Vele krantenpagina’s zijn de afgelopen weken gevuld met duiding van de opkomst van de BBB. Naast factoren die meer gericht zijn op de stikstofproblematiek, komt nadrukkelijk ook de veronderstelde kloof tussen Randstad en ‘de regio’ naar voren. Het recente gezamenlijke rapport van drie adviesraden ‘Elke Regio Telt!’ kon niet op een beter moment verschijnen (Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur/ Raad voor het Openbaar Bestuur/ Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, 2023). Het onderschrijft mijn eerdere analyse (Meijers, 2022) dat de achterstelling van de regio niet denkbeeldig is, maar een uitvloeisel van een decennialang beleid gericht op concentratie van rijksinvesteringen in grootstedelijke gebieden. Het sterker maken van wat reeds sterk was zou uiteindelijk het hele land ten goede komen, maar dergelijke ‘trickle-down’ effecten zijn volstrekt onzichtbaar gebleven in veel regio’s waar publieke voorzieningen op de tocht stonden en de lokale problematiek niet op de politieke kaart. Stemmen op populistische danwel anti-systeempartijen wordt gezien als een uitvloeisel van dit laatste. In veel Europese landen neemt de bevolking van ‘vergeten regio’s’ wraak in het stemhokje (Rodríguez-Pose, 2018).
Wil de echte regio-partij opstaan?
Nederland kent als een van de weinige landen geen systeem dat zorgdraagt voor een goede representatie van regio’s in het parlement; dit wordt overgelaten aan de samenstellers van kieslijsten van politieke partijen, en daarbij zijn vele andere factoren vaak belangrijker dan herkomst van een potentieel Kamerlid. Recent was er dan ook veel aandacht voor het feit dat het parlement gedomineerd wordt door de Randstad. Per miljoen inwoners heeft de Randstad zo’n 14 Kamerleden, de rest van het land 5; dat verschil is de afgelopen decennia bovendien groter geworden. Maar: Kamerleden worden geacht zich met de ontwikkeling van het hele land bezig te houden, dus dit hoeft geen probleem te zijn. In de aanloop naar de provinciale verkiezingen buitelden partijen over elkaar heen om zich als partij voor de regio te afficheren. Weinigen wilden te boek staan als Randstadpartij. In dit artikel analyseren we de ruimtelijke oriëntatie van politieke partijen: aan welke plaatsen en regio’s besteden ze vooral aandacht?
Politieke aandacht
Om te bezien of er daadwerkelijk een achterstelling van ‘de regio’ is analyseerden we de vele duizenden Kamervragen die gesteld zijn in de Tweede Kamer in de jaren tussen de verkiezingen van maart 2017 en maart 2021 (dus grotendeels overlappend met het kabinet Rutte III). Per Kamerlid turfden we welke plaatsen, gemeenten, regio’s en provincies er werden genoemd, en heel specifieke vragen over een organisatie (bijv. een school of ziekenhuis) of bijvoorbeeld een infrastructuurwerk waarin geen geografisch toponiem werd genoemd werden alsnog toegerekend aan een plaats of provincie. ‘Aandacht’ hoeft niet per se positief te zijn, al lijkt dat meestal wel het geval. In ieder geval weet een Kamerlid wat er gaande is en vindt hij of zij het belangrijk genoeg om er vragen over te stellen of aan te refereren. De optelsom van alle Kamerleden per partij geeft een beeld van de ruimtelijke oriëntatie van iedere politieke partij. We vatten deze oriëntatie samen in onderstaande figuur.
De verticale as geeft weer of men vaker een Randstedelijke plaats heeft genoemd, of juist een plaats daarbuiten. ‘Randstad’ is hierbij nauw afgebakend. Het bevat de hele provincie Utrecht, Zuid-Holland, minus Goeree-Overflakkee, Noord-Holland, exclusief Alkmaar en omgeving en de Kop van Noord-Holland, en de gemeente Almere in Flevoland. De lijn die getrokken is, geeft aan welke verhouding je zou mogen verwachten op basis van de bevolkingsomvang, dan zouden namelijk 43% van de vragen over de Randstad moeten gaan. Hoe verder een partij boven deze lijn is gepositioneerd, des te sterker de focus op de Randstad. Andersom geldt dat hoe verder onder deze lijn, des te sterker een partij op plaatsen in ‘de regio’ georiënteerd was tussen 2017 en 2021. De horizontale as geeft de gemiddelde grootte van plaatsen die genoemd werden in Kamervragen van een partij. Hoe verder naar rechts, des te sterker de focus op (grote) steden. Op deze as is een lijn ingetekend bij het gemiddelde van alle partijen. De grootte van de cirkels tenslotte geeft weer hoeveel Kamervragen een Kamerlid van de betreffende partij stelt per 1000 dagen – het geeft een gewicht aan de ruimtelijke oriëntatie van een partij. De verschillen zijn hier groot; een PvdA-Kamerlid stelt in 1000 dagen bijna vijf keer zoveel vragen dan een Kamerlid van DENK.
Ruimtelijke oriëntatie partijen
Ondanks hun vele verschillen kennen DENK en de PVV wel een vergelijkbare ruimtelijke oriëntatie; beiden zijn sterk gericht op de grote steden in de Randstad. Ook de FvD, VVD en D66 zijn te kenmerken als primair op de Randstad georiënteerde partijen met veel aandacht voor de grotere steden. Wellicht verrassend is dat een biblebelt-partij als de SGP deze oriëntatie deelt. De andere christelijke partijen, CDA en met name de ChristenUnie, hebben juist meer aandacht voor de regio, en de ChristenUnie ook in het bijzonder voor kleinere plaatsen. Een fusie tussen de linkse partijen zal zeker niet afketsen op hun ruimtelijke oriëntatie, die redelijk vergelijkbaar is. GroenLinks is de partij die de aandacht het meest evenredig verdeeld over Randstad en regio, PvdA neigt iets meer naar de regio. De SP, samen met de PvdA kampioen vragen stellen, heeft van deze drie linkse partijen iets meer oog voor kleinere plaatsen. De Partij voor de Dieren heeft een focus op relatief kleinere plaatsen, wat vaker in de regio gelegen.
