Door Simon Otjes en Harmen van der Veer.
De discussies rondom Brexit lijken te suggereren dat Europese vraagstukken een sterk cultureel karakter hebben gekregen waarbij kosmopolieten vóór de Europese Unie zijn en nationalisten tegen. Tegelijkertijd had het politieke debat over Europese integratie tijdens de crisisjaren juist een sterk sociaaleconomisch karakter, waarin de vraag in hoeverre landen in de Eurozone zich moesten houden aan Europese begrotingsregels het debat domineerde. Hoe komen dit soort tegenstellingen tot uiting wanneer we kijken naar het daadwerkelijke stemgedrag in het Europees Parlement?
Sociaaleconomische tegenstellingen in het Europees Parlement
Economische thema’s zijn van oudsher terug te vinden op een conventionele links-rechtsdimensie, terwijl onderwerpen als immigratie en Europese integratie verbonden zijn aan een tweede, meer cultureel bepaalde dimensie (zie hier). In een recente publicatie in European Union Politics laten wij zien dat in de periode 2009-2014 de tegenstelling tussen pro- en anti-Europese partijen steeds sterker naar voren komt in het stemgedrag van Europarlementariërs. Economische debatten in het Europees Parlement volgen niet meer zo zeer een economische links-rechtslogica tussen bijvoorbeeld voor- en tegenstanders van overheidsbemoeienis in de economie, maar zijn steeds meer gebaseerd op een tegenstelling tussen pro-Europese (voor Europese inmenging in begrotings- en sociale politiek) en anti-Europese (tegen Europese bemoeienis op deze terreinen) idealen. Zo wordt de economische koers van de Europese Commissie, met haar sterke nadruk op begrotingsdiscipline, gesteund door zowel de sociaaldemocraten als de grote pro-Europese partijen op rechts zoals de liberalen en de Christendemocraten, terwijl de partijgroepen op de ideologische flanken juist tegen dit soort voorstellen stemmen.
Radicaal-links en radicaal-rechts verschillen overigens wel in de onderbouwing van hun stem tegen het beleid van de Commissie. De meeste radicaal-rechtse partijen zijn ‘hard-eurosceptisch’, zoals Szczerbiak en Taggart dat omschrijven, en willen dat hun land uit de Europese Unie stapt. De meeste radicaal-linkse eurosceptische partijen verzetten zich tegen de huidige koers van de Europese Unie en de overdracht van verdere competenties naar de Europese Unie, maar zijn uiteindelijk niet per se tegen het lidmaatschap van hun land in de Europese Unie (we zien iets soortgelijks terug bij kiezers).
Een model met twee dimensies
Nu de Eurozone in rustiger vaarwater lijkt te zijn beland willen we de meest recente stemmingen in het Europese Parlement aan een soortgelijke analyse onderwerpen. In de figuur hieronder zien we een ruimtelijk model op basis van 429 hoofdelijke stemmingen in het Europees Parlement over economische, monetaire, sociale en werkgelegenheidsonderwerpen tussen de verkiezingen van 2014 en het begin van 2016.
Wij kiezen hier voor een tweedimensionale weergave. De verticale dimensie, die de radicaal-linkse partijen (donkerrood), de eurosceptici van Europa van Vrijheid en Directe Democratie (oranje) en veel van de niet-ingeschreven leden (grijs) boven in de figuur scheidt van christendemocraten (zwart), sociaaldemocraten (rood) en liberalen (blauw) onderaan, is belangrijker dan de horizontale dimensie. Dit is te zien aan het feit dat de partijen meer gespreid zijn langs de verticale dimensie en meer geconcentreerd zijn op de horizontale dimensie. De groenen (groen) en de Europese Conservatieven en Hervormers (donkerblauw) nemen op deze verticale dimensie een middenpositie in. Op sommige stemmingen stemmen ze mee met eurosceptisch links en rechts, terwijl ze op andere stemmingen meegaan met de pro-Europese partijen. Tussen deze partijgroepen zien we overigens wel een helder onderscheid op de horizontale dimensie.
