Moeten partijen wel of niet meerdere kandidaten laten strijden voor het leiderschap? Vaak schrikken politici zelf hiervoor terug. Jolande Sap bijvoorbeeld vond dat Groenlinks te klein was voor competitie om het lijsttrekkerschap. Bij de PvdA in 2012 mochten er wel meerdere kandidaten zijn, maar ze moesten wel een beetje lief tegen elkaar doen. Partijen hebben liever niet dat de vuile was buiten komt te hangen. Immers, veel aandacht voor interne partij strubbelingen heeft wellicht een negatieve invloed op de peilingen. Aan de andere kant kan een competitie om het leiderschap ook een partij positief in het nieuws brengen. Het is een manier voor aspirant-leiders om kiezers te informeren en te enthousiasmeren. Misschien krijgen partijen zelfs een bonus door op een democratische manier een leider te selecteren. Dus heeft een competitie voor het leiderschap een positief of een negatief effect op de gepeilde electorale steun voor partijen?
Rutte vs Verdonk
Laten we als voorbeeld even de VVD nemen in 2006. Terwijl Rutte en Verdonk worstelde om het partijleiderschap – met soms vieze kneepjes – steeg de VVD gestaag in de peilingen. Voor de interne verkiezingscampagne peilde de VVD (gemiddelde van allepeilingen.com) op 22 zetels. Tijdens de campagne steeg het naar 27 zetels en in de periode van de verkiezing naar 34. Een stijging van maarliefst 12 zetels voor een verkiezing die juist de interne verdeeldheid van de VVD perfect in beeld bracht! Maar deze winst was wel van korte duur, binnen een paar maanden zakte de VVD weer terug naar 28 zetels.
Maar in het algemeen
Dit voorbeeld bevestigt de algemene trend. Ik heb voor een klein onderzoekje Noorse, Deense, Nederlandse en Engelse peilingen genomen (tijd verschilt per land) en een dataset gebruikt die aangeeft of er bij een leiderschapsverkiezing een (no contest) of meerdere kandidaten (contest) waren. Deze kandidaten kunnen op verschillende manieren gekozen worden: door de fractie, door de leden, door een partij congres of in het geval van Engeland een combinatie van verschillende methoden. Ik heb vervolgens gekeken naar (1) verschil tussen maand van leiderschapswisseling en de maand ervoor (staat als direct in grafiek), (2) verschil tussen maand van en na leiderschapswisseling en de maand ervoor (staat als direct plus month in grafiek) en het verschil tussen peilingen in de 6 maanden voor en tot 6 maanden na de leiderschapswisseling (after). Figuur 1 laat de resultaten zien. We zien dat in de maand dat een nieuwe leider aangesteld wordt partijen met een competitie voor het leiderschapsschap gemiddeld 1% procent stijgen in de peilingen, en partijen die niet zo’n competitie hebben stijgen niet. Dit effect wordt kleiner over tijd. Als we de maand van de wisseling en de maand erna meenemen is het effect al kleiner en in de voor wisseling/na wisseling analyse (helemaal rechts) is het effect nog kleiner (maar nog wel significant). Gemiddeld is het effect wel verdwenen na 6 maanden (niet in grafiek).
Figuur 1. Gemiddelde verandering in de peiling van een partij
Dus
De angst dat een interne verkiezing voor het leiderschap leidt tot een depressie in de peilingen is dus ongegrond. Partijen stijgen zelfs – tijdelijk – in de peilingen na zo’n verkiezing. Het meest voor de hand liggende mechanisme is de aandacht die zulke verkiezingen genereert. Kortom, laat aspirant-leiders maar wel met elkaar worstelen om het partijleiderschap.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.