Vlak voor Prinsjesdag peilde opinieonderzoeksbureau Ipsos dat het vertrouwen in de politiek fors gedaald was. Ook het SCP heeft eerder laten zien dat het vertrouwen daalde. En ook I&O komt tot soortgelijke conclusies. Maar is deze daling iets om ons zorgen over te maken?
Eerst de stijging, dan de val
De daling in het vertrouwen in het afgelopen jaar is fors. Maar die daling valt niet los te zien van de enorme stijging in het vertrouwen in 2020. Als gevolg van de uitbraak van de pandemie ontstond een rally-round-the flag. De dreiging van een externe crisis leidde ertoe dat het vertrouwen in met name de regering enorm steeg. Ook de VVD plukte daar in de peilingen de vruchten van. De stijging zelf was van betrekkelijk korte duur, maar de daling duurde aanzienlijk langer. Daardoor kon het gebeuren dat we pas recent weer op het vertrouwensniveau kwamen van voor de Corona-crisis.
Een groot deel van de daling is dus eerder te omschrijven als een terugkeer naar het gebruikelijke patroon. En dat is niet ongezond. Een hoog niveau van blind vertrouwen in de politiek is immers vooral goed nieuws voor politici en beleidsmakers die daardoor makkelijker steun krijgen voor soms verregaand beleid. Een democratie heeft baat bij scepsis in beleidsmakers. Niet blind vertrouwen (dat kiezers doet berusten) of cynisme (dat de goede intenties van politici kraakt en burgers van de democratie doet afkeren) maar scepsis leidt tot actief monitorende, kritische burgers die de politiek scherp houden.
Afkeer van politiek-met-kleine-p
Maar dat is niet het hele verhaal. Er is meer aan de hand. Het vertrouwen in de politiek is in de cijfers van Ipsos nog lager dan in 2018 en 2019. En dat is ook het geval in de cijfers van het SCP. De motivatie van wantrouwende burgers ligt volgens dat laatste onderzoek in de vastgelopen formatie en de onderlinge machtsstrijd. Maar ook andere recente gebeurtenissen (van op- of overstappende ministers tot falend beleid) dringen het vertrouwen omlaag.
Dat is geen verrassing. Burgers houden niet van politiek conflict. Hoe politieker de institutie, hoe lager het vertrouwen dat mensen er gebruikelijk in hebben.
Toch is het te vroeg om heel ongerust te zijn over impact van de huidige politieke verdeeldheid en de patstelling tijdens de formatie op het vertrouwen. De daling is vooralsnog een korte-termijn effect, zoals we die in het verleden wel vaker hebben gezien. Het kabinet-Balkenende II had een slecht imago als weinig responsief kabinet. Balkenende IV probeerde dat imago om te buigen met een 100-dagen tour door het land. Dat leidde in het begin inderdaad tot een hoger niveau van vertrouwen. Maar toen het kabinet niet in staat bleek om daadkrachtig te besturen, zakte dat vertrouwen meteen weer in (afgezien van de periode rond de daadkrachtige overname van ABN Amro in 2008).
De daling van het vertrouwen is dus vooralsnog een reactie op politiek gekonkel in Den Haag, maar niet structureler dan dat. Bij het herstel van politieke omgangsvormen, bij de vorming van een kabinet of bij nieuwe verkiezingen kan het vertrouwen zich weer herstellen. Dat deed het in het verleden ook. Een probleem wordt de politieke patstelling pas, als deze lange tijd blijft aanhouden.
Structurele verklaringen van vertrouwen
Imago’s van verdeeldheid, responsiviteit, en daadkracht stimuleren of drukken het vertrouwen in de Nederlandse politiek slechts op de korte termijn. Die effecten hangen sterk samen met een generatie politici of met een zittende regeringscoalitie. Ze zijn de golven waarmee het vertrouwen stijgt of daalt. Maar ze zijn over het algemeen niet de kurk waar het vertrouwen op drijft.
Structurele bronnen van vertrouwen in de politiek zitten in andere factoren. Denk dan aan regelmatige verkiezingen (waarmee het parlement wordt samengesteld in lijn met de voorkeuren van kiezers), aan economische prestaties, aan evenredige verkiezingen (waardoor allerlei groepen gehoord worden binnen het systeem), en bovenal aan een onpartijdige en niet corrupte overheid.
Het belang van een onpartijdige overheid is zelfs zo groot dat het me verbaast dat de impact van de Toeslagenaffaire op het vertrouwen in de politiek beperkt is gebleven. Die verbazing is alleen maar groter geworden na het zien van de getuigenissen in de 2DOC-documentaire Alleen tegen de Staat.
Aandachtspunt
Het vertrouwen in de politiek is in belangrijke mate een reflectie van hoe de democratie en de regering functioneren. De huidige patstelling leidt onder burgers duidelijk tot afkeer en irritatie. Het vertrouwen kan zich herstellen, wanneer politici zich herpakken. Dat betekent een constructieve opstelling in de formatie en een hogere morele standaard onder politici.
Daarnaast blijft de onpartijdigheid van de overheid cruciaal voor het vertrouwen dat burgers hebben in de politiek. Dat is een tweede aspect waar de huidige generatie politici hard aan zal moeten werken om het hart van de legitimiteit niet te schaden.
Politieke trucjes die politici een imago moeten opleveren van responsiviteit (als de 100-dagentour) of daadkracht (als de poging om elke dag een beleidsvoorstel te pluggen in de media) stimuleren het vertrouwen alleen aan de oppervlakte. Dat draagt allemaal niets bij aan het vertrouwen van de groep waar we ons het meest zorgen om moeten maken: de groep burgers die geheel dreigt af te haken, en afdrijft van gebrekkig vertrouwen naar daadwerkelijk cynisme.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.