De artikelen over peilingen in de Volkskrant van gisteren (zaterdag 9 mei) zijn bizar. Al op pagina 2 zet Bert Wagendorp peilers weg als “politieke piskijkers” en “charlatans”. Op pagina 5 stelt peiler Peter Kanne (I+O Research, voorheen werkzaam bij TNS NIPO) dat peilingen nuttig zijn: “doordat kiezers vooraf een beetje kunnen inschatten hoe de hazen lopen, kunnen ze een meer weloverwogen keus maken om hun stem maximaal te benutten. Direct daarna menen journalisten Ana van Es en Anneke Stoffelen echter te moeten beweren: “Wetenschappelijk bewijs dat kiezers hun stem aanpassen op basis van alleen een opiniepeiling, is er overigens niet”.
Na afloop is het altijd weer fijn mopperen op peilingen door journalisten. Dat is echter niet gespeend van opportunisme. Het duurt immers nooit lang voordat ook de nieuwste peilingen weer hun weg weten te vinden naar de krant, hun webpagina’s, of in achtergrondstukken bij de politieke redactie.
Maar de Volkskrant maakt het hier wel heel bont. De columnist ontkent de integriteit van peilers. De peiler roemt het nut van peilingen, maar wordt door journalisten meteen gecorrigeerd omdat peilingen toch geen nut zouden hebben. Die conclusie is op zijn best een zwaar overtrokken en zeer selectieve lezing van wetenschappelijk onderzoek, en een vertekening van de politieke praktijk.
“Politieke piskijkers” en “charlatans”
Piskijkers en charlatans. Zulke termen laten weinig aan de verbeelding over: blijkbaar twijfelt Wagendorp over de integriteit van peilers. Hoewel ik vaak en veel kritiek heb op de peilingen – en vooral de berichtgeving daarover – heb ik geen enkele aanleiding te denken dat de peilers in Nederland niet integer zouden zijn. Bijna allen geven ze verregaande openheid van zaken wat hun methoden betreft. Dat de uitkomsten er vaak naast zitten…tja, dat is inherent aan peilingen.
Wat je wel kan stellen is dat peilers en media vaak met wat meer terughoudendheid zouden moeten berichten over de uitkomsten. Zowel simpele statistiek (kleine verschillen kan je niet aantonen met grof geschut als peilingen) als de politieke praktijk (elke verkiezingsuitslag weer merken we dat peilers toch enkele soms cruciale verhoudingen verkeerd hadden ingeschat) laten zien dat peilingen inderdaad op zijn best een indicatie geven van de veranderingen. Waarom dan toch wekelijks (en in verkiezingstijd: nog vaker) wordt bericht over peilingen is een raadsel. Althans, inhoudelijk gezien.
Strategisch gezien zijn er goede redenen voor. Eerder schreef ik al (met Armen Hakhverdian): “Media trekken kijkers, lezers, clicks en views met uitkomsten van peilingen. Maar de kern blijft: Bieden de peilingen nieuws? Zijn media geloofwaardige bronnen van nieuws? De New York Times stelt terecht: “Reporting on polls is no different from reporting on any other information we give readers […] If we get it wrong, we’ve not only misled our readers, but also damaged our credibility.””
Ik twijfel geheel niet aan de integriteit van de grote peilbureaus in Nederland. Wat ik niet snap is waarom peilingsuitslagen vaak zo kritiekloos worden overgenomen in de media. Kleine verschillen en veranderingen in peilingen worden uitvergroot omdat ze de schijn van nieuwswaardigheid werken. Maar daar werken media en peilers samen aan mee.
“Wetenschappelijk bewijs is er niet”
Minstens even bizar is de uitspraak dat er geen wetenschappelijk bewijs zou zijn dat “kiezers hun stem aanpassen op basis van alleen een opiniepeiling”. Dat is zacht gezegd een merkwaardige lezing van de literatuur die de twee Volkskrant-journalisten daar voor hun rekening nemen. Ik heb me lang het hoofd gebroken hoe ze dit zouden bedoelen. Vooral het woord “alleen” is opvallend.
Wellicht bedoelen de journalisten dat een peiling geen kiezers van GroenLinks naar de PVV zou kunnen sturen. Peiling-effecten staan dan niet geheel los van eigen voorkeuren. Laat nu ook juist de stelling in de literatuur zijn het directe effect van peilingen (strategisch stemmen, of bandwagon) daarvan afhankelijk is.
