De ophef was ouderwets groot op sociale media. De SP publiceerde een harde, sarcastische campagnespot over een fictieve Brusselse machthebber die wel heel veel gelijkenis vertoonde in naam en uiterlijk met eurocommissaris Frans Timmermans. De reacties logen er niet om. “Een politiek pornofilmpje, gericht op de onderbuik“, was te lezen in de Volkskrant. Collega-politici omschreven het filmpje als ‘ranzig’ en de partij als ‘van het padje’.
Maar is het strategisch ook onverstandig?
Negatieve campagnes
Dat partijen negatieve campagnes voeren is niet nieuw. Politicologisch onderzoek ernaar heeft zich lange tijd gericht op de VS. In Nederland heeft bovenal Annemarie Walter (Universiteit van Nottingham) met verschillende co-auteurs en in haar proefschrift dit fenomeen onder de loep genomen. Zij komt tot relevante conclusies.
Ten eerste is het een misverstand dat negatieve campagnes tegenwoordig vaker voor zouden komen dan voorheen. Van Hans Wiegel (over Joop den Uyl) tot Pim Fortuyn (over Els Borst), en van Jan Peter Balkenende (over Wouter Bos) tot DENK! (over Geert Wilders) en de VVD (met een cartoon over Forum): campagnevoeren door een rivaal om inhoudelijke en/of persoonlijke reden te bekritiseren of zelfs zwart te maken is van alle tijden. Sterker nog, Annemarie Walter stelde enkele jaren geleden dat de campagnes in de jaren 70 grover waren dan tegenwoordig, hoewel ze tegenwoordig meer onder een vergrootglas liggen.
Ten tweede wordt de negatieve campagne als strategie vaker ingezet wanneer partijen het slecht doen in de peilingen. Op zo’n moment gaan die partijen om zich heen slaan in een zoektocht naar aandacht en kiezers. Daar is bij de SP inderdaad sprake van: De partij zit sinds de virtuele piek in de peilingen, een maand voor de verkiezingen van 2012, in een electoraal verdomhoekje. De partij kon niet profiteren van de implosie van de PvdA, en verloor na de leiderschapswissel (Marijnissen voor Roemer) onverwachts zetels bij de Provinciale Statenverkiezingen. Eigen thema’s resoneren niet in de verkiezingscampagne.
Ten derde is de negatieve campagne een strategie die radicale en nieuwe partijen gebruiken. In Nederland kunnen we welhaast spreken van een traditie dat nieuwe partijen succesvol doordringen tot het bestel, wanneer zij kiezers mobiliseren door een eigen inhoudelijke boodschap te koppelen aan anti-establishment sentimenten. Denk aan D66 (postmaterialistische waarden, en ‘het systeem van binnenuit opblazen’), SP (klassiek-links, en ‘stem tegen…’), de LPF (migratie en ‘de puinhopen van Paars’), en het Forum voor Democratie (klimaatscepsis en ‘partijkartel’). Die strategie voorkomt dat partijen de nieuwe standpunten al te makkelijk absorberen.
De SP kan baat hebben bij het filmpje
Ondanks (of beter: juist dankzij) alle kritiek en ophef, heeft de SP een strategie ingezet die het helpt aan media-aandacht. Net als eerder bij de PVV en het FvD te zien was, schenkt deze ophef in elk geval op de korte termijn de aandacht van media en collega-politici. Het Forum voor Democratie was hier zelfs zo succesvol mee dat de partij over media-aandacht bepaald niet te klagen had. In 2017 scoorde Baudet volgens campagne-onderzoek van Nel Ruigrok en anderen (Vrije Universiteit) meer aandacht in praatprogramma’s dan de kleine partijen waarvan FvD toen de kleinste was. (Dat Thierry Baudet desondanks klaagde over gebrek aan media-aandacht, zal de toch al bovenproportionele aandacht voor zijn partij versterkt hebben.) In 2019 gingen grote delen van de slotuitzending van Pauw en Jinek over uitspraken van Baudet en Hiddema, hoewel Baudet zelf had afgezegd voor de uitzending.
Ophef werkt goed voor aandacht in praatprogramma’s. Daar hoef je niet eens voor aan te schuiven, maar gisteren kreeg de SP direct een podium bij Pauw. Opeens was de partij weer zichtbaar.
