Na een zeer zonnige en uitzonderlijk warme zomer volgt nu een zeer zonnige herfst, zo liet het KNMI recent weten. Tegelijkertijd vlot het niet met het verlagen van de CO2-uitstoot. Regeringen, burgers en actiegroepen zijn naarstig op zoek naar manieren hier iets aan te doen. Publiciste Eva Rovers deed bijvoorbeeld een oproep om een burgerberaad te houden over klimaatbeleid. Minister Jetten en de Tweede Kamer onderzoeken de mogelijkheid om burgers te betrekken bij het Nederlandse klimaatbeleid. Op zich geen gek idee: veel beleid vergt behoorlijk wat van burgers qua gedragsverandering. Burgers betrekken bij het beleid is daarmee niet onlogisch.
Uit onze analyse voor het meest recente Nederlands Kiezersonderzoek blijkt dat de steun voor verdergaand klimaatbeleid behoorlijk groot is (in ieder geval op papier), maar dat er ook een stevige groep burgers minder overtuigd is van de noodzaak hiervoor. Met name burgers met een hoge mate van populistische houdingen lijken minder overtuigd. In ons recent gepubliceerd onderzoek gingen we na waar dit aan ligt.
Steun voor verdergaand klimaatbeleid: politieke factoren spelen een rol
Een meta-analyse van eerder onderzoek naar steun voor klimaatbeleid gaf aan dat naast kennis van klimaatverandering, het hebben ervaren van extreme weersomstandigheden en het type klimaatbeleid ook politieke factoren, zoals partijvoorkeur, een grote rol spelen in de steun voor klimaatbeleid. Steeds meer onderzoek vindt ook dat populistische houdingen bij burgers een rol spelen. De vraag die dit oproept is: wat zit daarachter? Daar wisten we tot voor kort vrij weinig over (zie wel dit onderzoek).
Drie types anti-elite overtuigingen
Onze hypothese was dat dit te maken zou kunnen hebben met de anti-elite houdingen die een onderdeel zijn van het populistische wereldbeeld. We onderzochten drie daaraan gerelateerde factoren, gebaseerd op stellingen: (1) het geloof dat het wetenschappelijke bewijs voor klimaatverandering van klimaatwetenschappers onbetrouwbaar is; (2) het geloof dat politici klimaatverandering gebruiken omdat ze daar politiek baat bij hebben en (3) het geloof dat sommigen financieel voordeel halen uit een verdergaand klimaatbeleid.
Wel antiklimaatwetenschap en argwaan politieke motieven, niet financieel voordeel
Om dit te onderzoeken hebben wij in 2019 nieuw representatief surveyonderzoek uitgevoerd naar de attitudes van Nederlandse burgers over klimaatbeleid op het Nederlandse LISS-panel.
Om te onderzoeken in hoeverre deze anti-elite standpunten nu de populistische weerstand voor klimaatbeleid verklaarde voerden wij een zogenaamde mediatieanalyse uit waarbij gekeken werd of (a) populistische houdingen verband houden met de drie anti-elite overtuigingen en (b) of populistische houdingen via deze anti-elite standpunten verzet tegen klimaatbeleid kan verklaren. Figuur 1 toont een vereenvoudigd model van deze analyse met de belangrijkste resultaten. Het volledig model is te vinden in het artikel (open access beschikbaar).
Figuur 1. Vereenvoudigd model van de mediatieanalyse.
Uit onze analyse bleek dat populistische houding een statistisch significant effect hebben op alle drie de anti-elite overtuigingen (zie de ‘+’jes in Figuur 1). Maar zijn deze drie de anti-elite houdingen dan ook de drijfveer achter het verzet van mensen met hoge populistische houdingen tegen klimaatbeleid? Onze analyse toont aan dat alleen het geloof dat het bewijs van klimaatwetenschappers onbetrouwbaar is en dat politici klimaatpolitiek bedrijven voor eigen gewin bepalend zijn voor populistische weerzin tegen klimaatbeleid. Het idee dat een financiële elite baat heeft bij klimaatbeleid speelde geen rol voor de verklaring van oppositie tegen klimaatbeleid.
Geen verschil links- dan wel rechts-populisme
We analyseerden daarnaast of dit resultaat verschilt als je kijkt naar links- versus rechts-populisme. Ook theoretisch zou je dit verwachten: links-populistische politieke actoren zijn vaker overtuigd dat klimaatbeleid in de praktijk vooral ten goede komt van grote bedrijven, terwijl rechts-populistische actoren vragen stellen bij legitimiteit van klimaatonderzoek. Bij populistische burgers zagen we dat verschil niet: alle drie de anti-elite houdingen waren even sterk aanwezig onder links- en rechts-populistische burgers. Tegelijkertijd vonden wij wel (net als veel andere studies) dat over het algemeen rechtse burgers sterker tegen klimaatbewijs zijn dan linkse burgers.