Misschien bedoelen ze wel dat droge peilingen geen effecten hebben, omdat het allemaal gaat om de interpretatie ervan door media zelf. Dat is inderdaad wat Armen Hakhverdian, Loes Aaldering en ik in ons recente experiment hiernaar hebben aangetoond. Droge cijfers hebben geen invloed; de interpretatie in termen van groei of krimp hebben dat wel. Maar ook dit zou een rare insteek zijn. Nergens lees je de uitkomsten van de peiling zonder een interpretatie. Zelfs de persberichten van de peilers zelf maken een interpretatie van de uitkomsten.
Of misschien onderschat ik de journalisten. Weliswaar weten we uit een rijke geschiedenis van experimenteel onderzoek dat peilingen (mn met interpretatie) invloed hebben, en geven Nederlandse kiezers zelfs desgevraagd (en ondanks sociale wenselijkheid om dat niet te doen) aan dat peilingen een invloed hebben op hun stemgedrag (hoewel percentages verschillen met de vraagstelling). Maar misschien bedoelen de journalisten dat Nederlandse onderzoekers nooit in het stemhokje hebben kunnen meekijken naar de feitelijk uitgebrachte stem, maar voor het bewijs moest vertrouwen op stemintenties vooraf of rapportages achteraf.
De rare stelling van de journalisten Van Es en Stoffelen valt een beetje uit de toon. Ik ben werkelijk benieuwd welk van de vele studies naar oa strategisch stemmen en bandwagon effecten ze kennen, en waarom ze bewijs zomaar terzijde schuiven. Effecten zijn misschien niet heel groot, maar niet te ontkennen.
Minstens zo belangrijk: hun uitspraak negeert de indirecte effecten die peilingen hebben. Peilingen beïnvloeden media sterk. Denk aan het uitnodigingsbeleid van de grote verkiezingsdebatten: die wordt niet gebaseerd op de samenstelling van de Tweede Kamer, maar op de verhoudingen in de peilingen. Of denk aan de toon waarmee politici worden bejegend. Roemer (SP) werd in 2012 met het oog op de peilingen eerst de hemel ingeprezen, maar kwam zodra de peilingen begonnen te dalen sterk onder vuur te liggen. Met name het eerste lijkt wel op wat Ed Miliband overkwam in de afgelopen weken. Daarmee komen we ook bij het andere indirecte effect van peilingen: ook politici gaan zich naar de peilingen gedragen. Ze voelen zich gesterkt, of menen hun campagne te moeten aanpassen.
Dus tja. Droge peilingsuitslagen hebben geen bewezen onconditioneel en direct effect op het werkelijke stemgedrag van alle kiezers in het stemhokje. Alleen vereist die stelling een wel heel selectieve interpretatie van relevante literatuur.
Dat neemt niet weg dat er veel wetenschappelijk bewijs is dat peilingen wel degelijk de effecten hebben die in het Volkskrantstuk besproken worden. En voor alle duidelijkheid: die is niet erg. Als de kwaliteit van de peilingen maar goed is, en de berichtgeving erover klopt.
“Een beetje inschatten hoe de hazen lopen”
Dan nog een paar woorden over de uitspraak van Peter Kanne. Ik ben het met hem eens dat peilingen inderdaad het nut hebben dat hij daar schetst. Peilingen geven op hun best een grove indicatie van de verhoudingen, en kiezers kunnen daar legitiem gebruik van maken. Een deel van de discussie in met name Engeland is nu juist dat zelfs die grove verhoudingen niet blijken te kloppen. De steun voor de Tories en Labour blijkt wel heel sterk af te wijken van de peilingen. Sterker nog, in zijn stuk in de Guardian ‘Psephological pseudoscience‘ laat Roger Pielke Jr vernietigend zien dat de verkiezingsuitslag van de twee grootste partijen meer lijkt op de meest recente samenstelling dan op elk van de 14 slotpeilingen. We hadden dus beter naar het oude parlement kunnen kijken dan naar de peilingen. Peilers zijn er door de absolute ondergrens gezakt. Ze wisten niet hoe de hazen liepen.