Ook inhoudelijk kan een partij zich onderscheiden via de negatieve campagne. De SP wordt wel verweten dat het filmpje inhoudsloos was. Dat klopt volgens mij niet. Via de weliswaar harde persoonlijke aanval vergroot het filmpje de tegenstelling uit tussen de SP en andere partijen (lees: electorale rivalen als de PvdA) op het thema van de Europese Unie. Dat juist op dat thema wordt ingezet is – nog afgezien van de aanstaande EP-verkiezingen – niet gek. Matthijs Rooduijn heeft laten zien dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen linkse kiezers ten aanzien van de Europese Unie. Met de negatieve campagne zal de kijker duidelijk worden dat de SP zichzelf niet tot het kamp rekent van voorstanders van de EU. Bovendien neemt het de wind uit de zeilen voor rivalen die willen appelleren aan Eurosceptische kiezers.
Maar er zijn ook reële risico’s
Het filmpje zal de SP vooral helpen als kiezers de inhoudelijke, Eurosceptische boodschap als dusdanig herkennen. Wie het filmpje louter ziet als een persoonlijke aanval die morele grenzen zou overtreden, zal de SP daarop aankijken. Annemarie Walter omschrijft dat negatieve campagnes sowieso het risico kennen dat niet alleen het object van die campagne besmeurd raakt, maar ook de partij die de de campagne gestart is. Die negatieve campagne kan dus als een boemerang terugkomen bij de zender. In een meerpartijenstelsel zijn die risico’s nog wat groter, doordat het mogelijke verlies van de bekritiseerde partij niet noodzakelijk terechtkomt bij de bekritiserende partij.
Het lijkt me geen toeval dat de SP daarom vooral inzet op het aanvallen van de PvdA, een partij waarmee de SP in hetzelfde electorale blok zit.
Niet slecht voor het systeem
Voor het politieke systeem als geheel hoeft een negatieve campagne niet per se slecht te zijn. Ook van negatieve campagnes leren kiezers waar partijen inhoudelijk voor staan.
Bovendien is politiek wantrouwen in toenemende mate een oorzaak geworden voor kiezers om op een partij te stemmen. Het vertrouwen is niet structureel toe- of afgenomen, maar wel politiek geworden. Meer dan voorheen worden kiezers gemobiliseerd op basis van het vertrouwen (D66, GroenLinks) of wantrouwen (PVV, FvD) in politiek en democratie. Zo beschouwd biedt de keus van de SP voor een negatieve campagne tegen zittende bestuurders meer keus aan kiezers op links, en een manier om wantrouwen in de politiek te kanaliseren binnen het democratische systeem.
Samenwerking?
Natuurlijk creëert dit ook problemen in de inhoudelijke samenwerking met de partijen die worden aangevallen. Maar tegelijkertijd heeft de SP nog nooit geregeerd. Linkse partijen hebben in Nederland een structurele minderheid, waardoor centrum-rechtse en middenkabinetten elkaar afwisselen. Dat maakt de positie van de SP tijdens regeringsformaties structureel zwak. Om invloed te hebben, zal de partij willen groeien net als in 2006 toen de SP mocht aanschuiven bij onderhandelingen met CDA en PvdA.
Een belangrijke bevinding van het proefschrift van Sarah de Lange (Universiteit van Amsterdam) luidt dat coalitievorming structureel meer om aantallen en inhoud draait dan om stijl. Haar proefschrift toonde dat radicaal-rechtse partijen weliswaar minder kans hebben om toe te treden tot een coalitie, maar dat dit goeddeels verklaard kan worden door hun grootte en ideologische afstand tot de andere partijen. Daarin wijken zij niet af van andere partijen. In Nederland hebben we gezien hoe nieuwkomers als D66, de LPF, en de PVV ondanks hun polariserende, anti-elitaire retoriek al snel mochten toetreden tot een regeringscoalitie of tot een gedoogconstructie die de facto als dusdanig functioneerde.
Kortom, een negatief campagnespotje kan hard aankomen en wordt eerder ingezet door een partij die het moeilijk heeft. Maar dat maakt de inzet ervan niet vanzelfsprekend onstrategisch. De SP kan de laatste dagen op aanzienlijke aandacht rekenen, en veel kiezers zullen doorhebben dat de SP op het thema Europa afwijkt van partijen als GroenLinks en de PvdA. Zo’n negatieve campagne kent risico’s – de SP kan zelf besmeurd raken met de persoonlijke kritiek die de partij uitdeelt. Daar zou partijvoorzitter Meyer niet dubbelzinnig over hoeven doen.
