De onderhandelingen tussen VVD, CDA, D66 en GroenLinks zijn afgebroken. Migratie was volgens de betrokkenen het breekpunt. Dat de formatiepoging moeilijk zou zijn, was direct al helder. Voor GroenLinks stonden veel electoraal-strategische signalen op rood. Inhoudelijk waren er economisch en cultureel grote tegenstellingen te overbruggen. En op de economische en multiculturele thema’s hadden de twee partijen die voor elk logisch denkbare coalitie noodzakelijk worden geacht – CDA en D66 – een beter alternatief.
Maar is dat genoeg om er uit te komen?
Dan maar met de ChristenUnie?
Vorige maand voorspelde een Gronings besluitvormingsmodel al een coalitie zonder GroenLinks als meest waarschijnlijke uitkomst. De ChristenUnie zou een waarschijnlijker uitkomst zijn. Op een brede reeks thema’s.
Een coalitie VVD-CDA-D66-CU kent een belangrijk voordeel. De keuze voor een coalitie betekent ook de keuze voor een oppositie. Tussen 2012 en 2017 was tegen de brede coalitie van VVD en PvdA was nauwelijks gestructureerde, ideologisch gedreven oppositie mogelijk: Partijen als D66, het CDA, 50Plus, en de SGP stonden inhoudelijk vaak nog dichterbij het gesloten compromis dan de twee regeringspartijen zelf. Eigenlijk kon alleen door de SP (economisch linkser), GroenLinks (uitgesproken pro-multiculturalisme) en de PVV (uitgesproken sceptisch over multiculturalisme) vanuit een consequente ideologie oppositie gevoerd worden. Bij een coalitieregering van VVD-CDA-D66 met GroenLinks in 2017 zou hetzelfde gelden.
In de keuze voor een coalitie met de ChristenUnie zit een duidelijkere keuze voor een oppositie ingebakken. Die oppositie kan dan immers komen van links (SP, GroenLinks, PvdA), uit conservatieve hoek (PVV, FvD) en uit multiculturele hoek (GroenLinks, Denk). De politieke strijd in het parlement verloopt dan volgens heldere, inhoudelijke lijnen; althans, helderder dan die tussen 2012 en 2017.
De drie problemen van een coalitie met de ChristenUnie
Toch valt er wel wat aan te merken op de voorspelling, vanwege factoren die buiten het model vallen. Een coalitie van VVD-CDA-D66-CU kent drie hindernissen.
- Getalsmatig zou de coalitie rusten op krappe meerderheden in zowel de Tweede Kamer (76 zetels) als de Eerste Kamer (38 zetels). Wanneer over twee jaar een nieuwe Eerste Kamer wordt verkozen, kan een heronderhandeling nodig blijken – net als bij de vorige twee kabinetten-Rutte in respectievelijk 2011 en 2015. Volgens Pechtold (D66) is zo’n krappe meerderheid niet wenselijk.
- Inhoudelijk wordt een coalitie moeilijk doordat D66 en de ChristenUnie diametraal tegenover elkaar staan op ethisch gebied. Die ethische thema’s ontbreken in het besluitvormingsmodel van Frans Stokman en zijn collega’s, omdat ze door andere partijen veel minder stevig werden geagendeerd tijdens de campagne.
Maar in een coalitieonderhandeling zouden D66 en de ChristenUnie er toch samen uit moeten komen. Beide partijen voerden stevig campagne op het thema van de voortijdige levensbeëindiging, met radicaal tegengestelde opvattingen. D66 wil hulp bij voortijdige levensbeëindiging vanaf 75 jaar; de ChristenUnie zal dit voorstel willen blokkeren. Het probleem is dat bij dit soort ethische kwesties compromissen bijzonder moeilijk zijn. Typische oplossingen zijn nauwelijks mogelijk, doordat er geen middenweg is. In theorie kunnen de coalitiepartijen besluiten er een vrij onderwerp van te maken dat buiten het regeerakkoord om door de Tweede Kamer wordt bediscussieerd, maar dat zou tegen het belang van de ChristenUnie ingaan. - Strategisch, ten slotte, is een coalitie met de ChristenUnie voor D66 een aanzienlijk groter electoraal risico dan een coalitie met GroenLinks. De Nederlandse kiezer is niet langer trouw aan een enkele partij. Wie gaat regeren, loopt het risico dat de eigen achterban ontevreden raakt en de overstap maakt naar een andere partij. Dat risico is met name groot, wanneer je de junior-partner bent in een regering en wanneer je gaat regeren zonder je voornaamste electorale rivalen.
