Na een lange reeks andere VVD-prominenten riep ook VVD-minister Edith Schippers twee weken geleden op tot een hogere kiesdrempel. Zo wilde ze het aantal kleine partijen verkleinen om ‘Amerikaanse toestanden’ te voorkomen. Zoals te verwachten leidde het voorstel opnieuw tot veel kritiek. Dat een hogere kiesdrempel het werkelijke probleem van bestuurlijk Nederland niet oplost, maar wel andere problemen creëert hebben we op dit blog al vaker besproken.
Een probleem is dat verschillende kleine partijen, waaronder de ChristenUnie en de SGP, noodzakelijk zijn geweest om de laatste drie kabinetten overeind te houden. Die zouden bij een kiesdrempel verdwijnen. Geen bezwaar voor minister Schippers. Die zegt: “Ze doen het goed in de peilingen, dus misschien halen ze de drempel wel, en anders kunnen ze ook een alliantie met elkaar aangaan.”
Maar is dat zo?
Strategische kiesdrempel lokt niet constructief maar strategisch gedrag uit
De twee partijen kunnen ook anders reageren dan Schippers veronderstelt. Wanneer ze de kiesdrempel net niet halen, hebben partijen twee opties. Ze kunnen fuseren, of ze kunnen besluiten dat ze bij de volgende verkiezingen zelfstandig een nieuwe poging wagen. Dankzij de beweeglijke Nederlandse kiezer, die coalitiepartijen steeds harder afrekent op hun beleid, is er grote kans dat ze bij de volgende verkiezingen door ontevreden stemmers alsnog boven de kiesdrempel uitkomen. En om te zorgen dat ze daarna niet weer direct verdwijnen, kunnen ze zich beter onthouden van al te actieve steun om een regering in de lucht te houden. Immers, dan kunnen ze hun nieuwe kiezers weer net zo snel verliezen, met het grote risico om weer onder de kiesdrempel te eindigen.
Zulk strategisch gedrag door momenteel nog constructieve partijen wordt uitgelokt door het niet al te strategische plan van een hogere kiesdrempel.
Wat als je onder de kiesdrempel zakt?
De vraag is dus hoe een hogere kiesdrempel op de langere termijn uitpakt: Heb je een groot probleem bij de volgende verkiezingen wanneer je net onder de kiesdrempel zakt? Zo ja, dan zullen partijen fuseren. Zo nee, dan zullen partijen zelfstandig doorgaan. Op de korte termijn zullen stemmen op die partij niet meetellen (slecht voor de representatie), op de langere termijn zullen die partijen als ze alsnog de kiesdrempel halen zich strategischer opstellen (slecht voor de bestuurbaarheid).
Die vraag is recent beantwoord door Elias Dinas, Pedro Riera, en Nasos Roussias (hier het paper uit 2014, hier een uitstekend blog door de auteurs in het Engels). Ze maken gebruik van een ‘regression discontinuity design’ om het effect van kiesdrempels in tientallen kiesstelsels sinds 1945 vast te stellen. Ze vergelijken min of meer het electorale succes van partijen die de kiesdrempel de vorige keer net wel hebben gehaald met partijen die de kiesdrempel de vorige keer net niet hebben gehaald.
In relatief jonge democratieën die nog geen vastomlijnd partijstelsel hebben, maakt een kiesdrempel veel uit: de partij de kiesdrempel net haalt, heeft een aanzienlijk grotere kans of electoraal succes bij de volgende verkiezingen. Dat is ook logisch: die partij heeft immers enkele jaren meer zichtbaarheid.
In oude democratieën zoals Nederland en Duitsland is er echter geen aantoonbaar effect van die kiesdrempels.
De kiesdrempel zal hier dus geen disproportioneel effect op de kansen op later succes, ongeacht of je de drempel net wel of net niet haalt en dus wel of niet vertegenwoordigd bent in het parlement. Er is in het voorbeeld van Schippers dus ook geen reden te fuseren voor partijen die net buiten de boot vallen. Een iets hogere kiesdrempel zal wellicht wat minder partijen in het parlement opleveren. Maar of het de bestuurbaarheid van Nederland verhoogt, valt te betwijfelen.
