Welke mensen denken negatief over immigratie? In een eerder Stukje Rood Vlees besprak ik een overzichtsartikel met de volgende centrale conclusie: mensen die negatief over immigratie denken zijn lang niet altijd lager opgeleiden met lage sociaaleconomische posities die alleen maar bezig zijn met hun eigenbelang; vaak zijn het juist mensen die bezorgd zijn om de samenleving in zijn geheel.
Recentelijk zijn er twee nieuwe vergelijkende studies verschenen over de vraag onder welke omstandigheden verschillende groepen mensen negatief over immigratie denken. De belangrijkste resultaten kort samengevat:
- Ingeburgerde immigranten zijn negatiever over immigratie dan niet-ingeburgerde immigranten
Aida Just en Christopher Anderson gaan in dit artikel ($) in op de vraag hoe immigranten zélf eigenlijk aankijken tegen immigratie. Hun eerste bevinding is niet héél opvallend. Zich baserend op een vergelijkende studie van 18 West-Europese landen vinden de onderzoekers dat immigranten positiever staan tegenover immigratie dan niet-immigranten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met solidariteit met mede-nieuwkomers, mogelijke gedeelde ervaringen en/of een beter zicht op de mogelijke problemen van immigranten. Interessanter is hun tweede bevinding: immigranten staan negatiever tegenover immigratie op het moment dat ze formeel zijn ingeburgerd in het land van aankomst.
- Als immigratie plotseling toeneemt of als er veel niet-Westerse immigranten zijn, zijn met name rechtse niet-immigranten negatiever over immigratie
Johannes Karreth, Shane Singh en Szymon Stojek kijken niet naar immigranten zélf, maar richten zich juist op niet-immigranten (zie hier ($)). Ze analyseren de situatie in Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland en stellen dat niet-immigranten die in gebieden wonen waar al lange tijd veel immigranten leven over het algemeen relatief positief staan tegenover immigratie. Máár: als het aantal niet-Westerse immigranten zeer hoog is of als het aantal immigranten plotseling sterk toeneemt is de situatie anders. De onderzoekers laten zien dat in die gevallen met name rechtse niet-immigranten negatiever zijn over immigratie.
Conclusie:
Iemands relatie tot zijn omgeving (ingeburgerd zijn of niet / de etnische samenstelling van de omgeving en plotselinge veranderingen in die omgeving) is van invloed op de opvattingen van die persoon over immigratie.
Andre Engels zegt
Dit lezende, denk ik dat er ook een stuk conservatisme (niet in de politieke, maar in de letterlijke betekenis) speelt – men is bang voor het nieuwe, het onbekende. En er daarom negatief over. Een reeds bestaande situatie levert minder afkeer op.
Josse de Voogd zegt
Wat betreft de geografie van het stemgedrag is inderaad ook te zien dat anti-immigratiepartijen het goed doen daar waar recent veel immigranten zijn komen te wonen. De proteststem suburbaniseert, omdat ook allochtonen zich verspreiden. Dus vroeger was de CD sterk in Amsterdam, nu is de PVV groot in Almere.
Daar waar al langer immigranten zijn, zijn GroenLinks en D66 sterk. Alleen is het niet per se zo dat de autochtonen in die wijken daar zelf al lang wonen. Die zijn namelijk vaak juist jong, en vinden een multiculturele wijk aantrekkelijk, de allochtonen zijn daar vooral decor.
Tom van der Meer zegt
De electorale geografie is daarbij wel riskant. Op geaggregeerd niveau zie je die relaties. Dat wil alleen niet zeggen dat je deze conclusies kan trekken op het individuele niveau. Er is steeds meer onderzoek dat niet alleen naar de context kijkt maar tegelijk ook naar de individuen in die context en hun verhuisgeschiedenis. Dan is het verband tussen samenstelling van de wijk en partijvoorkeur erg wankel. Wanneer je bovendien kijkt naar de vermeende mechanismes (wat ik nu doe met een promovenda) wordt het mechanisme (ervaringen in en oordeel over je eigen wijk) tamelijk dubieus.
Ik zal er eens over schrijven als het artikel af is.