Op 7 mei 2015 mochten de Britse kiezers naar de stembus. Dit mondde uit in wat de Volkskrant een krankzinnige verkiezingsnacht noemde. Zo lieten – geheel onverwacht – de Conservatieven Labour ruim achter zich in Engeland en Wales; waren de Liberaal-democraten met meer dan 40 zetels in de min de grote verliezers; en veegden in Schotland de Schotse nationalisten (SNP) Labour van de kaart door bijna alle zetels binnen te halen. Deze bijdrage gaat echter niet direct over deze verkiezingen, maar over het stemgedrag van Britse parlementariërs in het parlement. Wat kunnen we gaan verwachten? Stemmen parlementariërs met expertise op een onderwerp hetzelfde als hun collega’s zonder deze expertise?
Evidence-based beleid, of waarom expertise ertoe zou kunnen doen
In veel landen, waaronder Groot Brittannië en in iets mindere mate ook Nederland, wordt het maken van zogenaamd evidence-based beleid steeds belangrijker. Dit houdt kortgezegd in dat bij het formuleren en implementeren van beleid gebruik wordt gemaakt van de laatste wetenschappelijke kennis en inzichten. Het doel hiervan is om tot beter beleid te komen (zie bijvoorbeeld het WRR-rapport Met kennis van gedrag beleid maken dat hier op StukRoodVlees werd besproken). De uitgaande Britse regering is vrij ver gegaan is haar toewijding aan evidence-based beleid. Zo zijn vier ‘what works centers’ opgericht waarin wetenschappelijke kennis wordt gebruikt voor het maken van beleid voor de aanpak van bijvoorbeeld criminaliteit of het omgaan met vergrijzing. Wetenschappelijke expertise is inmiddels ook goed verankerd binnen de Britse regering. De vraag is of zulke expertise ook in voldoende mate aanwezig is onder de parlementariërs, wiens taak het is om de regering te controleren. Indien de regering veel meer kennis heeft dan het parlement, kan dat parlement haar controlefunctie niet effectief uitvoeren. Dit is echter alleen belangrijk als die expertise er ook toe doet. Ofwel, als parlementariërs met expertise zich anders gedragen – bijvoorbeeld in hun stemgedrag – dan parlementariërs zonder expertise. Dit is de vraag die Mark Goodwin heeft onderzocht in een recente studie in Parliamentary Affairs (gated versie hier beschikbaar).
Wie zijn de experts?
Welke parlementariërs expert zijn, hangt af van het onderwerp. Om überhaupt te kunnen bepalen of expertise stemgedrag beïnvloedt, had Goodwin een wetsvoorstel nodig over een onderwerp waarop parlementariërs mochten afwijken van de partijlijn. Dit gold voor de Human Fertilisation and Embryology Bill and Act uit 2008. Dit wetsvoorstel stelde onder meer een aanzienlijke uitbreiding van de toegestane technieken voor het gebruik van menselijke embryo’s voor en wordt gezien als één van de meest controversiële wetsvoorstellen uit de Britse geschiedenis. Vanwege de ethische kwesties waren parlementariërs vrij om te stemmen hoe zij wilden op de verschillende onderdelen van de wet. Voor Goodwin dus een uitgelezen voorstel om de invloed van expertise op stemgedrag te analyseren.
Parlementariërs die aan één van de volgende criteria voldeden, werden gezien als hebbende (wetenschappelijke) expertise op dit onderwerp: (1) gewerkt hebbend in een (natuur-)wetenschappelijk, technisch of medisch beroep, of (2) tenminste een bachelor-graad in een (natuur-)wetenschappelijk, technisch, engineering, of wiskundig vakgebied, waaronder medicijnen. 54 van de 649 parlementariërs (8%) voldeden aan één van deze criteria.
Verwachtingen over het stemgedrag van de experts
Goodwin’s hypothesen stelden dat het stemgedrag van de expert-parlementariërs af zou wijken van dat van de niet-expert parlementariërs. Hij verwachtte dat de experts de restricties op onderzoek en klinisch gebruik van menselijke biotechnologieën (zoals gebruik van embryo’s) zouden willen minimaliseren. Dat ze vaker gebruik zouden maken van hun stemrecht. En dat ze vaker een minderheidsfractie binnen hun partij zouden vormen.
Dit bleek allemaal niet het geval. Hoewel de experts wel minder geneigd waren om beperkende amendementen te steunen dan de niet-experts, was er geen enkel significant effect van expertise op stemgedrag na het controleren voor andere kenmerken (zoals partij). Ook stemden de experts niet vaker dan de niet-experts en vormden ze niet vaker een minderheidsfractie.
Vaststellen van de politieke agenda
Voor hun stemgedrag maakt het dus niet uit of parlementariërs veel over een onderwerp weten – expert zijn – of niet, zo laat Goodwin’s studie zijn. Wel zijn er wat haken en ogen aan het onderzoek, ook door hem benoemt. De opvatting van expertise was bijvoorbeeld relatief ruim, waardoor er veel variatie zal zijn in mate van expertise die de experts hebben. Wellicht dat de “echte” experts toch anders stemmen. Het relatief kleine aantal experts bemoeilijkte verder het vinden van significante effecten.
Hoewel ze dus niet anders stemmen, lijkt de invloed van de experts op een andere fase van het proces wél cruciaal: bij het bepalen van de agenda. Zo behoorden 12 van de 18 parlementariërs in de voorbereidende commissies tot de experts. Indien expertise inderdaad vooral invloed heeft in deze eerdere fase doet de nieuwe regering-Cameron er goed aan om eventuele hervormingen ter bevordering van evidence-based beleid juist op die fase te richten.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.