In de analyses van de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van anderhalve maand geleden was er relatief weinig aandacht voor de PvdA. Er is veel gesproken en geschreven over de winst van radicaal rechts en het gezamenlijke verlies van de linkse partijen. Over specifiek de PvdA ging het echter nauwelijks. Bovendien verplaatste de aandacht zich al vrij snel naar de kabinetsformatie. Niet gek gezien de openbaarmaking van de notities en notulen die eigenlijk geheim hadden moeten blijven.
Dat de PvdA minder prominent aanwezig was in de verkiezingsanalyses komt waarschijnlijk doordat de partij op hetzelfde aantal zetels uitkwam als bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen. Toch zal de uitslag voor de sociaaldemocraten als een grote teleurstelling hebben gevoeld. Bij de vorige verkiezingen was de PvdA bijna driekwart van haar kiezers verloren. Dit grote verlies, zo werd lange tijd gedacht, was in ieder geval gedeeltelijk het gevolg van grote ontevredenheid met de deelname aan Rutte-II. Nu, na vier jaar oppositie, zou toch in ieder geval een deel van die kiezers moeten kunnen worden teruggewonnen.
Dat is (netto) dus niet gebeurd. De uitslag die de PvdA vorige maand heeft neergezet is opnieuw een bevestiging van de neergang van de sociaaldemocratie. Een neergang die niet alleen plaatsvindt in Nederland; in de afgelopen vijftien jaar zijn West-Europese sociaaldemocratische partijen meer dan 10 procentpunt van hun aanhang kwijtgeraakt.
Genoeg reden dus om het toch nog even over de sociaaldemocraten te hebben. De fundamentele vraag is wat er nu aan de hand is met de sociaaldemocratie. En hoe kunnen sociaaldemocratische partijen het tij keren? In het afgelopen jaar zijn er verschillende politicologische studies verschenen die precies op deze vragen in gaan. Hieronder een overzicht van de belangrijkste conclusies en hun implicaties.
De electorale coalitie van de sociaaldemocraten
Giacomo Benedetto en collega’s bestuderen in een recent artikel het grote verhaal. Ze richten zich niet alleen op de neergang van de sociaaldemocratische partijen sinds pakweg de millenniumwisseling, maar kijken naar de gehele afgelopen eeuw, en bestuderen daarbij sociaaldemocratische partijen in maar liefst 31 Europese landen.
Ze beschrijven daarbij de evolutie van de sociaaldemocratie aan de hand van drie golven. De eerste golf ontstond vlak na de Eerste Wereldoorlog. Veel linkse partijen verlieten toen het revolutionaire pad en besloten te proberen hun doelen via de parlementaire weg te bereiken. De tweede golf, die vlak na de Tweede Wereldoorlog ontstond, veranderde de sociaaldemocratische partijen langzaamaan in zogenaamde catch-all-partijen die als doel hadden grotere groepen kiezers aan zich te binden. De derde golf ontstond in de jaren negentig rondom het idee van de ‘Derde Weg’; sociaaldemocratische partijen in allerlei landen zochten in steeds sterkere mate een middenweg tussen socialisme en liberalisme.
Het fluctuerende succes van sociaaldemocratische partijen moet volgens de onderzoekers gezien worden tegen de achtergrond van deze drie golven, en kan specifieker gelokaliseerd worden in de opkomst en ondergang van een specifieke ‘electorale coalitie’. In eerste instantie richtten de sociaaldemocraten zich met name op de industriële arbeidersklasse. Door hun grote populariteit bij deze groep konden ze groeien. Er zat echter een duidelijke grens aan die groei, aangezien de arbeidersklasse maar een relatief beperkt deel van de bevolking omvatte. Toch wisten de sociaaldemocraten verder door te groeien. Dit deden ze door hun opvattingen te matigen en zo ook aantrekkelijk te worden voor een andere groep kiezers: werknemers in de publieke sector – een groep die bovendien steeds groter werd. Maar hoe meer sociaaldemocraten zich gingen richten op deze jonge, hoogopgeleide, stedelijke, en progressieve kiezers, hoe minder goed ze er in slaagden hun traditionele achterban aan te spreken. Daar kwam nog bij dat de groep van industriële arbeiders met de jaren ook steeds kleiner is geworden.
