De VVD wil het. De PVV wil het. Minder Tweede Kamerleden. Het vorige kabinet diende zelfs een wetsvoorstel in om dit mogelijk te maken. In een recent artikel (paywall) vragen wij ons af welke factoren de kans verhogen op een daadwerkelijke vermindering van het aantal Kamerleden.
Er is maar weinig onderzoek gedaan naar de vraag waarom parlementen een bepaald aantal zetels hebben. Dit is opmerkelijk want als er een nieuwe grondwet wordt geschreven, wordt er vaak naar politicologen gekeken om te bepalen hoe groot het parlement zou moeten zijn. Zo gaf de Amerikaanse politicoloog Andrew Reynolds in 2011 advies aan Egypte en Libië over de grootte van hun parlement en gaf de Britse politicoloog Alan Renwick in 2013 het microstaatje Jersey advies over hetzelfde thema.
Het bestaande onderzoek van de Estse politicoloog en natuurkundige Rein Taagepera (paywall) vormt daarbij vaak de leidraad. Hij stelt een derdemachtswortelwet voor: het parlement is ongeveer zo groot als de derdemachtswortel van de bevolking. In Denemarken, bijvoorbeeld, werkt dit vrij goed: met een bevolking van 5.699.220 zou zij volgens deze regel een parlement moeten hebben met 178.6 leden. Het zijn er nu 179. Maar Denemarken is niet het enige land waarin dit werkt. Deze wet lijkt vrij universeel op te gaan.
Nederland is een uitzondering: Nederland heeft nu een bevolking van 17.100.715 mensen. Dat is drie keer de bevolking van Denemarken. Toch heeft Nederland een kleiner parlement. Als we de derdemachtswortelwet mogen geloven zou Nederland een parlement met 258 leden moeten hebben in plaats van 150.
Maar het debat in Nederland zit muurvast. De PVV en de VVD stelden een kleiner parlement voor in hun programma’s maar ze zijn nog ver af van de benodigde (twee-derde) meerderheid. En niemand stelt voor om de Tweede Kamer uit te breiden. De laatste partij, bij ons weten, die daar voorstander van was, was de PSP in 1986: ze wilden van 150 naar 225 leden gaan. De partij haalde toen één zetel.
Maar wanneer veranderen parlementen van grootte? Ons onderzoek laat zien dat parlementen uitgebreid worden als de bevolking groeit en de verhouding tussen bevolkingsgrootte en parlementsgrootte niet meer in balans is. Daarnaast vinden we dat als er veel kleine partijen in het parlement zitten, het parlement groter wordt. Deze kleine partijen hebben er het grootste voordeel van als het parlement wordt uitgebreid: denk maar aan de PSP in 1986. Als er geen 150 maar 225 Tweede Kamerleden waren geweest had deze partij niet één Kamerlid gehad die over alle onderwerpen wat moet zeggen maar twee Kamerleden. Dat halveert meteen de werklast.
Echter een krimpende bevolking of een ‘te groot’ parlement voor de bevolking is geen oorzaak voor het verkleinen van parlementen. Het is ook niet zo dat als grote partijen het parlement domineren zij de neiging hebben om het parlement te verkleinen: het kan ook voor grote partijen gunstig zijn om een groot parlement te hebben, want dan hebben ze veel ‘postjes’ om te verdelen onder hun partijleden. Welke factor speelt hierbij dan wel een rol? We vinden dat als een land een krimpende economie heeft, parlementen worden verkleind. De politiek zal in zulke periodes voortdurend slecht nieuws moeten brengen of bezuinigingen op sociale voorzieningen moeten aankondigen. Beloven te ‘snijden in het eigen vlees’ is een manier om de aandacht hiervan af te leiden. De VVD en de PVV deden hun voorstellen niet voor niets in de periode 2010-2012 toen Nederland er economisch slecht voorstond en er veel over bezuinigingen gesproken werd.
