Bij recente verkiezingen waren er in veel landen opvallend scherpe verschillen tussen de stemkeuze van jonge en oudere kiezers. Het meest extreme voorbeeld is waarschijnlijk het Verenigd Koninkrijk, waar jonge en oudere kiezers sinds het Brexit-referendum lijnrecht tegenover elkaar zijn komen te staan. Bij de Britse verkiezingen van 2019 stemde slechts 21 procent van de jongeren onder de 25 jaar op de Conservatives, tegenover maar liefst 67 procent van de ouderen boven de 70. Ook in Nederland zijn er aanzienlijke leeftijdsverschillen in stemkeuze. In mijn artikel over jongeren in de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 liet ik bijvoorbeeld zien dat D66 bijna twee keer zoveel steun had in deze leeftijdsgroep en dat de kiezers van de PvdA en 50PLUS gemiddeld bijna 30 jaar ouder waren dan de kiezers van DENK en Forum voor Democratie.
Veel politicologen vermoeden daarom dat leeftijd misschien wel sociale klasse en religie aan het vervangen is als de belangrijkste sociaal-structurele voorspeller van stemkeuze. Recentelijk poneerden Pippa Norris en Ronald Inglehart deze stelling bijvoorbeeld in hun boek ‘Cultural Backlash.’
Toename sinds de jaren ‘50
Van NWO ontving ik vorig jaar een VENI-beurs voor een onderzoeksproject naar generatieverschillen in stemkeuze. Als onderdeel van dit project vergeleek ik het stemgedrag van jonge en oudere kiezers bij alle verkiezingen tussen 1948 en 2019 in 21 landen in West-Europa, Noord-Amerika en Australië. De eerste resultaten laten zien dat leeftijdsverschillen in stemkeuze inderdaad zijn toegenomen. De onderstaande grafiek toont voor elk decennium het gemiddelde verschil tussen het percentage stemmen dat elke partij kreeg onder jonge (leeftijd < 25) en oudere kiezers (leeftijd > 24).
Deze leeftijdskloof was in de jaren ’50 nog klein en nam vervolgens gestaag toe in de jaren ’60 en ’70, wat algemeen wordt gezien als een periode waarin de politiek werd opgeschud door jonge ‘babyboomers’. In de jaren ’80 en ’90, de periode waarin ‘generatie X’ de kiesgerechtigde leeftijd bereikte, namen de leeftijdsverschillen vervolgens weer af. Sinds de eeuwwisseling, de periode waarin ‘millennials’ het electoraat instroomden, is er echter weer een scherpe stijging. In de jaren ’10 bereikte de leeftijdskloof in stemkeuze zelfs een historisch hoogtepunt. Er is nu gemiddeld meer dan vijf procentpunten verschil tussen de steun per partij onder jonge en oudere kiezers.
Figuur 1: Het gemiddelde verschil (in procentpunten) tussen de steun van elke partij onder jonge (leeftijd <25) en oudere kiezers (leeftijd >24) in 21 landen tussen 1948 en 2019.
Hoe stemmen jonge kiezers?
Wereldwijd doen vooral radicaal progressieve partijen het beter onder jonge kiezers. Dat is altijd al zo geweest, maar de laatste jaren dus in versterkte mate. Deze stemkeuze van millennials is niet verwonderlijk aangezien zij in vergelijking met eerdere generaties gemiddeld veel positiever tegenover zaken als immigratie en Europese eenwording staan. Ook klimaatverandering leeft op dit moment sterk onder jongeren. De traditionele middenpartijen (bv. CDA en PvdA) doen het in de meeste landen juist bijzonder slecht onder jonge kiezers. Voor anti-immigratiepartijen is het patroon wisselend: Met enige regelmaat zien we dat anti-immigratiepartijen het relatief goed doen onder jongeren, maar dit patroon is niet zo consistent als voor radicaal progressieve partijen.
Figuur 2: De stemkeuze van Nederlandse jongeren (leeftijd < 25) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en de gemiddelde leeftijd van kiezers per partij.
Zoals te zien is in bovenstaande grafiek had Forum voor Democratie in 2017 bijvoorbeeld een relatief jonge achterban (iets dat overigens vaak geldt voor nieuwe partijen), terwijl de PVV juist voornamelijk oudere kiezers trok. Duidelijk is wel dat millennials volwassen zijn geworden in een periode van scherpe polarisatie over culturele thema’s zoals immigratie. Dit soort vraagstukken lijkt dan ook zwaar te wegen in de stemkeuze van millennials aan zowel de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum.
Methodologische verantwoording: Figuur 1 is gebaseerd op een analyse van nationale verkiezingsonderzoeken uit de volgende 21 landen: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, IJsland, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. De afgebeelde periodeverschillen zijn statistisch significant en veranderen niet na controle voor landenverschillen. Vanzelfsprekend zijn er ook andere manieren om te kijken naar leeftijdsverschillen in stemkeuze. Deze analyse, die specifiek kijkt naar de jongste leeftijdsgroep, is slechts een eerste stap in een vierjarig onderzoek.
Afbeelding: “Woman holding cardboard” door Josh Barwick via Unsplash.
Erik Thomassen zegt
Figuur 2 heeft nog een verantwoording nodig!
Het is gebruikelijk bij een dergelijke grafiek om bij de spreiding de standaarddeviatie als maat te gebruiken voor de breedte van de streep (standaarddeviatie standaard normale verdeling, http://www.wiskunde.net/de-normale-verdeling#.Xzu8YKdxdPY) . Je hebt daarbinnen dan 68% van alle stemmen te pakken. Ik kan me echter niet voorstellen dat dat hier is gebeurd! Kortom, er is meer toelichting nodig bij de op zichzelf interessante grafiek!
