Half december stelde Minister van Defensie Ruben Brekelmans dat Nederland weerbaarder moest worden voor een (internationale) crisissituatie. Ook de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, Mark Rutte, stelde in zijn eerste speech dat we ons mentaal moeten voorbereiden op oorlog. Volgens hen moet mensen in Nederland zich beter voorbereiden op maatschappelijk ontwrichtende situaties, zoals watersnood, een pandemie, het uitvallen van kritieke infrastructuur of een militair conflict.
Deze uitspraken sluiten aan bij uiteenlopende adviezen over Nederland in een veranderende wereldorde. Adviseurs van de regering zoals de WRR en AIV stellen dat Nederland zich bevindt in een grimmige internationale context. Oorlog op het Europese continent en in het Midden-Oosten, klimaatverandering, meer handelsbelemmeringen en het verval van bestaande democratieën, betekent volgens hen dat Nederland zich niet langer in een stabiele en veilige internationale context bevindt.
Die veranderende context werpt de vraag op hoe burgers aankijken tegen de relatie tussen Nederland en het buitenland. Zijn de opvattingen van Nederlanders hierover ook anders dan eerder? In de nieuwe editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het SCP gaan we hier dieper op in. Vinden burgers dat we ons terug moeten trekken achter de dijken? Of ziet men meer dan vroeger het belang in van internationale samenwerking? En waarom ziet men (g)een rol voor Nederland in het buitenland? Deze vragen onderzochten we met kwantitatief (een grootschalig survey) en kwalitatief onderzoek (open antwoorden en focusgroepen).
Nederland en het buitenland: een noodzakelijk kwaad
Uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders zich ervan bewust zijn dat het voor een klein handelsland als Nederland noodzakelijk is om internationaal samen te werken, bijvoorbeeld in de Europese Unie (EU). Slechts weinigen willen zich volledig terugtrekken achter de dijken. Een ruime meerderheid steunt het EU-lidmaatschap (70%) en het draagvlak voor een Nexit is nog steeds laag (10%).
Tegelijkertijd zien we dat niet iedereen tevreden of blij is met de manier waarop internationale samenwerking vormt krijgt: ruim 40% vindt dat Nederland al te veel macht heeft overgedragen aan Brussel. Een ruime meerderheid vindt ook dat de balans in aandacht voor binnen- en buitenland scheef is: 63% vindt dat de regering zich minder moet richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land. 36% vindt niet dat Nederland zich niet minder op het buitenland moet richten. Internationale samenwerking is volgens velen een gegeven of een noodzakelijk kwaad als een klein land dat voor zijn welvaart en defensie afhankelijk is van andere landen.
Terughoudendheid was er eerder ook, maar defensie is belangrijker dan voorheen
Deze ambigue relatie met het buitenland is ook niet nieuw, maar een stabiel gegeven van de Nederlandse publieke opinie. Ook in 2011, 2012 en 2018 vond een ruime meerderheid dat de Nederlandse regering meer aandacht moest besteden aan het binnenland dan aan het buitenland. Wat wel echt anders is dan vijf of tien jaar geleden is de noodzaak die mensen verbinden aan een sterke defensie en internationale samenwerking op dit terrein. In 2011 waren er nauwelijks zorgen over internationale veiligheid en wilde mensen vooral dat er bezuinigd werd op defensie. Sinds de oorlog tussen Rusland en Oekraïne in 2022 is dit anders. Het aandeel mensen dat minder geld wil uitgeven aan militaire missies is sterk gedaald. Daarnaast zien mensen Europese samenwerking op defensie vaker als een speerpunt voor EU-beleid.
De balans tussen binnen- en buitenland is scheef
Een grote groep vindt dus dat het kabinet zich minder op het buitenland moet richten en meer op de problemen in eigen land. Maar waarom vinden mensen dat? Op basis van het kwalitatieve onderzoek zien we drie aanleidingen.
