Hoe belangrijk zijn je ouders en de omstandigheden waarin je opgroeit voor je politieke opvattingen? We weten al decennialang dat ouders die zelf politiek geëngageerd zijn en thuis (met hun kinderen) over politiek praten, een grotere kans hebben om dat over te dragen op hun kinderen. In zulke gezinnen is er vaak ook een grotere overdracht van politieke voorkeuren van ouders op hun kinderen. De laatste jaren is het onderzoeksveld dat zich bezighoudt met politieke socialisatie nieuw leven ingeblazen. Ook politicologen hebben er hernieuwde aandacht voor, omdat steeds duidelijker wordt dat dit proces, waarin jonge burgers kennis maken met en leren over politiek, belangrijke doorwerkingen heeft op politieke attitudes op de lange termijn.
Overeenkomsten in links-rechts zelfplaatsing van ouders en kinderen
In mijn onderzoek naar de overdracht van politieke ideologie in gezinnen, blijkt inderdaad dat fundamentele theorieën over politieke socialisatie in het ouderlijk huis nog steeds grotendeels van toepassing zijn. Ook in de 21e eeuw, in tijden van teruglopend partijlidmaatschap en identificatie met politieke partijen, is de overeenstemming in politieke opvattingen tussen ouders en hun (volwassen) kinderen relatief groot. In onderstaande figuur op basis van Duitse surveygegevens toon ik de overeenstemming in links-rechts identificatie van moeders en hun jongvolwassen kinderen.
Wat opvalt in deze figuur zijn met name twee resultaten. Ten eerste lijkt het alsof een gematigde ideologie vaker wordt doorgegeven dan een meer uitgesproken link-rechts positie (of dat een deel van de ouders en kinderen beide niet weet waar zij zich moeten plaatsen, gezien het relatief grote aandeel respondenten dat een centrumpositie inneemt). Er moet echter ook rekening mee worden gehouden dat, gezien de spreiding van kiezers over de schaal, de statistische kans om een kind met een vergelijkbare link-rechts positie te hebben, groter is voor ouders met gematigde en centrumposities. Bovendien zijn hier ook zogenaamde ceiling effects aan de orde: wanneer een ouder een relatief extreem standpunt inneemt, kan het kind zich slechts in één richting van de ouders bewegen, wat niet het geval is bij meer gematigde of centrumposities, waardoor het kind meer mogelijkheden heeft om zich te verplaatsen. Ten tweede laat deze figuur zien dat wanneer ouders een gelijksoortige ideologie hebben (linkerzijde) de afstand tussen de ideologie van moeder en kind meestal kleiner is, dan wanneer ouders een verschillende ideologie hebben (rechterzijde). In beide groepen is de overeenkomst tussen moeder en kind groter als de moeder een gematigder links-rechts positie inneemt, ongeacht de ideologische positionering van de vader.
Politieke socialisatie of overdracht van sociaaleconomische positie?
Een belangrijke vraag in dit soort onderzoek is natuurlijk wat de onderliggende reden is voor deze politieke overeenstemming tussen ouders en kinderen, en hoe dit in zijn werk gaat. Ongetwijfeld er is sprake van impliciete en wellicht ook expliciete overdracht van politieke attitudes van ouder op kind, zeker omdat we weten dat de frequentie van politieke discussies in het gezin een rol speelt. Dit is echter niet het hele verhaal. Naast recente inzichten over het tweerichtingsverkeer van deze ouder-kind relatie, en de rol van genen in politieke voorkeuren, is een andere verklaring de intergenerationele overdracht van de sociaaleconomische positie. Ouders en hun volwassen kinderen hebben vaak een vergelijkbare sociale klasse en bijbehorende sociaaleconomische positie. Aangezien er een verband is tussen deze kenmerken en politieke voorkeuren, kan dit ook een deel van de politieke ouder-kind overeenstemming verklaren.
Om dit mechanisme te testen, heb ik onderzocht in hoeverre er een overdracht is van politieke ideologie wanneer volwassen kinderen een andere sociaaleconomische positie innemen ten opzichte van hun ouders (sociale mobiliteit), op basis van surveygegevens uit Zwitserland en Duitsland. In onderstaande figuur zien we de invloed van de vaders links-rechts ideologie op die van hun volwassen kinderen, voor drie verschillende groepen: kinderen die geen, neerwaartse, of opwaartse sociale mobiliteit hebben ervaren. De uitkomsten laten zien dat, hoewel de verschillen in Zwitserland klein zijn, in beide landen er een kleiner effect van de vaders ideologie is wanneer de kinderen opwaartse mobiliteit hebben ervaren. Zij wijken dus meer af van hun vaders link-rechts positie in vergelijking met kinderen die dezelfde sociaaleconomische positie als hun ouders hebben. In Duitsland zien we dit verschil ook onder kinderen die neerwaartse mobiliteit hebben ervaren.
Verdere analyse van deze gegevens over tijd, toont aan dat het verschil tussen ouders en kinderen vaak al groter was onder de groep met opwaartse mobiliteit. Dat kan bijvoorbeeld verklaard worden doordat dit proces niet plotseling gebeurt, maar langere tijd in beslag neemt, bijvoorbeeld door het volgen van hoger onderwijs. Het kan dus zijn dat deze kinderen al eerder (geleidelijk) zijn gaan afwijken van de ideologie van de ouders tijdens hun studietijd. Dit raakt ook aan een ander thema dat in hedendaags onderzoek in politiek gedrag een belangrijke rol inneemt: de verschillen in politieke voorkeuren tussen hoger en lager opgeleiden. Verder onderzoek is nodig om de complexiteit verder te ontrafelen van de rol van ouders, onderwijs, en andere levenservaringen in de ontwikkeling van politieke voorkeuren.
Ronald Heijman zegt
Sociaal maatschappelijke afkomst, onderwijs, eigen persoonlijke ontwikkeling en persoonlijkheidskenmerken, ervaringen, empathisch vermogen, vrienden, werkomgeving, mediaconsumptie, mate van interesse in politiek, beïnvloedbaarheid, persoonlijke aantrekkingskracht politici, politieke programma’s, problemen en kansen in de maatschappij en bij het individu.
Dat zijn m.i. zoal de invloeden op de politieke keuzes.