Roderik Rekker zegt
De verantwoording voor deze analyse is de vinden in het artikel over jongeren in de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 waar deze blog naar linkt. De strepen zijn een 95% betrouwbaarheidsinterval rondom de puntschatter, dat is dus ±1,96x de standaardfout. Een betrouwbaarheidsinterval o.b.v. de standaardfout is gebruikelijker (en in mijn ogen informatiever) dan een verdeling o.b.v. de standaardafwijking.
S. zegt
Hoe zit het met opleidingsniveau en migratieachtergrond? Ofwel, wat zou er gebeuren als je de data op deze manier splits per partij? Ik kan me voorstellen dat hoopgeleide jongeren onder de 25 simpelweg een hogere opkomst hebben dan middelbaar-/laagopgeleide jongeren, en (tegelijk) op progressieve partijen stemmen; om nog maar te zwijgen over het feit dat deze groep gegroeid is. Ook heeft 25 procent van de Nederlandse bevolking ‘een migratieachtergrond’, en dit aantal groeit – met name in het jongste leeftijdscohort – nog altijd. De tweede generatie stemt nu voor het eerst, dat zal zeker niet ‘conservatief’ zijn (DENK, D66 of GL). Wat als deze effecten meegenomen worden?
Aan de andere kant: als het leeftijdsverschil tussen partijen toeneemt, is er misschien niet eens een reden om verder de data in te duiken, ongeacht opleidingsniveau. Dat we met z’n alle progressiever worden, is dan duidelijk.
Roderik Rekker zegt
Dat van die hogere opkomst onder hoogopgeleide jongeren is ook een van de verklaringen die ik aandraag in het hoofdstuk waaruit deze grafiek afkomstig is (zie de link in de blog). Dat Nederlanders met een migratieachtergrond gemiddeld relatief jong zijn is denk ik ook een van de verklaringen voor het feite dat DENK een relatief jong electoraat had (naast een aantal andere factoren). De stemkeuze van jongeren uitsplitsen naar opleiding en migratieachtergrond is met deze data lastig, want dan worden de groepen erg klein en de schattingen erg onbetrouwbaar. Ander onderzoek dat ik heb gedaan laat wel zien dat millennials ook los van hun hogere opleidingsniveau progressiever zijn op thema’s als immigratie dan eerdere generaties, dus het is in ieder geval niet de hele verklaring.
S. zegt
Bedankt! En jammer dat het niet mogelijk is om de data per partij te splitsen naar opleiding en migratieachtergrond…
Is er toevallig iets bekend over ‘stagnatie’ in de generational displacement hypothesis van Inglehart en Norris?
In een uitzending van tegenlicht – waaronder een interview met socioloog Quita Muis – bleek de jongste generatie nog altijd progressiever dan de oudste generatie, maar niet progressiever dan ‘Millennials’ (al is de conceptualisering ’twijfelachtig’, want 1998-2002 is een maatschappelijk keerpunt)
(https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2019-2020/lekker-conservatief.html)
Roderik Rekker zegt
De suggestie van Tegenlicht dat er momenteel een conservatieve of conservatievere generatie is opgestaan is in mijn ogen gewoon een hoax. Ik wil absoluut niets afdoen aan Quita Muis of haar onderzoek, maar dit onderzoek wordt door Tegenlicht totaal uit zijn verband gerukt en verkeerd uitgelegd. Het gaat hier om één onderzoek waaruit bleek dat de jongste groep nét iets minder progressief was op opvattingen over specifiek abortus. Daar kan je absoluut niet uit opmaken dat er nu een conservatievere generatie is opgestaan omdat opvattingen over abortus al lang niet meer centraal staan in het politieke debat. De dimensie conservatief-progressief gaat tegenwoordig veel meer over thema’s als immigratie, racisme en Europese eenwording, en op die thema’s zijn jongeren véél progressiever. Zie bijvoorbeeld deze grafiek uit een van mijn eerdere onderzoeken: https://twitter.com/RoderikRekker/status/1148892474213056513?s=20.
R. Heijman zegt
Sociale achtergrond, religie en leeftijd, zjjn m.i. inderdaad, weinig zeggende en achterhaalde doelgroep criteria voor keuzes voor welke politieke partijen men kiest. De maatschappelijk grote themas zijn relevanter, zoals:
Economische speerpunten, verdeling van de opbrengst van economie, werkgelegenheid, belastingdruk over inkomens en vermogensgroepen, koopkrachtontwikkeling voor inkomensgroepen, bescherming van zwakkeren en kwetsbaren, al dan geen bevoordeling van grote bedrijven en sectoren, immigratie en integratie, milieu en klimaatbeleid, buitenlands beleid en internationale samenwerking, sanctiebeleid en mensenrechten, kwaliteit en kosten onderwijs, kwaliteit en kosten gezondheidszorg, veiligheid en criminaliteit, defensie en internationale samenwerking, EU als supra nationaal politiek orgaan, keuze voor Rijnlands- of Angel Saksisch maatschappelijk model, etc.
Politieke partijen zouden zich hierlangs beter moeten positioneren en profileren. Zodat kiezers beter hun keuzes kunnen maken. En onderzoekers en de pers beter kunnen duiden waarom kiezers voor een partij stemmen. De politiek op een hoger niveau brengen, ook voor de nu slecht geinformeerden, die vaak hun onderbuikgevoel volgen, en zo vaak tegen hun belang hun stem uitbrengen of niet stemmen.