Inzicht in wat tegenstanders drijft
Zoals gezegd, verregaand klimaatbeleid vergt behoorlijk wat van burgers. Hoewel voorstanders van snelle en doortastende actie vaak pleiten voor het betrekken van burgers als een stroomstoot om het proces te versnellen, is er een aanzienlijke groep burgers die dit niet ziet zitten. Inzicht krijgen in wat tegenstanders drijft is dan ook relevant. In deze bijdrage hebben we ons met name gericht op burgers met populistische houdingen. We vonden met name dat zij sceptisch zijn ten aanzien van klimaatbeleid omdat ze de onderliggende wetenschap niet betrouwbaar achten en omdat ze klimaatbeleid zien als iets dat door politici gebruikt wordt voor politiek gewin. Het is de vraag of dit soort zorgen kunnen worden weggenomen met bv. een burgerberaad dan wel met een andere wetenschapscommunicatie. Voldoende voer voor vervolgonderzoek dus.
Foto: “Global warming (?) – 13 Gennaio 2007” by giopuo is licensed under CC BY-SA 2.0.
Noot: methodologische informatie
Het LISS-panel houdt verschillende representatieve steekproeven onder de Nederlandse bevolking. Onze data uit 2019 komt uit nieuw verzamelde data uit de vragenlijst genaamd “Wiv Referendum 2018 Vierde meting”.
Steun voor klimaatbeleid maten wij met de stelling “Het is noodzakelijk om maatregelen te nemen om klimaatverandering aan te pakken”. Instemming met de drie klimaat-specifieke anti-elite overtuigingen werden gemeten met de volgende drie stellingen: (1) “Het bewijs van klimaatwetenschappers voor klimaatverandering is onbetrouwbaar”; (2) “Politici hebben het vooral over klimaatverandering voor eigen politiek gewin”; en (3) “Er is een groep mensen die financieel profiteert van het klimaatbeleid van de regering”.
Ronald Heijman zegt
Ik denk dat populisme veel complexer is dan vaak als onderzoeksresultaat naar voren komt. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn o.a.:
. De algemene teleurstelling over de politiek over 30 jaar
. Iedereen heeft voldoende redenen om zich in steek gelaten te voelen
. De vele steeds sterker wordende twee delingen over een breed front, sterk onrechtvaardigheidsgevoel
. Vele burgergroepen met directe aanleidingen om in opstand te komen
. Een stoicijnce politiek en ambtenaren apparaat die het gevoelsmatig tegenover de burgers staan
. De voelbare, meetbare en ervaren achteruitgang van burgers, in een van de rijkste landen van de wereld
. De afbraak van de welzijnsmaatschappij
. Het taaie neoliberlisme dat door de politiek is ingezet als oplossing van alle problemen, maar als egoistische ideologie heeft gefaald en grote schade heeft aangebracht door de uitvoerders: het bedrijfsleven
. Een paar milioen mensen die rond armoede leven, terwijl 100.000 mensen steeds rijker worden. Een kleine groep die het grootste deel van het vermogen bezit: neo feodalisme
. Het platte land dat uit haar schulp kruipt door ervaren en feitelijke stelselmatige achterstelling. Grote regionale weerstand.
. Het decennia lang falen van de overheid op basale maatschappelijke levensvoorwaarden, zoals: Wonen, voldoende inkomen, veiligheid, leefbaarheid van de omgeving, milieu, klimaat, criminaliteit, jeugdzorg, onderwijs, openbaar vervoer, uitvoeringsinstanties, controle- en toezichthouders, lage salarissen in overheids gedomineerde sektoren, …….
. Agressieve politieke partijen die het agressiegevoel van grote groepen burgers goed weten te addresseren en activeren,
. De trend van alternatieve feiten vanuit enerzijds het niet meer kunnen overzien van een complexe maatschappij, anderzijds van grote vooringenomenheid als levensstijl en identiteit
. De sociale media die op alle genoemde terreinen als gif voor de maatschppij functioneert door de leugen veel ruimte te bieden, onder het mom van ( amerikaanse) vrijheid van meningsuiting
. Afbraak van fatsoen
. Politiek en pers die niet is opgewassen tegen de polarisatie die hierdoor is ontstaan om doorslaggevend weerwoord te voeren
. Gebrek aan urgentiegevoel om de democratie, de rechtsstaat en de burgers te beschermen.
. Onvermogen van politiek om leiding te geven aan de noodzakelijke drastische veranderingen op bovengenoemde terreinen, omdat ze van te laag niveau is en veroorzakers/ onderdeel van het probleem is. En de uitvoerende ministeries en instanties onvoldoende aanstuurt.
De brede crisis is veel groter dan men wil en kan zien.