Aanleiding #1: Buitenland veroorzaakt of versterkt bestaande problemen in Nederland
Ten eerste vinden mensen dat internationale verwevenheid de binnenlandse problemen erger maakt, of daar zelfs de oorzaak van is. Ondanks de voordelen die internationale samenwerking soms opleveren, ondervindt Nederland hierdoor ook nadelen. Mensen in deze groep zien het buitenland als iets waar ze geen zicht, zeggenschap of controle over hebben en wat Nederland overkomt. Het buitenland wordt hierbij vaak ervaren als een bedreiging van de Nederlandse identiteit en autonomie, de mate waarin Nederland nog zeggenschap heeft over zijn eigen wetten en regels en financiële zekerheid. Zo beklagen mensen zich over Europese stikstofregels die de woningbouw bemoeilijken, de afdracht aan de EU, en over internationale regels die Nederland dwingen om asielzoekers op te nemen.
Mensen die niet vinden dat de Nederlandse regering minder aandacht moet besteden aan het buitenland, zien internationale samenwerking vaker als een manier om binnenlandse problemen aan te pakken. Zij leggen meer nadruk op de internationale aspecten van veel nationale vraagstukken en de onderlinge verbondenheid met andere landen in een geglobaliseerde wereld. Volgens hen kan Nederland deze en toekomstige uitdagingen niet in zijn eentje oplossen.
Aanleiding #2: te weinig aandacht voor problemen in eigen land
Ten tweede vinden mensen dat de regering op dit moment te weinig aandacht besteedt aan de problemen die in Nederland spelen. In de enquête zien we een duidelijk verband tussen iemands opvatting over de Nederlandse inzet in het buitenland en het gevoel dat de politiek onvoldoende oog heeft voor de problemen in Nederland. Hierbij zijn er ook grote verschillen naar opleiding en partijvoorkeur (zie figuur 1). In de focusgroepen zien we dat deelnemers ervaren dat de aandacht en hulp die uitgaat naar het buitenland ten koste gaat van Nederlanders. Aandacht voor binnen- en buitenland wordt ervaren als een zero-sum game: het geld en aandacht dat naar het buitenland gaat, kan niet in Nederland worden benut. Zij vinden dat ‘eigen’ mensen als eerste geholpen en gehoord moeten worden. De komst van asielzoekers, het woningtekort en de stijgende prijzen van boodschappen en energie, vergen volgens velen een daadkrachtige focus van de overheid op Nederland. De groep die vindt dat Nederland zich niet minder op het buitenland moet richten ervaart deze spanning minder. Zij stellen vaker dat Nederland een morele plicht heeft om zich op het internationale speelveld in te zetten.
Bron: NIB (SCP)
Aanleiding #3: Nederland doet al onevenredig veel in het buitenland
Ten derde vinden mensen dat Nederland al onevenredig meer doet dan andere landen als het gaat om de aanpak van internationale problemen, zoals klimaatverandering en de opvang van asielzoekers. 50% vindt dat Nederland op dit moment meer doet dan andere Europese landen aan het tegengaan van klimaatverandering. 51% vindt dit geldt voor het opvangen van asielzoekers (zie figuur 2). Nederland wordt door deze groep geregeld als ‘beste jongetje van de klas’ getypeerd, die regels strikter naleeft dan andere landen. Het liefst zien mensen dat Nederland evenveel doet, of zelfs minder (op bijvoorbeeld op het gebied van asiel). Dit betekent in de praktijk volgens mensen dat Nederland minder hoeft te doen dan nu, en andere landen juist meer.
Slechts een kleine groep vindt dat Nederland juist een voortrekkersrol zou moeten pakken op klimaat en asiel. Het is volgens hen rechtvaardig dat een rijk land zoals Nederland een extra tandje bijzet bij het reduceren van CO2-uitstoot of het opvangen van vluchtelingen.