De Nederlandse partijen in het EP volgen een soortgelijk patroon (zie hierboven met daarin Nederlandse EP-leden en medianen voor de EP-groepen). Helemaal onder in de figuur in het midden staat het CDA. Waar het sociaaleconomische onderwerpen betreft is het CDA de meest pro-Europese partij van Nederland. Net boven hen staat D66. Net rechts daarvan zien we de VVD terug; VVD-Europarlementariërs nemen in hun eigen fractie een excentrische positie in, omdat zij rechtser zijn dan de meer links-liberale hoofdmoot in hun eigen fractie. Boven de VVD staan de ChristenUnie en de SGP. Deze partijen zien we in Nederland vaak terug in het eurosceptische kamp, maar staan wat stemgedrag betreft relatief dicht bij de ‘Brusselse consensus’. Aan de linkerkant van de figuur vinden we GroenLinks terug, die hiermee een middenpositie inneemt tussen de pro-Europese partijen en de eurosceptici. Boven GroenLinks zien we de SP en de PvdD, die beiden een duidelijk links-eurosceptistische positie innemen. Tenslotte staat rechts daarvan de PVV. Anders dan veel radicaal-rechtse partijen neemt de PVV geen middenpositie in op de links-rechtsdimensie: PVV-Europarlementariërs stemmen zowel anti-Europees als rechts.
Eurosceptisch links: eerder eurosceptisch dan links
Laten we tenslotte ook nog even verder inzoomen op radicaal-links. Sinds de Europese schuldencrisis zitten deze partijen electoraal in de lift, met name in het door de crisis hard getroffen ‘Zuid’-Europa (zie bijvoorbeeld dit overzicht). Bij de Europees Parlementsverkiezingen van 2014 won de Italiaanse Vijfsterrenbeweging uit het niets zeventien zetels, het Spaanse Podemos vijf zetels, het Ierse Sinn Fein drie zetels en in Griekenland verzesvoudigde SYRIZA haar zetelaantal. Samen ging de links-eurosceptische partijgroep er zeventien zetels op vooruit. De Vijfsterrenbeweging die een vergelijkbaar anti-Europees en anti-bezuinigingsprogramma heeft, bleef buiten deze groepering en sloot zich aan bij het Britse UKIP in de groep ‘Europa van Vrijheid en Directe Democratie’.
Deze links-eurosceptische partijen hebben een plek linksboven in de figuur. De mediane positie van EP-leden van de links-radicale partijen is weergegeven. Dat betekent dat ze over sociaaleconomische onderwerpen relatief vaak hetzelfde stemmen als radicaal-rechtse eurosceptische groeperingen zoals UKIP en het Front National. In de tweede plaats zien we een verwantschap met linkse groeperingen zoals de Groenen en de sociaaldemocraten.
We zien overigens maar weinig verschillen tussen de meer traditionele communistische partijen en de nieuwe anti-bezuinigingspartijen in de linkerbovenhoek. Dit is ondanks het feit dat er binnen deze Europese partijgroep nauwelijks fractiediscipline bestaat. Opvallend is ook dat de Italiaanse Vijfsterrenbeweging, aangesloten bij een andere (rechtse) partijgroep, vaak hetzelfde stemt als de radicaal-linkse eurosceptische partijen. In economisch opzicht staat deze Italiaanse partij dus ver af van de andere nationale partijen in haar eigen EP-fractie.
Al met al lijken de ontwikkelingen die in de periode 2009-2014 ingezet zijn zich te hebben doorgezet. Stemgedrag van Europarlementariërs op economische onderwerpen zijn veel minder gebaseerd op traditionale links-rechtstegenstellingen van markt tegenover staat, maar op een conflict tussen tussen voorstanders van Europese inmenging met economisch beleid en hen die zich verzetten tegen het beleid van de Commissie en de overdracht van begrotingstaken naar het Europese niveau.
Beeld: Diliff (eigen werk) [CC BY-SA 3.0 or GFDL], via Wikimedia Commons
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.