Verzuchting
Er is zo veel onderzoek naar kiesdrempels. Waarom blijven zo veel politici dan toch oproepen tot een kiesdrempel, in weerwil van dat onderzoek en zonder ook maar op enige wijze te reageren op empirisch onderbouwde weerleggingen?
Bart zegt
Deze verzuchting roept natuurlijk de vraag of het, overigens onvolprezen, blog aan zijn doelstelling voldoet om onder andere politici en media te informeren over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Ik meen dat de NRC het onderzoek betreffende kiesdrempels inmiddels heeft opgepakt, maar politici bereiken is blijkbaar een moeilijkere opgave. De vraag is hoe dat komt? Waar halen politici hun kennis vandaan, via welke personen of instellingen, hoe bewust selectief zijn ze daarin en valt daar iets aan te doen? Misschien moeten jullie je bij de media actiever presenteren als kenniscentrum zodat politici vaker met beter onderbouwde vragen woorden geconfronteerd.
Kristof zegt
Mooi stuk, en dank voor de link naar het artikel: slim onderzoeksdesign, intrigerende maar logische bevindingen: kiesdrempels zorgen voor profileringsdrang en dat is niet waar Nederland nood aan heeft.
De ironie is tevens inderdaad dat Schippers verwijst naar Amerika (met de facto een extreem hoge ‘entry barrier’ voor partijen). Bovendien is het net die dynamiek die voor de profileringsdrang bij de Amerikaanse partijen zorgt en het land lamlegt. Pleiten voor een meer Amerikaans systeem is dus zonder meer bizar.
Je kan eigenlijk niet anders dan concluderen dat Schippers het Amerikaanse systeem niet echt snapt. Jammer, maar daarom blijven blogjes als deze broodnodig.
Andre Engels zegt
Ik vind het toch opvallend als je zegt dat partijen die net wel de kiesdrempel halen en partijen die net niet de kiesdrempel halen in ‘oude’ democratieën hun latere bestaan ongeveer even succesvol zijn. Als ik naar onze Nederlandse parlementaire geschiedenis kijk, zie ik toch iets anders. In de hele Tweede Kamergeschiedenis sinds het invoeren van de evenredige vertegenwoordiging zijn er 29 partijen uit de Kamer verdwenen anders dan door fusie. Slechts in 1 geval kan men zeggen dat de partij is teruggekeerd (men zou de KDP uit 1933 als voortzetting kunnen zien van de RKVP die in 1929 verdween). Ter vergelijking: 17 partijen zakten van boven naar onder de 2 (voor 1953) of 3 (na 1953) zetels, 6 daarvan kwamen er later weer boven. Voor nieuwe partijen is de score iets hoger: 23 partijen kregen sinds 1945 (mijn bron (Wikipedia) geeft voor WO2 alleen de zetelaantallen) meer dan 0.4%, 6 daarvan kwamen later alsnog in de Tweede Kamer. Anderzijds waren er 14 die niet eens een volgende keer aan de verkiezingen deelnamen.
Een mogelijke verklaring is het verschil in aard van partijen die in het Nederlandse systeem rond het minimum zitten en partijen die dat in landen met een kiesdrempel doen. Van die 29 partijen waren er 17 die slechts 1 kamerperiode met maximaal 3 zetels vertegenwoordigd waren. Een dergelijke partij zal waarschijnlijk voornamelijk hebben bestaan uit zijn Tweede Kamerfractie en het partij-apparaat om deze te ondersteunen. Waar een kiesdrempel geldt, zullen partijen die rond de kiesdrempel zitten waarschijnlijk een behoorlijke vertegenwoordiging op regionaal en lokaal niveau hebben, en een veel uitgebreider partij-apparaat voor buitenparlementaire actie. De zichtbaarheid van niet-parlementaire partijen is met andere woorden een stuk groter dan in ons systeem – waarbij natuurlijk moet worden aangetekend dat de partijen waar het hier om gaat in ons systeem parlementair zouden zijn, we hebben het hier over partijen met een aanhang vergelijkbaar met die van ChristenUnie of GroenLinks.