De opkomst van de culturele scheidslijn
Rond de millenniumwisseling kwam daar voor de sociaaldemocraten nog een belangrijk probleem bij. In de politiek manifesteerde zich steeds duidelijker een culturele scheidslijn met aan de ene kant de lager opgeleide ‘verliezers van globalisering’ die zich zorgen maken over immigratie en Europese integratie en radicaal-rechtse partijen die soortgelijke zorgen uiten, en aan de andere kant de ‘winnaars van globalisering’ die multiculturalisme en open grenzen juist toejuichen en stemmen op groene en sociaalliberale partijen. De opkomst van deze nieuwe scheidslijn zette de spanningen binnen de electorale coalitie van de sociaaldemocraten op scherp.
Dit riep een belangrijke vraag op waar sociaaldemocraten, maar ook journalisten, onderzoekers en anderen, tot op de dag van vandaag mee worstelen: hoe moeten sociaaldemocraten met deze spanning omgaan?
Een veelgehoord antwoord: richt je op de verliezers van globalisering en probeer zo de alliantie met de traditionele achterban te herstellen. Het idee is dat sociaaldemocratische partijen door het innemen van restrictievere posities op het gebied van immigratie en Europese integratie lager opgeleide kiezers die naar radicaal-rechtse partijen zijn overgelopen terug kunnen winnen. Mensen die deze analyse onderschrijven verwijzen vaak naar Denemarken, waar de sociaaldemocraten het nog steeds goed doen tijdens verkiezingen. En op cultureel vlak duidelijk naar rechts zijn bewogen.
PVV-corvee een goed idee?
Is deze strategie van wat de sociaaldemocratische versie van ‘PVV-corvee’ genoemd zou kunnen worden een verstandige keuze? Daar zijn aanwijzingen voor. Jae-Jae Spoon en Heike Klüver laten op basis van een analyse van 15 verkiezingen in 6 landen (tussen 1998 en 2013) zien dat mensen die op linkse partijen stemmen minder geneigd zijn om naar radicaal-rechtse partijen te switchen als hun partij sterker anti-immigratie wordt. Dit wijst er op dat linkse partijen die op cultureel vlak richting radicaal rechts bewegen deze partijen de wind uit de zeilen nemen.
Dit is een opvallend en interessant resultaat. Maar het is wel belangrijk hier bij aan te tekenen dat de onderzoekers niet specifiek naar sociaaldemocratische partijen hebben gekeken (ze kijken naar alle linkse partijen samen, inclusief groene en radicaal-linkse partijen), en bovendien op basis van hun analyses geen uitspraken kunnen doen over de vraag of linkse kiezers dan wel naar andere dan radicaal-rechtse partijen overlopen.
Een andere recente analyse, uitgevoerd door Werner Krause en een aantal collega’s, richt zich specifiek op middenpartijen. De auteurs bestudeerden meer dan 150 verkiezingen in 17 West-Europese landen in de afgelopen halve eeuw en ontdekten dat het overnemen van het restrictieve immigratievertoog van radicaal-rechtse partijen het succes van deze partijen niet belemmert. Integendeel. Wanneer linkse (of rechtse) middenpartijen richting radicaal rechts bewegen lijkt dit radicaal rechts eerder zetels op te leveren dan zetels te kosten.
Overigens laat onderzoek van onder andere Silja Häusermann zien dat de electorale overloop van sociaaldemocratische partijen naar radicaal rechts zeer beperkt is. Het zijn eerder groene en sociaalliberale partijen die van de leegloop van de sociaaldemocraten profiteren.
