In oktober 2020 bood minister Ollongren (BZK) de Tweede Kamer het rapport van het Rathenau Instituut aan over digitale dreigingen voor de democratie. Het rapport geeft een goed leesbaar actueel overzicht van het fenomeen desinformatie en de manieren waarop dit geproduceerd en verspreid wordt. Desinformatie wordt gedefinieerd als het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden van misleidende informatie, met als doel schade aan te brengen aan het publiek debat en de democratische processen. Het rapport onderscheidt verschillende technologieën om desinformatie te verspreiden. Een daarvan is microtargeting.
Dat het Rathenau Instituut microtargeting allereerst als een technologie ziet en niet als een methode is verrassend. Tot nu toe wordt politieke microtargeting vooral omschreven als een methode, namelijk specifieke doelgroepen voorzien van op maat gesneden politieke boodschappen. Deze omschrijving is techniekonafhankelijk. De keuze van het Rathenau Instituut om microtargeting als een technologie te zien, heeft echter als consequentie dat het inherent modern wordt. Het kan namelijk alleen bestaan in de context van databasetechnologie en social media platforms. Dat is jammer, want daardoor wordt het zicht op het verschijnsel onnodig beperkt. Een van de gevolgen van de keuze om microtargeting als een technologie te bestempelen, is dat zo de suggestie wordt gewekt dat microtargeting een nieuw verschijnsel betreft, terwijl het feitelijk een oude methode is die door moderne ontwikkelingen nieuw leven is ingeblazen. Recent hebben we aan deze vraag aandacht besteed in het artikel ‘Oude wijn in nieuwe zakken? Microtargeting van kiezers vroeger en nu’.
Een mooi voorbeeld van de manier waarop in het verleden microtargeting werd bedreven, is de SDAP-campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1937. Microtargeting behelst drie logische stappen: het bepalen van de doelgroepen, het vervaardigen van op maat gesneden politieke boodschappen en het versturen van die boodschappen naar de doelgroepen. De doelgroepen waren in 1937 duidelijk. De SDAP gaf brochures uit voor landbouwers, werklozen, arbeiders en vrouwen. Daarnaast werden er folders verspreid. De inhoud van een aantal van die folders was afgestemd op de bevolkingsgroep waarnaar ze werden verstuurd. Ze verschenen in vier verschillende versies: voor het platteland, de middenstand, de intellectuelen en een algemene variant. De verspreiding van de politieke boodschap werd verzorgd door de plaatselijke afdeling. Zij diende er zorg voor te dragen dat de op maat gesneden boodschappen bij de juiste doelgroepen werden afgeleverd. In een aantal steden werden de folders in geadresseerde enveloppen naar de doelgroepen verzonden.
Daarnaast had de SDAP nog een aantal specifieke doelgroepen op het oog. Voor de katholieke kiezers in Noord-Brabant en Limburg werd vanwege de Spaanse burgeroorlog, waarin links tegenover de katholieke kerk stond, een speciaal Spanjenummer verspreid en voor de intellectuelen in die provincies een brochure over hetzelfde onderwerp. In streken met een sterke communistische aanhang (de Zaanstreek, Groningen, Amsterdam en Den Haag) werden vier anticommunistische manifesten verspreid, die geheel op de arbeiders aldaar waren toegesneden. Verder verscheen voor de bollenkwekers een bollenmanifest evenals een manifest speciaal toegesneden op tuinders. Deze werden alleen in delen van Noord- en Zuid-Holland verspreid. In Utrecht en Zuid-Holland werd nog een zogenaamd botermanifest uitgegeven.[1] Of de uitvoering van de campagne volgens plan is verlopen, weten we niet. Het zal een hels karwei zijn geweest om de boodschappen bij de doelgroepen af te leveren, maar het is duidelijk wat de opzet van de SDAP-campagne was: op maat gesneden politieke boodschappen voor specifieke doelgroepen. Daarin onderscheidde de campagne zich nauwelijks van hedendaags microtargeting.
We kunnen dus constateren dat politieke microtargeting oude papieren heeft. In Nederland gaat dat terug tot rond 1900. Dit betekent natuurlijk niet dat microtargeting tegenwoordig hetzelfde zou zijn als honderd jaar geleden. De moderne technologie, en hier komen we terug bij het Rathenaurapport, maakt het mogelijk dat met relatief geringe inspanning heel veel boodschappen naar verschillende doelgroepen kunnen worden verzonden. Naast deze schaalvergroting is het ook mogelijk om de boodschappen heimelijk te versturen, onbekend voor de buitenwacht en soms zelfs niet herleidbaar tot een politieke partij, wat de mogelijkheid opent om tegenstrijdige boodschappen naar verschillende doelgroepen te sturen. Dat met betrekking tot de laatste punten wordt gepleit voor openheid en transparantie is naar onze opvatting dan ook een goede zaak, maar aan de andere kant is het ook goed om in te zien dat microtargeting al sinds het ontstaan van verkiezingscampagnes een inherent onderdeel daarvan is. Daar is niets mis mee en het zal voorlopig ook niet veranderen.
[1] De opzet van de campagne is te vinden in de Nota-Berger, Archief SDAP inv. nr. 107 Bijlage Notulen Partijbestuur 3 juli 1937.
Vincent zegt
Lijkt me gewoon een gevolg van het anders leggen van de grens van wanneer je targeting als “micro” bestempelt. Zoals zo vaak met technologie is het voornamelijk het geval dat het bestaande dingen meerdere ordes van grootte opschaalt, zoals ook in de laatste alinea beschreven. Dat lijkt me een goed criterium om het label “microtargeting” op te plakken; anders zou ik niet weten waarom brochures naar bepaalde beroepsgroepen sturen wel microtargeting zou zijn, maar een advertentie in de krant van een specifieke zuil niet.
R. Heijman zegt
Een verkeerde boodschap via de verkeerde media naar de verkeerde doelgroepen versturen, is onnodig, dom, niet professioneel, irritant voor de ontvanger nutteloos, niet kosten effectief en zelfs contraproductief.
Vroeger werd veel met drukwerk voor specifieke postcodes en wijken gewerkt, bepaalde gedrukte media voor bepaalde doelgroepen benut en met verzamelde gegevens van geinteresseerden gewerkt.
Men zoekt al deccenia naar betere, meer precieze methoden. Die worden deels geboden door de technologie, die data op deels fatsoenlijke wijze, deels onfatsoenlijke, en zelfs onwettige manieren verzamelt en benut.
Het probleem spitst zich toe op de laatste 2 categorieen.
De technologie maakt deze precieze microtargetting mogelijk, maar de organisaties en personen die deze technologie op onfatsoenlijke en onwettige wijze (laten) toepassen dienen aangepakt te worden.
Net als de messentrekker die het mes niet voor het snijden van het brood, maar voor het doden van een mens benut. De straf voor het een zal lager uitvallen, maar beide vergrijpen zijn crimineel.
Zo hoop ik dat de Trump campagne en de Brexit campagne alsnog vervolgd worden voor hun opdrachten
aan Cambridge Analytics om op onwettige wijze Facebook gegevens van honderden miljoenen mensen te verzamelen en te misbruiken voor hun valse doelstellingen en valse, ondermijnende berichtgeving dmv microtargetting.
Technologie wordt momenteel op wereldschaal misbruikt door criminelen in de bovenwereld door gebrek aan fatsoen en het ontbreken van wetten hiertegen. Mede ook omdat de verantwoordelijke politici geen notie hebben, traag en zwak reageren, en we ons laten misbruiken in een onfatsoenlijke, door neoliberalen gedomineerde, maatschappij.