Het meest opvallende is misschien wel dat Nederland structureel minder Kamerleden heeft dan we op basis van de theorie mogen verwachten. Het figuur hierboven laat de verhouding zien tussen het daadwerkelijke aantal leden van de Tweede Kamer en het aantal leden dat we op basis van de theorie mogen verwachten tussen 1815 en nu. Bij nul heeft Nederland zoveel Kamerleden als we op basis van de derdemachtswortelwet mogen verwachten. De Tweede Kamer (de zwarte lijn( komt daar nooit in de buurt. De drie stippellijnen geven aan hoe sterk de kans dat de Tweede Kamer uit zou breiden, toeneemt als de verhouding tussen de verwachtte en de daadwerkelijke parlementsgrootte die lijn doorsnijdt. Zelfs nadat het Nederlandse parlement is uitgebreid (zoals in 1888 en 1956), zou verdere uitbreiding nog steeds waarschijnlijk zijn.
Ons onderzoek laat zien dat de grootte van het parlement niet slechts een technische kwestie is. De grootte van het parlement is meer dan een kwestie van een simpele berekening. Politieke factoren, zoals de grootte van het aantal partijen en economische factoren, zoals economische recessies, bepalen mede wanneer politici kiezen voor uitbreiding of verkleining van het parlement.
tjark reininga zegt
een paar vragen:
1. waarom is in deze beschouwing alleen het aantal leden van de Tweede Kamer betrokken en niet het totaal aantal leden van de Staten-Generaal. in mijn herinnering ging het PSP-voorstel dat jullie noemen gepaard aan het voorstel de Eerste Kamer op te heffen, zodat het aantal leden van de Staten-Generaal gelijk zou blijven?
2. in de andere bestuurslagen wordt wel een koppeling gelegd tussen de grootte van het electoraat en de omvang van de volksvertegenwoordiging. bij de laatste verkiezingen werd Provinciale Staten van Utrecht met twee zetels uitgebreid o.g.v. de groei van de bevolking van die provincie. en bij gemeentelijke herindelingen heeft de gemeenteraad van de nieuwe gemeente doorgaans minder zetels dat de gezamenlijke raden van de gefuseerde gemeenten hadden. hoe past dit in jullie verhaal?
3. er is wel voor gepleit de feitelijke omvang van de volksvertegenwoordiging te laten afhangen van de opkomst van het electoraat. zien jullie dat als een mogelijk model?
Kristof zegt
Even een korte reactie:
@1. De Tweede Kamer heeft in de regel een andere, meer vertegenwoordigende, functie dan de Eerste Kamer. Deze laatste is eerder een Chambre de Reflexion (en wordt ook indirect gekozen). Overigens zelfs als je de Eerste Kamer part-timers erbij telt, heeft Nederland nog steeds ’te weinig’ Kamerleden.
@2. De Tweede Kamer is belangrijker dan de andere representatieve organen in Nederland en vandaar dat je verwacht dat factoren die niet aan de bevolkingsgrootte gerelateerd zijn op dat niveau de overhand hebben. Oftewel: op lagere niveaus is de kans groter dat de grootte bepaald wordt door bevolkingsomvang. Dat blijkt hier het geval.
@3. Interessant idee. Ik heb er persoonlijk geen sterke mening over. Ik zou denken dat sommige mensen thuisblijven omdat ze bv. tevreden zijn met het beleid (of er geen grote bezwaren tegen hebben). Lijkt me dat deze burgers nog steeds vertegenwoordigers ‘verdienen’. Daarnaast is een variabele (in dit geval per definitie nog kleinere) Tweede Kamer vooral nefast voor de kleinere partijen: het verhoogt de facto de kiesdrempel. Ik ben daar persoonlijk geen grote voorstander van. Maar dat is mijn persoonlijke mening.
Bart zegt
Het is moeilijk in de grafiek te zien zodat ik mij wellicht vergis, maar ik heb het vermoeden dat niet alle uitbreidingen zijn meegenomen. De Tweede Kamer is namelijk uitgebreid in 1850, 1858, 1864, 1869 en 1878. Dat komt doordat het aantal Kamerleden tot de grondwetsherziening van 1888 gekoppeld was aan het aantal inwoners. Een uitbreiding kwam tot stand door een eenvoudige wetswijziging en geen grondwetsherziening. Het aantal Kamerleden werd pas in 1888 in de Grondwet vastgelegd.
Nichol Brummer zegt
Is er een verklaring voor die schaling met 3e machts wortel? Ik zou graag dat plaatje zien van afmeting parlementen uitgezet tegen bevolking, met die ideale curve.
Het lijkt me dat een parlement ook te groot kan zijn om efficient te functioneren. Ik vraag me dat wel eens af bij het europees parlement, en hun vaak schimmige manier van besluitvorming.