Toch is het nog altijd goed mogelijk dat sociaaldemocratische partijen wel degelijk de arbeidersklasse van zich vervreemd hebben met hun nadruk op culturele en ethische thema’s als gendergelijkheid, immigratie en Europese eenwording. Mogelijk zijn deze kiezers niet naar radicaal rechts overgelopen, maar naar radicaal links. Het is ook niet ondenkbaar dat ze helemaal niet meer zijn gaan stemmen.
Tarik Abou-Chadi en Markus Wagner bestuderen 42 verkiezingen in 13 West-Europese landen tussen 2002 en 2016 en laten weinig heel van de verklaring dat progressieve en kosmopolitische partijposities een belangrijke verklaring zijn voor de sociaaldemocratische neergang. Oudere en lager opgeleide kiezers uit de arbeidersklasse zijn niet minder geneigd op sociaaldemocratische partijen te stemmen als deze partijen progressiever zijn. Je zou eerder kunnen stellen dat sociaaldemocratische partijen die niet progressief en kosmopolitisch genoeg zijn jongere en hoger opgeleide professionals van zich vervreemden. En dat is een groot probleem gezien de stijging van het opleidingsniveau en het toenemende belang van jongeren in de politiek.
Focus op links in z’n geheel
Toch, zo stellen Frederik Hjorth en Martin Vinæs Larsen, moeten we voorzichtig zijn met de conclusies die we uit deze bevindingen trekken. Dat het naar rechts bewegen op sociaal-cultureel vlak gemiddeld negatief uitpakt voor de sociaaldemocraten zelf, betekent nog niet dat dit ook een nadelige strategie is voor links in zijn geheel. Aan de hand van een in Denemarken uitgevoerd experiment laten de onderzoekers zien dat het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is dat het innemen van restrictievere posities op het gebied van immigratie uiteindelijk goed kan uitpakken voor het linkse blok in zijn geheel.
De redenatie is als volgt. Met een dergelijke strategie kunnen sociaaldemocraten zich (weer) aantrekkelijk maken voor kiezers die zich aangetrokken voelen tot radicaal-rechtse partijen. Dat is de winst. Als je daarmee evenveel kosmopolitische en progressieve kiezers kwijtraakt heb je netto niet gewonnen of verloren. Maar, en dat is hun centrale punt, als je die kiezers bent kwijtgeraakt aan andere linkse partijen met wie je uiteindelijk gaat samenwerken, heb je als links blok een nettowinst geboekt. Let wel: als sociaaldemocratische partij heb je dus alleen iets aan deze strategie als vervolgens regeringsdeelname mét die andere linkse partij of partijen in het verschiet ligt.
Hoewel een dergelijke strategie dus positief kan uitpakken, moet er wel aan een hoop voorwaarden worden voldaan. Bovendien roept het bewegen naar cultureel rechts ook andere belangrijke vragen op. De eerste is ideologisch van aard: in hoeverre past het pleiten voor een streng immigratiebeleid bij een sociaaldemocratische partij wier ideologie om het woord ‘solidariteit’ draait? De tweede vraag is een strategische: in hoeverre kun je als sociaaldemocratische partij op de langere termijn geloofwaardig een dergelijke boodschap blijven uitdragen? Ten derde is er het probleem van het legitimeren van radicaal rechts. Door op het gebied van immigratie richting radicaal rechts te bewegen maak je de boodschap van die partijen steeds meer ‘mainstream’. Op de langere termijn kan normalisering van het radicaal-rechtse gedachtegoed deze partijen in de kaart spelen.