In het Nederlandse partijstelsel neemt D66 een bijzondere positie in. Als een van de weinige partijen is het aantrekkelijk voor linkse kiezers (van GroenLinks en PvdA) en voor rechtse kiezers (van VVD en CDA). Maar mede hierdoor betekent voor D66 regeren traditioneel halveren. Een regering zonder GroenLinks maakt D66 electoraal kwetsbaar aan de linkerflank.
Kortom, een coalitie met de ChristenUnie in plaats van GroenLinks legt daarmee inhoudelijke en strategische risico’s neer bij D66.
Logisch alternatief: minderheidscoalitie
Laten we wel wezen: Met zes tot acht middelgrote partijen is het sowieso moeilijk om een meerderheidscoalitie te vormen met een regeerakkoord dat coalitiepartijen op allerlei thema’s bindt. Er zijn altijd wel een paar partijen het fundamenteel met elkaar oneens, of het nu gaat om het milieubeleid (GroenLinks vs CDA, zo suggereerden verschillende media afgelopen week), migratie (waar de formatie blijkbaar op brak), of ethiek (wat een breekpunt kan zijn tussen D66 en CU).
Maar is het eigenlijk wel nodig dat een coalitie gebaseerd is op een enkele, vastomlijnde meerderheid? Waarom niet kiezen voor wisselende minderheden, al dan niet rond een ideologisch relatief coherent motorblok. Het alternatief ligt voor de hand: Vorm een minderheidscoalitie.
Zonder vaste meerderheid in het parlement zal een regering moeten regeren met wisselende meerderheden en deelakkoorden. Dat geeft politieke partijen – ook diegene die de regering vormen – de ruimte om zich te profileren op deelthema’s. Een minderheidsregering maakt het bestuur flexibeler. Het fungeert als buffer tegen wijzigende omstandigheden (als een veranderde samenstelling van de Eerste Kamer) zonder dat het regeerakkoord direct moet worden opengebroken. De minderheidsregering versterkt de positie van het parlement, en daarmee van het dualisme dat in ons parlementaire stelsel gemakkelijk ondergeschoven raakt.
Rutte I: Een stiekem meerderheidsregering
De recente Nederlandse geschiedenis bewijst dat een minderheidsregering niet instabiel hoeft te zijn. Zo’n uitvoerige ervaring met minderheidskabinetten als de Scandinavische landen heeft Nederland niet, maar in de laatste jaren is er wel mee geëxperimenteerd. Voor alle duidelijkheid: Rutte I, de regeringscoalitie tussen VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV, kan nauwelijks een minderheidskabinet genoemd worden. Feitelijk functioneerde het als een meerderheidskabinet zonder wisselende meerderheden waarbij één van coalitiepartners – de PVV – geen bestuurders leverde. De analyse van het stemgedrag in de Tweede Kamer door politicologen Tom Louwerse en Simon Otjes spreekt boekdelen: “Het zogenaamde minderheidskabinet Rutte I kende zelfs nog minder samenwerking tussen regering en oppositie dan de voorgaande meerderheidskabinetten van Balkenende.”
De stabiliteit van Rutte II
Met Rutte II, daarentegen, eindigde Nederland onbedoeld alsnog met een minderheidsregering. De coalitie stoelde weliswaar lange tijd op een – steeds krappere – meerderheid in de Tweede Kamer, maar niet op een meerderheid in de Eerste. Om te kunnen regeren moest het kabinet steun zoeken bij oppositiepartijen. Mark Rutte verpersoonlijkte als minister-president de flexibiliteit die nodig voor zo’n minderheidsregering. Hij bleek in staat wisselende coalities te smeden en gedoogpartners credits te geven voor de door hen ingebrachte beleidspunten. De gedoogpartners werden op 15 maart niet afgestraft, maar bleven stabiel (CU, SGP) of wonnen zelfs flink (GroenLinks, D66). Uiteindelijk was de regering Rutte II zelfs de eerste regering sinds 1998 die de hele rit heeft uitgezeten.
