daarbij nog wat onderschat zijn.
[i] Het betreft hier respondenten met een eerste of tweede generatie migratieachtergrond met herkomst Afrika, Azië en Amerika, maar zonder Indonesië, volgend op de oude definitie van niet-westers van het CBS. Echter, mensen met een migratieachtergrond uit Japan, die in eerdere definities van het CBS ook werden uitgesloten, konden we in deze data niet identificeren.
[ii] In de vraag ging het om het aantal Kamerleden met een migratieachtergrond, ongeacht de herkomst.
Ronald Heijman zegt
Het zou een misvatting zijn om te denken dat afgevaardigden met een migratie achtergrond, vooral bezig zijn mensen met migratieachtergrond te vertegenwoordigen.
Nee, dit zijn zeer goed ingeburgerde nederlanders die gewoon hun werk doen. Het zou zelfs ongewenste, contra productieve positieve discriminatie zijn.
Volksvertegenwoordigers moeten niet gericht zijn op belangenbehartiging van specifieke groepen, maar op de gehele maatschappij, in zijn volledige samenhang.
Belangenvertegenwoordiging van een specifieke groep werkt juist polarisatie en bij grote groepen, discriminatie in de hand. Bijvoorbeeld:
Boeren versus milieubeschermers.
Ondernemers versus werknemers en klimaatbeschermers.
Hoog, theoretisch- versus laag, practisch o0pgeleiden.
Rijk versus arm
Mannen versus vrouwen.
Links versus rechts.
Religieuzen versus atheisten.
Allochtonen versus autochtonen.
Het zijn alle veel voorkomende, ongewenste en gecreeerde tegenstellingen door houding en gedrag van genoemde betrokkenen en hun politici- belangenvertegenwoordigers, die discrimineren.
In onze moderne tijd is dit kortzichtig, niet productief, onfatsoenlijk, onethisch, onmaatschappelijk, onwettig.
Maar niet iedereen leeft in de moderne tijd. Veel mensen kunnen de nieuwe normen van de moderne tijd niet begrijpen en bijbenen.
Historisch, psychologisch en sociologisch gezien is discriminatie een veel voorkomend primitief beschermingmechanisme, dat vooral speelde en speelt in onderontwikkelde samenlevingen, waarin dit kennelijk een functie had en nog heeft. Primitief menselijk dus, en zeker niet iets waaraan alleen blanken zich schuldig maakten en maken.
Het gaat dus over ontwikkeling van mensen en maatschappij naar een hoger ontwikkelingsniveau. Daarin moeten opvoeding, opleiding, leiderschap in maatschappij en politiek, en iedere burger in zijn omgangsvormen persoonlijk verantwoordelijkheid nemen.
Politici en politieke partijen, evenals werkgevers, managers en hooggeplaatsten in de ontwikkelde maatschappij, die zich schuldig maken aan discriminatie of dit toelaten, dienen op non actief gesteld worden. En worden opgevoed. Politieke partijen die discriminatie propageren, verboden worden.
De ontwikkelde maatschappij moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Wij kunnen het afglijden naar de middeleeuwen, veroorzaakt door onfatsoenlijke mensen niet toestaan. Mensen die niet gehoord worden, waarvoor niet goed gezorgd wordt, vormen een verbeterprioriteit voor de gehele maatschappij.
De rechtstaat, democratie en de vooruitgang moet ook daarop aangestuurd en beschermd worden.
De laatste politieke ontwikkelingen tonen echter dat de maatschappij in een neerwaardse spiraal zit.
Dit kan worden doorbroken door de veroorzakers de pas af te snijden en het goede voorbeeld te geven. Daaraan ontbreekt het ook. Veel politieke partijen hebben onvoldoende geluisterd en geanticipeerd op de noden van de kwetsbaren, armen, achtergestelden, gediscrimineerden. Maar ook verzuimd om de sterken, zoals de rijken, winstgevende bedrijven, geslaagden, grote organisaties en politieke partijen, onderdeel te maken van de oplossingen. Door hen te leren en te motiveren hun extra bijdrage te leveren. Om hun kortzichtigheid om te buigen in maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Kortom: een maatschappij in crisis, die constructief geleid moet worden.