Over acht dagen vinden de Tweede Kamerverkiezingen plaats. Met hun stem kunnen de kiezers niet alleen de politieke richting van het land, maar ook het lot van de politieke carrières van individuele Kamerleden bepalen. De verkiezingen zullen voor veel ‘nieuwkomers’ het begin van hun lidmaatschap in het parlement betekenen, en voor anderen de voortzetting van hun functie. Voor sommige huidige leden is de dag waarop de nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd wordt echter het – vrijwillige of onvrijwillige – eind van hun tijd in het parlement. Maar wat gebeurt er dan? In het verleden was er meermaals publieke discussie wanneer oud-Kamerleden na hun vertrek uit het parlement snel de overstap maakten naar aantrekkelijke functies in de private of publieke sector.
Vier jaar geleden publiceerde de Volkskrant een bericht over de carrièrepaden van bijna 200 Kamerleden, ministers en staatssecretarissen sinds 2002. Volgens de bevindingen werkt een kwart van alle oud politici in het lobbycircuit. Prominente voorbeelden zoals Bart De Liefde die een positie bij het taxiplatform Uber aannam of oud-Kamerlid Arno Rutte die zorgconsultant werd, worden in het nieuws als een tekenend voorbeeld van de ‘Haagse draaideur’ gezien.
Het is niet zo verwonderlijk dat oud-Kamerleden lobbyist worden: ze zijn aantrekkelijk voor organisaties buiten het parlement vanwege hun opgebouwde politieke ervaring. Maar hierdoor ontstaat de zorg dat bedrijven niet alleen de prestige van hun organisatie versterken maar, dankzij de insider knowhow en het netwerk van parlementsleden, beter in staat zijn om hun beleidsdoelstellingen te bereiken. Hierdoor wordt onevenredige invloed op de politiek mogelijk. Er zit, in de ogen van velen, in het bijzonder een luchtje aan als het desbetreffende oud-parlementslid tijdens zijn of haar tijd in het parlement actief was in portefeuilles die betrekking hadden tot de nieuwe werkgever. En al helemaal indien het Kamerlid al voor vertrek uitzicht kreeg op een aantrekkelijke functie. Dit vormt een stimulans om politieke beslissingen te nemen ten gunste van de toekomstige werkgever en vergroot de kans op belangenverstrengeling. Naar aanleiding van dit soort berichten wordt soms gepleit voor strengere ‘anti-draaideurmaatregelen’.
“Anti-draaideur” bepalingen in andere landen
Tot nu toe kent Nederland geen speciale regels voor oud-Kamerleden. Hoe zit het in andere landen met regels over post-parlementaire carrières? In hun vierde evaluatieronde heeft de Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), een intergouvernementele organisatie van de Raad van Europa welke de preventie en bestrijding van corruptie als doel heeft, opgeroepen om de transparantie en verantwoordingsplicht van parlementariërs na het verlaten van het parlement te vergroten. Op basis van de GRECO evaluatierapporten heeft tot nu toe slechts een beperkt aantal landen ervoor gekozen om ethische gedragscodes en regels op te stellen voor Kamerleden (voor ministers zijn al in meer landen regels).
In Albanië, Armenië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Georgië, Italië, Letland, Litouwen, Noord-Macedonië, Slovenië en Moldavië zijn er regels met betrekking tot e.g. een ‘cooling off’ periode (variërend van 6-24 maanden) om in dienst te treden in organisaties die onder direct toezicht stonden van parlementslid of om te lobbyen. In Duitsland bestaat alleen een vrijwillige gedragscode die een aantal jaren geleden door twee leden van de Bondsdag is opgesteld. De code kreeg echter beperkte steun: tot 2020 is het document ondertekend door slechts 54 parlementsleden waarvan 39 zich momenteel in de Bondsdag bevinden.
Buiten de groep van GRECO lidstaten hebben landen zoals Israël, Canada en de Verenigde Staten bindende regels opgesteld. Canada vormt hier een extreem geval: sinds 2010 bestaat er een vijfjarig verbod voor oud-parlementsleden om te werken als adviseur of op te treden namens een bedrijf waar lobbyactiviteiten een aanzienlijk deel van het werk zouden uitmaken. Overtreding van deze verboden kan leiden tot geldboetes tot maximaal $ 200.000 of een maximale gevangenisstraf van twee jaar.
Reguleren of niet?
Ook na de verkiezingen volgende week zullen er weer berichten verschijnen over parlementsleden die overstappen naar banen bij private of publieke organisaties en schijnbaar profiteren van hun ambtsperiode. De roep om strikte regels zal klinken. Het is zeker nodig om professionele en ethische normen voor voormalige parlementariërs op te stellen die zich richten op het tegengaan van “draaideur-gevallen”. Denk hier aan de invoer van een afkoelperiode om grenzen te stellen voordat politici banen mogen aannemen waarin het werk zich voornamelijk richt op het beïnvloeden van het openbaar bestuur. Onvoldoende bescherming tegen onevenredige invloed en corruptie zal ten koste gaan van het vertrouwen van burgers. Bij het vinden van passende regels moeten we ons echter ook realiseren dat maatschappelijke discussies rondom strikte regulering vaak ontstaan naar aanleiding van een selecte groep van voormalige parlementsleden. Door de focus op deze ‘extreme’ gevallen, riskeren we een hele groep parlementsleden in diskrediet te brengen.
