Het CDA behoudt zijn vijf zetels in het Europees parlement. Hoewel de partij zo’n vijf procentpunt moest inleveren, en haar koppositie moest afstaan aan D66, bleef ze in zetels de grootste. Dat kwam door de lijstverbinding met CU/SGP. Maar hoe werkt dat nu precies? En wat was de uitslag geweest zonder lijstverbindingen?
Kiesdeler en restzetels
Een lijstverbinding tussen twee (of meer) partijen zorgt ervoor dat deze partijen meer kans maken op een restzetel. Dat zijn zetels die overblijven na het eerste stadium van de zetelverdeling. Uitgaande van deze cijfers, werden er bij de EP-verkiezingen 4,7 miljoen stemmen uitgebracht. Deel dat door 26 beschikbare zetels en je krijgt het aantal stemmen dat nodig is voor één zetel, de kiesdeler, in dit geval 181561,5 stemmen. Als je vervolgens het stemmenaantal per partij deelt door de kiesdeler krijg je het aantal volle zetels dat elke partij wint.
Na deze operatie blijven er nog zetels over: de PVV had bijvoorbeeld ruim voldoende voor 3 volle zetels, maar niet genoeg voor een vierde zetel. De zetels die overblijven, noemen we restzetels. De manier waarop we in Nederland restzetels verdelen voor het Europees parlement (grootste gemiddelde-methode van D’Hondt), is iets gunstiger voor grote partijen.
Voordeel van de lijstverbinding
Als partijen een lijstverbinding hebben, worden hun stemmen bij elkaar opgeteld voor de zetelverdeling. Daardoor zijn de partijen samen groter, wat een voordeel oplevert voor de restzetelverdeling. De enige voorwaarde is dat de partijen ook zelfstandig minimaal één zetel zouden hebben gehaald.
Voor CDA en ChristenUnie-SGP (en ook voor PvdA en GroenLinks) werden de stemmen dus bij elkaar opgeteld. Samen halen deze partijen daardoor 5,9 keer de kiesdeler. Bovendien pakt deze combinatie twee restzetels, doordat het gemiddeld aantal stemmen per zetel na toewijzing van deze restzetels groter is dan dat het zou zijn als andere partijen een restzetel zouden hebben gekregen. Doordat de combinatie zo groot is, pakt ze extra restzetels.
Wat nou als…
Het verschil tussen de situatie met en zonder de lijstverbindingen heb ik hieronder in kaart gebracht. Het CDA krijgt met de lijstverbindingen 5 zetels; dat zouden er maar vier geweest zijn zonder lijstverbindingen. De SP betaalt het gelag, want die partij heeft nu maar 2 zetels, terwijl dat er zonder lijstverbindingen 3 waren geweest.
D66 zou ook zonder lijstverbindingen op 4 zetels zijn uitgekomen, maar daar had de partij wat aan kunnen doen. Als naast de bestaande lijstverbindingen ook D66 en VVD hadden besloten tot het combineren van de krachten, was D66 op 5 zetels uitgekomen. Het CDA was in dat geval op 4 zetels blijven steken.
Had de SP iets kunnen doen? Ja, als de partij zich had aangesloten (had mogen aansluiten) bij de lijstverbinding tussen PvdA en GroenLinks (zoals bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012), dan had de partij 3 zetels behaald. Dit staat los van een eventuele liberale lijstverbinding, al zou de derde SP zetel van de PvdA komen indien er ook een liberale lijstverbinding zou zijn geweest.
Kleine marges
De restzetelverdeling is altijd een beetje een loterij, omdat de marges heel klein kunnen zijn. Met zo’n 4300 stemmen extra had de SP de laatste restzetel kunnen pakken. Met lijstverbindingen kunnen partijen die loterij wel enigszins beïnvloeden. CDA en CU-SGP profiteren op die manier en zorgen ervoor dat de laatste restzetel bij een hun meer gezinde concurrent terechtkomt.
Details van de berekeningen staan hier.
B. Kloppenburg zegt
Waarom heeft men het ooit mogelijkheid gemaakt lijstverbindingen aan te gaan?