Toch onwaarschijnlijk
Recent heeft ook de Raad voor het openbaar bestuur zich uitgesproken voor een minderheidscoalitie. Toch is het niet vanzelfsprekend dat zo’n minderheidsregering er opnieuw gaat komen. Een aantal kernspelers bij de formatie van 2017 – zoals de Mark Rutte (VVD) en Sybrand Buma (CDA) – hebben zich in de afgelopen maanden uitgesproken voor een meerderheidscoalitie. Anderen – zoals Alexander Pechtold (D66) en Halbe Zijlstra (VVD) – hebben zich nog nadrukkelijker uitgesproken tegen een minderheidscoalitie.
Bron foto: Tweede Kamer der Staten-Generaal
LJMB zegt
Wisselende meerderheden zijn sowieso een goed idee. Tweede Kamerleden dienen immers zonder last te stemmen en zouden niet aan welk regeerakkoord dan ook gebonden mogen worden. Daarom kun je beter helemaal geen regeerakkoord hebben en een afspiegelingsregering instellen. Afspiegelingscolleges hebben we toch ook decennialang met succes op gemeentelijk niveau gekend. Bij bijvoorbeeld 11 ministers zou ik zeggen: 3 VVD’ers, 2 PVV’ers, 2 CDA’s, 2 D66’ers, 1 SP’er en 1 GroenLinkser. Deze 11 ministers zullen het er al gauw over eens zijn dat ze het nergens over eens zijn… en dat is ook precies de bedoeling! Daardoor komt het machtszwaartepunt weer te liggen waar het hoort: bij het gehele, in het openbaar vergaderende, parlement.
Thomas Colignatus zegt
Applaus voor LJMB. Tom van der Meer denkt nog in termen van “regeerakkoord” terwijl het gaat om een “agenda”. Welke partij mag de discussie op een bepaald terrein trekken om een kamermeerderheid tot stand te brengen ?
Ik schreef de Kamer hier al over (2017Z03968 / 2017D10864). Zo’n afspiegelingskabinet betekent ook een andere insteek voor de keuze van een premier. Mijn suggestie is de formateur met de Borda Fixed Point methode aan te wijzen: https://boycotholland.wordpress.com/2017/03/22/aan-het-presidium-van-de-tweede-kamer-over-de-keuze-van-coalitie-en-premier/
Frans Stokman zegt
Nu D66 een blokkade heeft opgeworpen tegen de CU, is, in combinatie met de andere blokkades, een minimal winning coalitie uitgesloten. Een afspiegelingscollege, zoals LJMB voorstelt, is het andere uiteinde van de schaal. Een uiteinde waar op dit moment de politieke partijen niet voor zullen voelen.
Maar er zijn natuurlijk ook tussenvormen mogelijk. Ik denk daarbij met name aan een coalitie waarin naast VVD, CDA en D66 zowel de Partij van de Arbeid als Groen Links zitten. Zo’n coalitie heeft het belangrijke voordeel dat GL en PvdA elkaar niet kunnen uitzuigen bij de volgende verkiezingen, zoals nu wel is gebeurd. Daarnaast komt er meer evenwicht in de coalitie tussen links/duurzaam en rechts dan wanneer slechts een van deze partijen aanschuift, waardoor stemmenverlies voor links bij de volgende verkiezingen ook kleiner wordt.
Uit mijn simulaties van deze coalitie zal er een veel duurzamer beleid gevoerd gaan worden met hogere milieu-uitgaven, deels betaald door hogere milieubelastingen. Verder realiseren GL en PvdA samen minder denivellering, meer zekerheid voor werknemers en voorkomen een grotere rol voor markt in de zorg. Allemaal zaken die belangrijk zijn voor links.
Waarom is deze variant nooit in de discussie geweest en denkt niemand daaraan? Is dat de exclusieve aandacht op minimal winning coalities?