Afgelopen weekend kwam Martin Sommer (Volkskrant, paywall) tot een inzicht. De huidige politiek en de opkomst van de PVV in de peilingen, kan je niet alleen verklaren met verwijzing naar economische tegenstellingen. Je zou kunnen zeggen dat hij er wat laat bij is. Het is immers 2015, terwijl de omslag al in 2002 plaatsvond. Maar opvallender is dat Sommer stelt dat Nederlandse politicologen pas in 2008 (!) tot deze realisatie zijn gekomen. Sommers grote uitspraken tonen vooral een gebrek aan kennis van de Nederlandse politicologie. Hij heeft zijn huiswerk niet gedaan.
Nederlandse politicologen en de omslag van 2002
Sommer stelt: “Pas in 2008 (!) verscheen het baanbrekende artikel van de politicologen Aarts en Thomassen over ‘een nieuwe dimensie in de Nederlandse politiek’”. Het inderdaad uitstekende artikel van Aarts en Thomassen [paywall] kan ik iedereen aanraden. Het geeft een integrale analyse van kiezersprioriteiten, -opvattingen, -posities, en -gedrag vanaf 1989. Maar laten we niet doen – zoals Sommer suggereert – alsof Nederlandse politicologen pas sinds 2008 hierover schreven.
Al in 1997 merkten de Leidse kiezersonderzoekers Irwin en Van Holsteyn dat het thema immigratie vanaf 1994 een van de belangrijkste thema’s was geworden onder kiezers. Het belang van dit thema onder kiezers en in campagnes in 2002 werd in 2003 en 2004 in zeker drie artikelen – door Van Praag (UvA), door Kleinnijenhuis et al (VU), en door Van Holsteyn (UL) – herhaald.
De Leidse politicoloog Andeweg (UL) waarschuwde al in 2000/2001 voor het risico dat een consensusdemocratie met een brede coalitie (zoals Paars tussen 1994 en 2002) ruimte bood voor de opkomst van populistische partijen, doordat coalitiepartijen zouden worden gedwongen naar het midden op te schuiven. Deze voorspelling sprak hij al uit voordat Pim Fortuyn zich in augustus 2001 verbond aan Leefbaar Nederland en een serieuze factor werd in de aankomende verkiezingen.
Dat er in 2002 daadwerkelijk een omslag had plaatsgevonden en de partijcompetitie wezenlijk van structuur was veranderd, toonden Huib Pellikaan (UL), Sarah de Lange en ik (beiden nu UvA) en ik in 2003 in Acta Politica op basis van inhoudsanalyse van partijprogramma’s (zie ook dit Nederlandstalige hoofdstuk van Pellikaan in het Jaarboek 2002 van het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen). We laten zien dat de Paarse regeringen ethische tegenstellingen overbodig maakten, doordat het CDA niet bereid bleek om het ethisch beleid van Paars wezenlijk terug te willen draaien. In plaats daarvan signaleren we de opkomst van een nieuwe politieke dimensie: die tussen multiculturalisme en monoculturalisme. Figuur 1 toont de posities van partijen in 2002 op die dimensie. Opvallend is dat de VVD op het verkiezingscongres van 2002 grote aanpassingen doorvoerde op juist de culturele dimensie in de hoop nog te kunnen concurreren met de LPF.
In 2007 verscheen bovendien een vervolgstudie die de theoretische verklaring nader uitwerkt: doordat onder Paars 2 (met een cultureel gematigde VVD onder Dijkstal als vervanger van de uitgesproken Bolkestein) een wezenlijke oppositie binnen het parlement nagenoeg ontbrak, zeker op rechts, ontstond er ruimte voor oppositie van buitenaf. Pas vanaf 2002 sloten de prioriteiten van Nederlandse kiezers weer aan op het aanbod van partijen.
Ivoren toren?
Er waren, kortom, ook al voor 2008 meer dan genoeg artikelen over de dimensionele omslag van 2002. Dat waren bovendien ook niet de meest obscure artikelen, zo bevestigt Google Scholar. Verschillende van de zojuist aangehaalde studies zijn bovendien Nederlandstalig. En andere zijn via onder meer opiniestukken en lezingen wel degelijk verspreid. Het stuk van Pellikaan et al. uit 2003 had nog voor publicatie al geleid tot stukken in Trouw, op nederlandkiest.nl, en tot een uitgebreid artikel in de Groene Amsterdammer. Alle informatie lag – Nederlandstalig – voor het oprapen.