Vier mogelijke strategieën
Over wat de beste strategie is zijn onderzoekers het dus niet eens. Wel kunnen er grofweg vier algemene strategieën worden onderscheiden die sociaaldemocraten kunnen inzetten. De eerste is de oud-linkse strategie. Deze strategie houdt in dat de sociaaldemocraten vooral sociaaleconomische thema’s als gelijkheid en herverdeling benadrukken en dus richting radicaal-links bewegen. De tweede strategie is de nieuw-linkse strategie. In dit geval wordt er een veel duidelijkere nadruk gelegd op zaken als multiculturalisme, gendergelijkheid en klimaat. Hier bewegen sociaaldemocraten vooral richting de groene partijen. De derde strategie richt zich op het politieke midden. De sociaaldemocraten blijven nog steeds relatief links op alle vlakken, maar bewegen niet verder die kant op. De nadruk wordt gelegd op gematigdheid, en de concurrentie wordt vooral aangegaan met middenpartijen. Tot slot is er de links-nationalistische strategie. Dit houdt een beweging richting radicaal-rechts in op met name het gebied van immigratie en Europese integratie (denk aan het PVV-corvee).
Wat is nu de beste strategie? Dat is heel lastig. Als het puur en alleen om het trekken van meer kiezers gaat lijkt een combinatie van een oud- en een nieuw-linkse strategie het beste te werken. Dus: het benadrukken van sociaaleconomische issues en daar uitgesproken linkse standpunten op innemen, maar tegelijkertijd ook niet terugschrikken voor een duidelijk progressieve en kosmopolitische boodschap als het gaat om zaken als bijvoorbeeld immigratie en identiteit.
Als het belangrijkste doel echter het verzwakken van rechts en het versterken van links in z’n geheel is, kunnen sociaaldemocraten mogelijk beter een andere strategie hanteren: de strategie van het politieke midden (of misschien zelfs de links-nationalistische strategie). Door zich op kiezers in het midden te richten zullen sociaaldemocraten wat kiezers van rechtse middenpartijen afsnoepen, en door zich op Henk en Ingrid te richten van radiaal-rechts. Tegelijkertijd zullen er dan, uit onvrede over deze strategie, behoorlijk wat kiezers verdwijnen richting de andere linkse partijen. Netto verliezen de sociaaldemocraten dan dus kiezers. Maar ze zorgen ervoor dat links in zijn geheel wint.
De grote vraag is natuurlijk wat de sociaaldemocraten zelf willen. Zichzelf versterken? Of zichzelf opofferen en links in zijn geheel versterken? Iets in mij vermoedt dat de PvdA deze laatste optie na twee dramatisch verlopen Tweede Kamerverkiezingen toch niet heel aantrekkelijk zal vinden…
Afbeelding: “PvdA” door Gerard Stolk (via Flickr).
Even een reactie op de grote lijn van Benedetto e.a. Daar blijft niet zo veel meer van over als je die toepast op Nederland. Als je kijkt waar de SDAP en de SDP rond 1900 hun stemmen en zetels vandaan haalden (Nederland had toen een districtenstelsel) dan kwamen die uit de vier grote steden (samen 9 zetels) en uit Groningen en Friesland (samen 7 zetels) en 2 uit de industriedistricten Enschede en Zaandam. Het noordelijk agrarische platteland was dus een belangrijke stemmentrekker.
Kijken we vanuit het oogpunt van industriele districten dan waren Zaandam en Enschede in socialistische handen, maar Tilburg, Eindhoven en Almelo in katholieke handen.
Dat laatste wijst op een andere belangrijke zaak, namelijk dat de SDAP nauwelijks temmen wist te winnen in katholieke streken en dat was niet omdat die katholieken allemaal hoogopgeleid waren, maar omdat er ook toen een zeer duidelijke culturele scheidslijn onder het electoraat bestond. Dat was niet iets dat pas rond 2000 opkwam zoals in de tekst wordt gesuggereerd. Ik wijs maar even kort op het werk van Stein Rokkan wiens cleavages ook cultureel van aard waren. (Tenzij je natuurlijk ontkent dat de religieuze tegenstellingen in Nederland onder de noemer culturele scheidslijnen vallen.)
Overigens is e.e.a. voor Nederland vrij gemakkelijk in te zien in ‘Verkiezingen op de kaart 1848-2010’, dat ik in 2011 met Henk van de Kolk en Gerrit Voerman heb geschreven.
“Het noordelijk agrarische platteland was dus een belangrijke stemmentrekker.”
