Afgelopen december heeft de rechtbank in Den Haag Geert Wilders, de partijleider van de Partij voor de Vrijheid (PVV), veroordeeld voor groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie wegens zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak op 19 maart 2014. Wat gebeurde er ook alweer op die bewuste dag? Geert Wilders vroeg, tijdens een partijbijeenkomst op de uitslagenavond van de gemeenteraadsverkiezingen, aan zijn publiek of zij minder Marokkanen in de stad en in Nederland wilden. De PVV-aanhangers scandeerden “minder, minder, minder”. Hierop reageerde Geert Wilders kort maar krachtig met “dan gaan we dat regelen”.
De ironie is dat onze recent gepubliceerde studie aantoont dat méér Marokkanen Wilders geen windeieren zullen leggen. De steun voor de PVV is namelijk hoger in buurten met de hoogste concentratie niet-westerse etnische minderheden. Althans, onder buurtbewoners zonder migratie-achtergrond.
Open deur?
Trappen wij met het gevonden positieve verband tussen niet-westerse etnische concentratie en voorkeur voor de radicaal-rechtse PVV een open deur in? Nee, niets is minder waar. Nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek laat tot op heden namelijk helemaal geen eenduidig beeld zien: waar sommige studies aantonen dat de aanwezigheid van etnische minderheden gepaard gaat met steun voor radicaal-rechtse partijen (zie bv. deze studie), laten andere studies juist zien dat de voorkeur voor radicaal-rechtse partijen niet gerelateerd is aan de etnische compositie van de leefomgeving van mensen (zie bv. deze studie).
Problemen met eerder onderzoek
Eerdere zogenoemde macro-macro studies relateerden officiële verkiezingsuitslagen, die openbaar gemaakt worden op geaggregeerd niveau (bijvoorbeeld per gemeente), aan de mate van niet-westerse etnische concentratie op datzelfde niveau (zie bv. deze studie). Het gebruik van de daadwerkelijke stembureau-uitslagen is een onmiskenbaar pluspunt van deze studies – want werkelijk gedrag –, maar brengt ook belangrijke nadelen met zich mee. Het geaggregeerde karakter van de gegevens verhindert het maken van een onderscheid tussen de stemmen van inwoners zonder migratie-achtergrond en van inwoners met een migratie-achtergrond, terwijl het zeer waarschijnlijk is dat deze groepen niet dezelfde kans hebben om op radicaal-rechts te stemmen. Bovendien is het binnen deze studies veel lastiger rekening te houden met andere factoren die samenhangen met stemgedrag, laat staan om het stemgedrag te verklaren via kenmerken van de stemmers.
Macro-micro studies ondervangen deze problemen deels door zich te baseren op survey-onderzoek, waarin individuele burgers wordt gevraagd naar hun stemvoorkeur (zie bv. deze studie).
Tot op heden hebben die macro-micro studies zich grotendeels noodgedwongen gericht op de rol van niet-westerse etnische concentratie in relatief grote contexten, zoals landen, provincies en gemeenten. Macro-micro studies kampen namelijk vaak met een power probleem: te weinig respondenten in te weinig buurten die te weinig variëren in etnische samenstelling. Het was dus nog helemaal geen uitgemaakte zaak of de etnische compositie van de lokale woonomgeving, zoals buurten, waar veel van de daadwerkelijke interacties tussen verschillende bevolkingsgroepen plaatsvindt, samenhangt met steun voor radicaal-rechtse partijen.
De buurt doet ertoe
Om het onderzoeksveld verder te brengen, hebben wij daarom in onze studie het verband tussen niet-westerse etnische concentratie in de buurt en de individuele voorkeur voor de PVV van Nederlanders zonder migratie-achtergrond onder de loep genomen. Hiervoor hebben wij partij-voorkeuren uit recent surveyonderzoek verricht onder meer dan 20.000 respondenten (afkomstig van het EenVandaag Opiniepanel) gekoppeld aan gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de etnische compositie van buurten. De grootte van onze steekproef heeft ons in staat gesteld de verscheidenheid in de mate van niet-westerse etnische concentratie tussen Nederlandse buurten te ondervangen, van buurten waar geen niet-westerse etnische minderheiden wonen tot buurten waar meer dan de helft van de inwoners een niet-westerse migratie-achtergrond heeft. Onze respondenten waren woonachtig in driekwart (!) van alle buurten in Nederland.
Omslagpunt
Er blijkt een zogeheten non-lineaire relatie te bestaan – of tipping point – tussen niet-westerse etnische concentratie en voorkeur voor de PVV aan. Nederlanders zonder migratie-achtergrond zijn pas meer geneigd op de PVV te gaan stemmen indien in hun buurt meer dan 15% van de inwoners een niet-westerse achtergrond heeft. Deze voorkeur wordt nauwelijks sterker indien nog meer inwoners van de buurt een niet-westerse achtergrond hebben. We laten daarnaast ook zien waarom Nederlanders zonder migratie-achtergrond in buurten met relatief veel niet-westerse minderheden voor de PVV kiezen. Juist deze stemmers hebben het idee dat hun buurt erop achteruit is gegaan door de komst van minderheden. Deze ervaren (of gepercipieerde) etnische dreiging is een sterke voorspeller voor de steun voor de PVV, en radicaal-rechtse partijen in het algemeen (zie bv. deze studie). Behalve meer dreiging, is er in buurten met meer niet-westerse minderheden ook meer positief interetnisch buurtcontact. Hoewel eerder onderzoek heeft aangetoond dat positief interetnisch contact negatieve houdingen ten opzichte van etnische minderheden kan verminderen (zie bv. deze studie), vinden wij nauwelijks bewijs dat het interetnische buurtcontact de steun voor de PVV dempt.