Nu is het Britse systeem notoir moeilijk te voorspellen. Maar in Nederland gebruiken we de peilingen voor zaken waar ze niet geschikt voor zijn: kleine verschuivingen van week tot week of (in verkiezingstijd) zelfs van dag tot dag, het vaststellen van vaak minimale verschillen tussen twee partijen. Dat is moeilijk, en peilingen zijn er niet goed in. Zo hadden ze in 2010 niet door hoe klein het verschil was tussen VVD en PvdA.
Maar wanneer we stoppen met het berichten over kleine verschillen (en dat zouden we moeten doen!) en ons alleen richten op grote trends en grove verschillen, blijft er voor de meeste zetelpeilingen weinig meer over dat nieuwswaardig is.
Gebruik peilingen maar stop met het peilingencircus
Tot slot: als peilingen geen effect zouden hebben en als peilers niet deugen – zoals de Volkskrant blijkbaar meent – waarom vinden die peilingen zo makkelijk hun weg naar de media? Zijn peilingen voor de Volkskrant werkelijk niet meer dan verstrooiing? Dat is een houding waar ik het niet mee eens ben (peilingen kunnen nuttig zijn), maar mee zou kunnen leven. Maar wees dan ook consequent: rapporteer dan ook niet meer over peilingen. Niet in de krant. Niet online. En niet als achtergrond bij een beschouwend stuk of als munitie voor een zogenaamd pittige vraag in een interview.
Maak gebruik van peilingen, maar stop met dit peilingencircus.
Jaap zegt
Even schematiseren.
Volgende week zijn er verkiezingen. Ik vraag aan Jan: Wat zou jij vandaag stemmen? Jan zegt: VVD. Ik publiceer vervolgens dat Jan VVD zou stemmen als er vandaag verkiezingen zouden zijn.
Een week later, de verkiezingen zijn daar. Jan stemt D66.
Ben ik nu een charlatan, of een piskijker?
henk daalder Pak de Wind zegt
Wie genoeg geld heeft om de media te beïnvloeden, bepaalt de peilingen, en zo de verkiezing.
De eigenaar van de telegraaf is het rijkst, dus is Nederland overwegen rechts
De vroeger linkse media, zijn tegenwoordig rechts, dankzij de overstap naar zzp’ers.
Bart zegt
Mooi stuk met een merkwaardig eind. Van der Meer constateert dat peilingen niet goed zijn in het week tot week of zelf van dag tot dag peilen van minimale verschillen, trekt zelf de conclusie dat ‘we’ dat dus niet meer zouden moeten doen, maar ja: wat moeten we dan voor nieuwswaardige zaken peilen? Als ik het goed begrijp, erkent Van der Meer dat het product niet deugt, ook niet kan deugen, maar toch wil hij doorgaan met de productie. Het lijkt me dat hij dan toch wat meer heeft uit te leggen.
Tom van der Meer zegt
Dat was in elk geval niet mijn bedoeling. Wekelijkse en dagelijkse peilingen naar minimale verschillen en veranderingen zijn niet nuttig. Peilingen kunnen dat niet.
Peilingen zijn in Nederland wel nuttig om lange-termijnveranderingen te meten. Maar daar worden ze nu bijna nooit voor gebruikt. Ik vind niet dat je peilingen in de ban moet doen, maar ze met veel meer skepsis moet benaderen en minder vaak, minder heftig over moet publiceren. Peilen is als met een oude, slecht afgestelde metaaldetector op het strand gaan zoeken. Je weet ongeveer waar het ijzer ligt, maar absoluut niet zo precies als je zou willen.
Guido Klerk zegt
Mijn probleem met peilingen is, is dat ze niet alleen gebruikt worden om de mening van het volk te peilen naar het gevoerde beleid mee goed of af te keuren. Maar dienst gaan doen als leidraad om journalistiek en politiek op te gaan te bedrijven. Het wekt de suggestie in de hand dat burgers zeggenschap hebben. Welke er amper is via dit instrument. Hierdoor ontstaat extra teleurstelling. En dat levert peilingbureau’s als die van Maurice de Hond nieuwe input.
Daarnaast is wat de burger verlangt lang niet altijd wat goed is voor het land. Hierdoor wordt de kloof tussen burger en politiek alleen maar groter. Het ‘activistisch peilen’ schaad de politiek in plaats van dat het tendensen signaleert.
Guido Klerk zegt
Als Maurice de Hond met het gezicht strak voor zich uit begint te debiteren dan weet je dat hij een zelf opgemaakt verhaal af steekt dat bedoelt is als voer voor journalisten. Maurice’s pokerface.