Maar dat Sommer de artikelen niet gelezen heeft, betekent niet dat ze niet bestaan.
Kiezers zijn gaan kiezen
Sommer beweert ook dat tot 2008 ‘geringschattend’ is gedaan over onberekenbare, grillige kiezers. Dat klopt, althans als hij het heeft over columnisten en opiniemakers. Elsevier-hoofdredacteur Joustra noemde kiezers in 1994 ‘ballonnetjes die in de wind dansen’. Arnold Heertje, Bram Peper en Lennart Booij schreven in 2002: ‘Het is al jaren duidelijk dat de kiezers op drift zijn’. Socioloog Schuyt meende: ‘De Nederlandse kiezers lijken wel stuifzand. Ze waaien, met het geringste zuchtje wind, alle kanten op.’
Maar dit ging na 2008 net zo hard door. Hans van Mierlo (D66) liet in 2009 in Vrij Nederland optekenen: ‘De kiezers doen maar wat. Die pakken elke trein die voorbij komt en er een beetje leuk uitziet’. Wim Deetman (CDA) zou in 2011 de kiezers ‘emotioneel, irrationeel, of intuïtief’ hebben genoemd. En Alexander Pechtold (D66) stelt: ‘de kiezer vindt steeds vaker dat hij de laatste keer zélf geen gelijk had’.
De neerbuigendheid die uit deze uitspraken blijkt is enorm. Dat kiezers dat hun werk zijn gaan doen lees je maar zelden. Jacques Thomassen concludeerde in 2010: ‘het is niet goed of het deugt niet: de kiezer is gaan kiezen’ en ‘Kiezers willen met hun stem invloed uitoefenen op het overheidsbeleid en niet zozeer hun vertrouwen uitspreken in deze of gene politicus of politieke partij’. Onderzoek van UvA-politicologen (waaronder ikzelf) uit 2011 toont dat de meeste kiezers twijfelen tussen twee of drie partijen die ideologisch dicht bij elkaar liggen op economisch en/of cultureel gebied, en dat veranderlijk kiesgedrag een teken is van emancipatie.
Blijkbaar is die boodschap nog onvoldoende doorgedrongen.
Bob Lagaaij zegt
Vooropgesteld: ik lees Martin Sommer graag en vrijwel altijd met instemming. Maar dit scherp geschreven stuk – goed onderbouwd bovendien – zaait twijfel aan zijn Vrij Uitzicht van afgelopen zaterdag.
Herman van de Werfhorst zegt
Ik mis Middendorp, Ideology in Dutch Politics, ik dacht 1986. Dat is dus nog eerder dat de politieke ruimte in een sociaal-economische en sociaal-culturele dimensie werd ingedeeld.
Cas Mudde zegt
Ik dacht ook aan Middendorp, al was dat op zich een andere dimensie dan de autoritair-libertair (GAL-TAN) dimensie die vooral aan immigratie is gekoppeld.
Roy Kemmers zegt
Goed punt!
Ik dacht aan Hanspeter Kriesi, met zijn boek uit 1993 over NL. Ben de titel even kwijt. Had ook een assenstelsel met groot gat (dwz geen partijen) in de cultureel-rechtse hoek.
Tom van der Meer zegt
Ik heb politicologen als Middendorp en Kriesi niet genoemd, omdat ik ze niet expliciet in verband kon brengen met de omslag van het partijstelsel in 2002; althans niet op dezelfde manier zoals de andere auteurs/onderzoeken daar in tamelijk directe zin betrekking op hebben.
Ik had in een draft-versie van het stuk nog een uitvoerige paragraaf met varianten van de culturele dimensie die aan 1997-2007 vooraf gingen in Nederland, en varianten ervan in andere landen. Maar uiteindelijk heb ik dat geschrapt, omdat het te veel af zou leiden van mijn hoofdpunt in deze tekst.