Ongeveer 2,5% van de kiesgerechtigde bevolking in Nederland is lid van een politieke partij, begin 2014 waren dat ruim 300.000 mensen. Om te beseffen dat deze kleine groep belangrijk is, hoef je maar terug te denken aan het beroemde CDA-congres in 2010 waar de massaal toegestroomde leden moesten beslissen of hun partij zou toetreden tot een kabinet met de VVD en gedoogsteun van de PVV. Of aan de lijsttrekkersverkiezingen van de VVD in 2006 tussen de ‘liberale’ Mark Rutte en de ‘conservatieve’ Rita Verdonk. Hoewel we natuurlijk niet weten hoe het zou zijn gegaan als de leden Verdonk hadden gekozen, is het moeilijk voorstelbaar dat Rutte in 2010 en 2012 premier van Nederland zou zijn geworden als de VVD-leden in 2006 tot een andere keuze waren gekomen. De groep partijleden, hoe klein in getal misschien ook, doet ertoe.
Leden worden gezien als stoorzenders in de representatieve democratie
Partijleden hebben dus invloed op de koers en de lijsttrekker van hun partij. Ze maken deel uit van het electoraat én van hun partij en vormen zo schakels tussen kiezers en gekozenen. Maar er is veel kritiek op het principe en de praktijk van partijleden. Steeds weer is de suggestie dat leden partijen belemmeren bij het vervullen van hun democratische functies van competitie en representatie. Leden zouden de competitie van herkenbare en onderling verschillende partijen in de weg staan, omdat ze intern te veel verdeeld en extern te weinig verdeeld zijn. Ze zouden de representatie van kiezers bemoeilijken, omdat hun opvattingen en achtergronden te veel afwijken van die van kiezers en volksvertegenwoordigers, waardoor leden slechte ambassadeurs zijn en hun invloed binnen partijen ervoor zou zorgen dat kiezers en volksvertegenwoordigers van elkaar vervreemden.[i] Leden zouden, kortom, obstakels in de keten van de representatieve democratie zijn.
Onderzoek naar de eensgezindheid, verdeeldheid en representativiteit van partijleden
Op basis van grootschalig onderzoek onder leden van GroenLinks, PvdA, D66, CDA, ChristenUnie, VVD en SGP heb ik onderzocht of partijleden gezien hun achtergronden en opvattingen nu wel of niet een bijdrage kunnen leveren aan het functioneren van partijen. Ik heb me daarbij gericht op drie voorwaarden waaraan leden moeten voldoen om partijen te helpen bij het organiseren van de competitie en het vertegenwoordigen van kiezers: interne eensgezindheid, externe verdeeldheid en representativiteit. Ik heb gekeken hoe eensgezind leden van dezelfde partij zijn, in hoeverre leden van diverse partijen inhoudelijk verschillen en in hoeverre leden lijken op kiezers en vertegenwoordigers van hun partij.
Beeld van partijleden als obstakels overdreven
Mijn onderzoek wijst uit dat het beeld van partijleden als obstakels onjuist, of op zijn minst overdreven is. Leden binnen partijen zijn overwegend eensgezind en nemen gezamenlijk een positie in die afwijkt van de positie van leden van andere partijen. Hun demografische profiel wijkt weliswaar af, maar hun opvattingen komen overeen met die van ‘eigen’ kiezers en Kamerleden. Leden kunnen zo, als nuttige schakels een positieve bijdrage leveren aan het democratisch functioneren van hun partij.
Wel potentiële problemen op de culturele dimensie
Een kanttekening is wel op zijn plaats. Eventuele problemen met de schakelfunctie doen zich namelijk voor bij vragen rondom Europese eenwording en integratie van minderheden. Over Europese eenwording zijn leden in onder andere VVD, PvdA en CDA het onderling niet helemaal eens, zijn de ledenbestanden van de partijen (daardoor) minder onderscheidend dan ten aanzien van andere vraagstukken en is de afstand tussen leden en kiezers groter. Juist deze twee kwesties spelen een belangrijke rol in het recente politieke debat. De onderliggende culturele dimensie in de West-Europese politiek kan problematisch zijn voor vooral gevestigde bestuurderspartijen.
Tijd voor een positiever perspectief op partijleden?
Partijleden voldoen in grote lijnen aan de voorwaarden om competitie en representatie door partijen mogelijk te maken en kunnen aldus een bijdrage leveren aan de representatieve democratie. Misschien is het dan ook tijd voor een positiever perspectief op partijleden, of – op zijn minst – een meer genuanceerde discussie over de algemenere vraag naar het belang en de bijdrage van ledenpartijen aan de democratie en de gevolgen van ledenloze partijen en andere alternatieve organisatievormen.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.