Een fraai en veel voorkomend voorbeeld van westerse onwetendheid betreffende de geschiedenis van de noordelijke provincies. Googel strokarton en daarna aardappelmeel. Die industrie kwam op vanaf ongeveer 1870. Jawel, precies in de noordelijke gebieden waar die fabrieken stonden waren de linkse partijen het populairst.
Dank hiervoor. Over de culturele scheidslijn: daar doel ik idd alleen op de ‘vernieuwde’ immigratie-EU-dimensie. Die staat toch enigszins los van de ethisch-religieuze dimensie (met name in NL).
Als we de positie van de PvdA willen beschrijven zullen we toch vooral naar Nederland en de PvdA moeten kijken.
Haar dominante positie rond de vorige crisis van 2009-2015 is opgeofferd aan de neoliberale koers die is ingezet om te kunnen meeregeren met de VVD. Daarin heeft zij door mee te gaan in het verkeerde VVD beleid van toen om met grote maatschappelijke kostenbesparingen de crisis proberen te beheersen, haar draagvlak bij grote delen van de maatschappij en haar electoraat verloren. Zij heeft haar ziel verkocht, mede door een te dominante partijleider die zich emotioneel verbond aan Rutte en aan meeregeren met verkeerd beleid dat tegen de eigen achterban gericht was. Einde dominantie.
De PvdA gaf haar kiezers vele redenen om over te stappen op VVD, PVV, Groen Links en zelfs FvD, en om niet meer te stemmen.
Onder leiding van Asscher werd een moeizame, langzame groei ingezet. Net voor de laatste verkiezingen trad hij af en moest Ploumen het hals over kop overnemen. Het meest slechte tijdstip.
Intussen is haar traditionele achterban ontheemd en vergrijsd, en is een nieuw politiek concurrentieveld ontstaan in een gepolariseerde maatschappij, dat nauwelijks ruimte meer geeft voor groei voor de PvdA. Ze hebben hun bestaansrecht als belangrijke partij verloren en kunnen slechts in een linkse alliantie met de andere verliezende linkse partijen tot een nieuwe krachtige beweging komen. Mits zij een moderne, actuele boodschap, plan en oplossingen bieden voor de vele grote groepen burgers op verschillende sociaal – maatschappelijke niveaus, die lijden onder de vele tweedelingen in NL. Het betreft hier ca. 1/3 van de NL kiesgerechtigden. Een groot potentieel voor een nieuwe partij: Voor Mens en Maatschappij (de VMM).
de partijleider van de PvdA is vandaag afgetreden. Tijd voor fusiegesprekken.
Als iemand die graag verkiezingskaarten bekijkt is één onontkoombare geografische trend van de afgelopen twee decennia de opkomst van rechtse partijen in de traditioneel linkse arbeidersregio’s, hieronder een aantal voorbeelden:
1. Oost-Groningen & Limburgse mijnstreek – niet heel lang geleden was de SP hier altijd de grootste. Nu haalt de PVV (en FVD) er hun hoogste scores tijdens de verkiezingen.
2. De voormalige DDR – Sinds de val van de muur haalde Die Linke hier het gros van haar stemmen vandaan. Vandaag de dag is het het harteland van de AFD.
3. ‘Red wall’ in het noorden van Engeland, de Kiezers van dit Labour bastion waren instrumenteel in het zowel de ‘ja’ van het Brexit-Referendum in 2016 en de Conservatieve verkiezingsoverwinning in 2019.
4. De kolenmijnenregio in het Amerikaanse Appalachengebergte – Een voorheen democratische streek dat sinds eind jaren 90 naar de republikeinen beweegt. Op een enkele uitzondering zijn de democraten hier op presidentieel en statenniveau compleet geïmplodeerd sinds de komst van Trump.
Nu spelen in elk van deze regio’s andere factoren, toch is deze trend in grote delen van het westen waarneembaar, en dit zou niet mogelijk zijn zonder een merkbare beweging van kiezers van linkse partijen naar rechtse.