De resultaten van bestaand grootschalig onderzoek naar de carrières van oud-Kamerleden laten zien dat er geen structurele draaideur tussen bedrijfsleven en politiek bestaat. Uiteraard geldt ‘wie zoekt, die vindt’. Maar er is geen duidelijk empirisch bewijs om aan te nemen dat grote groepen parlementsleden hun tijd in het parlement als springplank voor een aantrekkelijkere functie gebruiken. Clint Claessen en coauteurs hebben recentelijk laten zien dat de meerderheid van ex-parlementariërs in Duitsland en Nederland er niet echt op vooruit zijn gegaan in hun post-parlementaire carrières. Ook onderzoek dat in andere landen is uitgevoerd (voorbeelden zijn Canada, Denemarken, Italië en Ierland) laat zien dat de soepele overstap naar aantrekkelijke posities in consultancy- of lobbybureaus niet de norm is.
Zinvolle regels en pogingen om te voorkomen dat de draaideur te soepel draait zijn belangrijk en nodig, maar elk individu heeft recht op economische vrijheid en moet naar eigen inzicht kunnen werken. Dit zou ook rekening houden met ontwikkelingen die gaande zijn over de ledenstructuur van de Kamer. Gemiddeld zijn Tweede Kamerleden steeds jonger geworden. De tijd in het parlement valt voor veel burgers binnen een periode in hun level waar anderen aan hun beroepsloopbaan kunnen bouwen. Gelijktijdig groeit, ook dankzij zwevende kiezers, de gemiddelde omloopsnelheid. Weinig is zo ongewis en onvoorspelbaar als de duur van een politieke loopbaan. Alleen de grootste pessimisten zouden beargumenteren dat parlementsleden met het oog op aantrekkelijke posities na hun tijd in het parlement de Kamer ingaan. Maar Kamerleden weten dat hun parlementaire toekomst zeer onzeker is en denken na over de tijd na hun parlementaire mandaat. Te strike regels, die het vermogen van parlementsleden om hun carrière voort te zetten belemmeren, riskeren daarom zelfs het afschrikken van individuen om zich in de eerste plaats als kandidaat op te stellen. Er moeten regels komen, maar zorg er ook voor zorgen dat oud-Kamerleden eerlijke kansen krijgen om buiten de Kamer te zoeken.
Armen Hakhverdian zegt
Heel boeiend! Vind je hetzelfde gelden voor ministers? Hoe wenselijk is het dat je aftreedt als minister van Verkeer en Waterstaat en dan binnen een jaar topman van KLM wordt, om maar een hypothetisch voorbeeld te noemen.
Tim Mickler zegt
Hi Armen,
Zeker, ook voor ministers (zoals uit je hypothetische voorbeeld uit 2011) moeten regels komen die de de transparantie en verantwoordingsplicht vergroten. Ministers staan uiteraard altijd al iets meer in de ‘spotlights’ en juist bij de grote groep van oud-Kamerleden weten we nog niet genoeg over waar ze terecht komen (behalve de anecdotische verhalen en het beperkte empirische onderzoek in bepaalde landen). En door de groeiende omloopsnelheid is het belangrijk om zinvole regelingen te maken over hun post-parlementaire carrières.
Ronald Heijman zegt
Het gaat hier over (potentieel) misbruik van macht- en kennisposities na een functie in het openbaar bestuur.
Dit geldt ook voor functies bij de lagere overheden.
De ethiek en het risicoprofiel moeten hier leidend zijn.
Een neutraal beoordelingsorgaan zou dit moeten beoordelen op criteria, alvorens iemand een nieuwe functie in het bedrijfsleven aanvaardt. Want daarover gaat het: van overheidsdienst naar het bedrijfsleven.
Echter, zolang de ethiek en een laag risico gewaarborgd zijn, is iedereen vrij om te werken waar hij of zij wil. Ook vanuit het bedrijfsleven naar de overheid. Kruisbestuiving is een goede zaak. De carrières van onze topmensen dienen niet vanuit emotie geblokkeerd te worden en de toestroom en behoud van de beste overheidsmensen met de beste honorering dienen bevorderd te worden. Daaraan ontbreekt het momenteel.
Tim Mickler zegt
Een neutraal beoordelingsorgaan dat per individueel geval beoordeeld is zeker ook een optie en bestaat in verschillende landen, e.g. als oud-ministers in het Verenigd Koninkrijk een nieuwe functie in het bedrijfsleven willen aannemen moet er een aanvraag worden ingediend bij het Advisory Committee on Business Appointments. Oud-parlementsleden vallen echter (nog) niet onder deze regeling.