Opvallend is dat veel mensen niet vinden dat Nederland te veel doet als het gaat om defensie. Ook hier is een grote groep (69%) van mening dat Nederland een gelijkwaardige bijdrage moet leveren aan de veiligheid en defensie van Europa. Dit sluit aan bij het hogere belang wat mensen hechten aan internationale samenwerking op defensie.
Bron: COB-LISS
Een weerbaar Nederland op de langere termijn?
De veranderende wereldorde brengt Nederland in een nieuwe realiteit. De publieke opinie is echter niet sterk veranderd. Ook bij eerdere onderzoeken naar dit thema, in 2011, 2012 en 2018, vond een meerderheid dat binnenlandse problemen onvoldoende aandacht kregen. Op één punt zien we wel een verschuiving: op defensie en veiligheid is er meer steun voor inzet van de Nederlandse overheid dan eerder.
Het onderzoek laat de worsteling zien van veel Nederlanders met internationale samenwerking: eigenlijk willen veel mensen dat het kabinet zich op Nederland richt en zelf kan beslissen wat het doet, maar de realiteit van een klein handelsland met een zwakke defensiemacht is anders en dat beseffen mensen ook. Het laat ook zien dat er mogelijk een spanning bestaat tussen wat mensen willen en wat er op de langere termijn noodzakelijk is om Nederland weerbaar te maken voor internationale ontwikkelingen op het gebied van migratie, klimaatverandering, pandemieën of oorlog.
Op de korte termijn heeft het kabinet de publieke opinie mee. Het buitenlandbeleid van het Kabinet-Schoof zal bij een grote groep op steun kunnen rekenen. Het kabinet wil bijvoorbeeld de EU-regels minder strikt interpreteren op klimaat- en natuurbeleid en Nederland meer autonomie geven op asielbeleid. Dit sluit aan bij wat veel burgers ook vinden. Een deel van de samenleving zal zich hierdoor niet gehoord voelen. Zij willen juist dat Nederland meer aan internationale samenwerking doet en een voortrekkersrol heeft.
De vraag is hoe de publieke stemming samengaat met het advies van verschillende adviesorganen om Nederland op de langere termijn weerbaar te maken. Conflicten en spanningen buiten de eigen landsgrenzen om en de gevolgen van klimaatverandering kunnen de Nederlandse samenleving confronteren met ongemak in het dagelijks leven, zoals de beperkte beschikbaarheid van voorzieningen of de opvang van gewonden of vluchtelingen. Om Nederland voor te bereiden op maatschappelijke ontwrichtende scenario’s zal er, volgens de AIV en WRR, door de overheid meer van de samenleving gevraagd moeten worden, ook in de periode waarin er zich nog geen crisis voordoet. Hierbij gaat de aandacht uit naar psychologische veerkracht, weerbaarheid tegen desinformatie, noodpakketten aanleggen en zorgbehoevende medemensen helpen bij een crisissituatie.
De oproep om een noodpakket in huis te halen vanuit het kabinet resoneerde bij een deel van Nederland, gezien de drukte bij prep stores in de dagen erna. Maar dit zal waarschijnlijk niet voor iedereen gelden. Een deel van de samenleving voelt het ook op dit moment dat de overheid niet doet wat zij zou moeten doen, namelijk zorgen voor betaalbare woonruimte, toegankelijke zorg en bestaanszekerheid. Dat maakt het extra lastig om daarbovenop nog eens iets extra’s te vragen. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met deze publieke stemming bij de rol en aanpak van Nederland bij grensoverschrijdende vraagstukken, zoals bijvoorbeeld klimaatverandering en (asiel)migratie. Draagvlak voor internationaal beleid hangt af van het beeld dat mensen hebben van wat Nederland doet in vergelijking met andere landen. Het beeld is vaak dat Nederland meer doet dan anderen of het al heel goed doet. Hier zal het kabinet rekening mee moeten houden. Want, wie voorop loopt, hoeft niet méér te doen.