Een nuancering
Om een compleet beeld te krijgen van de verklaringskracht van niet-westerse etnische concentratie in de lokale woonomgeving voor het electorale succes van de PVV, is het noodzakelijk om de volgende vraag te beantwoorden: is 15% nu veel of weinig? Om de al te snel getrokken conclusie van de Randstedelijke lezers – dat het weinig is – voor te zijn: er wonen ook mensen buiten Holland. Als we alle twaalf provinciën in ogenschouw nemen, blijkt dat maar in 1 op de 6 buurten in Nederland het aandeel van inwoners met een niet-westerse achtergrond groter is dan 15%. Ongeveer één-vijfde van de kiesgerechtigde Nederlanders zonder migratie-achtergrond woont in één van deze buurten. Alleen voor dit kleine deel van het electoraat kan de lokale etnische compositie een doorslaggevende rol hebben gespeeld om de PVV te steunen.
Anders gezegd, verklaringen voor mogelijk electoraal succes van de PVV in 5 op de 6 buurten in Nederland dient ogenschijnlijk buiten de niet-westerse etnische concentratie gezocht te worden. Dit roept natuurlijk de vraag op of de PVV wel steun geniet onder de inwoners van deze lage concentratie buurten. Wat blijkt: 4 van de 5 PVV aanhangers woont in buurten waar minder dan 15% van de inwoners een niet-westerse achtergrond heeft.
De etnische samenstelling van de lokale woonomgeving is dus niet de verklaring voor het electorale succes van de PVV.
Geen noodzakelijke voorwaarde
Kortom, onze studie toont aan dat een hoge niet-westerse etnische concentratie in de buurt wel degelijk kan leiden tot meer steun voor de PVV, althans onder buurtbewoners die zelf geen migratie-achtergrond hebben. Echter, woonachtig zijn in een dergelijke buurt is zeker geen noodzakelijke voorwaarde om de PVV te steunen. Zo gezien, zou Geert Wilders dus zelfs met ‘minder, minder, minder Marokkanen’ nog best wel eens de PVV tot de grootste partij kunnen maken bij de naderende Tweede Kamerverkiezingen.
Afbeelding: PVV door Bas Bogers (license).
Andre Engels zegt
Er gaat hier volgens mij iets mis in de statistiek. Jullie stellen dat in ‘migratiebuurten’ (buurten met meer dan 15% mensen met een immigratie-achtergrond) de aanhang van de PVV groter is dan elders. Tegelijk stellen jullie dat 4/5 van de niet-allochtone Nederlanders niet in deze buurten woont, evenals 4/5 van de PVV-aanhangers. Dat zou dus betekenen dat het percentage PVV-aanhangers in beide soorten buurten gelijk is.
Een andere vraag die in me opkwam terwijl ik over bovenstaande nadacht: Hebben jullie gecorrigeerd voor de socio-economische status van de buurt en/of de respondenten? Zowel PVV-aanhangers als allochtonen zijn oververtegenwoordigd in de lagere socio-economische status, en mensen in dezelfde buurt hebben vaak een vergelijkbare socio-economische status. Ook zonder enig (verder) oorzakelijk verband zou ik derhalve verwachten dat er meer PVV en SP-stemmers in allochtoonrijke buurten zijn, en minder GL, D66 en VVD-stemmers (en om iets andere reden, namelijk dat allochtoonrijke buurten vooral in de steden voorkomen ook minder CDA en CU/SGP-stemmers)
Joran Laméris, Michael Savelkoul, en Jochem Tolsma zegt
Beste Andre,
Bedankt voor je reactie.
Nee, er gaat niks mis met de statistiek. Niet alle buurten zijn even groot en de groep pvv-stemmers is niet even groot als de groep niet pvv-stemmers. Iets technischer: het gaat hier om rij- en kolompercentages met andere marginalen. Ik kijk even of ik de tabel op de site kan/mag plaatsen. In de 15%+buurten vind je wel degelijk iets meer pvv-stemmers onder autochtonen.
Het wetenschappelijk artikel is open access. Iedereen kan dus kijken wat we precies hebben gedaan. Je zult zien dat we gecontroleerd hebben voor SES, zowel op buurtniveau (woz-waarde woningen) als op individueel niveau (via proxy opleiding). Zeker niet ideaal maar het effect blijft bestaan. Ook uit eerder onderzoek weten we dat diversiteitseffecten slechts deels te verklaren zijn via SES.
Ons artikel legt inderdaad geen oorzakelijkverband bloot. Dat claimen we ook niet.