Dit stuk mist een onderscheid tussen negatieve campagnes gericht op andere partijen, en negatieve campagnes gericht op bevolkingsgroepen. Zo wil Stram Kurs in Denemarken minstens een half miljoen mensen het land uitzetten. Ze zijn als enige partij bereid, om voor zulke beleid campagne te voeren. Dit kan inderdaad een manier zijn “om wantrouwen in de politiek te kanaliseren binnen het democratische systeem”. Ook in Nederland is er een grote groep (potentiële) kiezers, die de moslims / buitenlanders / allochtonen het land uit willen zetten. Geef die mensen een partij die opkomt voor hun wensen, en je bindt ze aan het democratisch proces.
Het is echter niet ethisch, om je te beperken tot de werking van het democratisch proces, zoals politicologen beroepsmatig doen. De democratie is geen gesloten systeem: als Stram Kurs de verkiezingen wint, en de buitenlanders daadwerkelijk eruit gooit, heeft dat zeker gevolgen voor de Deense samenleving, en dus voor het democratisch proces zelf. Zoiets gaat ook niet zonder bloedvergieten, en de politicologie zou daarmee rekening moeten houden. Wat ik proef in dit stuk is een mentaliteit, waarin het democratisch proces als moreel neutraal wordt beschouwd, en de negatieve gevolgen voor natuurlijke personen worden genegeerd.
Negatieve campagnes moeten we niet primair als strategie beschouwen, maar als uiting van de onderlinge vijandschap tussen bevolkingsgroepen. In die zin, zijn ze altijd functioneel binnen een democratie, want ze geven uiting aan de wens van een categorie kiezers, om negatief te handelen ten opzichte van hun vijanden. Dat is op zijn beurt inherent aan vijandschap.
Zo bekeken is elke negative campagne een aanwinst voor de democratie als zodanig. Het democratisch proces loopt optimaal, als de partijen zeggen wat de kiezers denken. Dat zien we zelden, ook omdat het bepleiten van de wens van sommige kiezers een stafbaar feit oplevert. In een werkelijk goed functionerende parlementaire democratie zijn er ook bijvoorbeeld genocide-partijen, die de uitroeing van gehate minderheden bepleiten, omdat er nu eenmaal kiezers zijn, die zoiets heel graag zouden willen. Wellicht wordt een perfecte democratie geheel beheerst door negatieve campagnes tegenover bevolkingsgroepen, omdat de mens vooral negatief reageert op andere mensen. (Dat laten de sociale media heel goed zien.) We kunnen dit echter niet goed begrijpen, door uitsluitend te kijken naar de mate waarin het democratisch proces zelf goed functioneert.
De boeiende beschouwing van Tom van der Meer over het SP-filmpje mist een belangrijk punt uit het proefschrift van Annemarie Walter. Nederland kent inderdaad een zekere traditie van harde aanvallen van partijen op elkaar, maar harde persoonlijke aanvallen op een lijsttrekker zijn uitermate schaars. Annemarie constateert dat in de door haar onderzochte periode (1980 – 2006) in Nederland slechts 1 tot 3% van de aanvallen op andere partijen in partijpolitieke uitzendingen een persoonlijke aanval betrof. In verkiezingsdebatten lag het percentage slechts iets hoger.
De televisiespot van de SP is niet alleen een harde persoonlijke aanval, het doet sterk denken aan de pogingen tot karaktermoord die regelmatig plaatsvinden bij Amerikaanse verkiezingen. Denk bijvoorbeeld aan de anti Dukakis spotjes van de Bush senior uit 1988 (‘Dukakkis on crime’ ) of de anti Kerry spotjes (2004) van Bush jr. (‘Swift boat veterans for truth’), waarin betoogd werd dat Kerry zou liegen over zijn rol in de Vietnam oorlog. In de Amerikaanse campagnecultuur riep dat decennia terug al weinig weerstand op, bovendien is er vaak wel enig electoraal effect ten gunste van de aanvallende partij. Voor Nederland is een dergelijke partijpolitieke spot nieuw. Felle persoonlijke aanvallen zijn schaars in Nederland en vinden veelal in verkiezingsdebatten of in de Tweede Kamer plaats.
Het is de ook vraag of de media aandacht die de spot heeft gegenereerd gunstig is voor de SP. Het is zeker niet zo dat deze spot noodzakelijk was omdat de SP in de media genegeerd werd. Lilian Marijnissen was zowel bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten en ook de laatste weken regelmatig op televisie in allerlei programma’s.
Mocht de SP-spot echter effect blijken te hebben ten gunste van de SP, dat moet overigens nog maar blijken, dan zullen we vaker sterk prsoonlijke aanvallen zien in verkiezingscampagnes. Of we daar blij mee moeten zijn betwijfel ik. Er is niets tegen negative campaigning, maar ik zie niet in hoe deze vorm een bijdrage vormt aan het beter functioneren van ons democratisch stelsel.