Kloof?
Per saldo lijkt er geen sprake van een gebrek aan aandacht voor de regio, zeker ook omdat partijen met relatief veel aandacht ervoor substantieel meer vragen stellen dan de meer op de Randstad gefocuste partijen. Een stem in de regio op anti-establishment partijen als de PVV en de FvD wordt gezien als een teken van ‘zich ongehoord voelen’. Opvallend is dat een dergelijke proteststem zich helemaal niet vertaalt in meer aandacht voor de regio. De BoerBurgerBeweging is met succes in dit ‘regionale gat’ gesprongen.
Wat deze figuur niet duidelijk maakt, is hoe de aandacht binnen de regio of binnen de Randstad verdeeld is. Hier kunnen grote verschillen in zitten, en het bestaan van een ‘kloof’ binnen regio’s is zeker niet uit te sluiten. Onderstaande kaarten geven een beeld van de aandacht van een aantal partijen voor de verschillende provincies. In tegenstelling tot bovenstaande figuur gaat het hierbij niet alleen om de genoemde plaatsen, maar zijn hier ook in Kamervragen genoemde gemeenten, regio’s en provincies aan toegevoegd. Voor iedere partij zijn vijf gelijke klassen gedefinieerd die op lopen tot het maximum aantal vragen voor één provincie. De indeling verschilt daardoor. Wat de hoogste aandachtcategorie zou zijn bij bijvoorbeeld de PVV zou bij de andere partijen juist de laagste score zijn.
Er zijn weinig partijen die hun aandacht gelijkelijk over het land verdelen, ieder had zo zijn aandachtsgebieden. Deze vallen niet samen met ofwel Randstad ofwel regio. Sterker op de Randstad georiënteerde partijen als de VVD en D66 hebben daarbinnen relatief meer aandacht voor Noord-Holland en Flevoland. Ook de relatief grote aandacht die SP en PvdA hebben voor de regio is ongelijk verdeeld, en komt met name ten goede aan Groningen als gevolg van de aardbevingen door de gaswinning en de afhandeling van schades. Opvallend is dat provincies in het hart van het land, Utrecht en Gelderland, bij alle partijen op relatief weinig aandacht kunnen rekenen. Juist de echte periferie – het noorden, Limburg en Zeeland komt er nog niet zo slecht vanaf. Al is het natuurlijk de vraag of je aandacht moet relateren aan het aantal inwoners zoals wij doen, of daarbij ook andere zaken moet meenemen.
Ondanks de aanzienlijke verschillen per partij in ruimtelijke oriëntatie, lijkt de optelsom redelijk in balans. Stellen dat er in algemene zin een kloof in aandacht is tussen Randstad en regio is niet houdbaar. Dat er sprake is van een ‘Randstadparlement’ blijkt niet uit het totaal van de vragen. Echter, er zijn wel degelijk politieke partijen die bovenmatig op de Randstad-georiënteerd zijn: DENK, PVV, FvD, D66, SGP en VVD. In iets mindere mate ook 50PLUS. SP en GroenLinks zijn de partijen die hun aandacht het meest evenredig over het land verspreiden. De overige partijen zijn duidelijk meer op de regio georiënteerd: ChristenUnie, CDA, PvdA en Partij voor de Dieren. Van deze groep richten ChristenUnie en Partij voor de Dieren zich juist relatief meer op de kleinere plaatsen binnen de regio. Stemmers uit de regio hebben hen hier maar beperkt voor beloond bij de provinciale verkiezingen.
Wel moet gezegd dat er zowel binnen de Randstad als binnen de regio er plaatsen en gebieden zijn die kunnen rekenen op de warme aandacht van Den Haag (niet in de laatste plaats Groningen) en plekken die weinig op de kaart staan. De kaarten hieronder geven daarvan een eerste beeld. Kortom, het totaalbeeld is dat de kloof tussen Randstad en regio wel meevalt. Per partij is er echter duidelijk verschil in de ruimtelijke oriëntatie en kunnen we Randstad-partijen en regio-partijen onderscheiden.
Met medewerking van Bart van Heijningen en Tim Rolandus (studenten Sociale Geografie en Planologie)
Bronnen
Meijers, E. (2022) It’s the economy politics, stupid: het Rijk en de spreiding van welvaart over het land. Essay; in ‘Brede Welvaart, Grote Opgaven’. Den Haag: Raad voor het Openbaar Bestuur).
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en de Raad voor het Openbaar Bestuur (2023) Elke regio telt – een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s. Den Haag: Rli, RVS en ROB.
Rodríguez-Pose, A. (2018). Commentary: The revenge of the places that don’t matter (and what to do about it). Cambridge Journal of Regions, Economy and Society, 11(1), 189-209.
Opvallend vind ik de positie van PvdD als relatieve plattelands partij, wellicht geforceerd door de opzet van het onderzoek, het groeipotentieel ligt hier in het midden. GL die een middenpositie inneemt, en SGP als relatieve stadspartij, wellicht ook onder invloed van de onderzoeksopzet, nu een belangrijke reden van haar structurele stagnatie, en PVV als een typische stadse partij. De praktijk lijkt dit te nuanceren
Als we BBB binnen de conservatieve richting indelen, hebben zij de kansen als plattelands partij goed ingeschat, gat in de markt, dat SGP en CDA hebben laten liggen. Ook al lijkt de protestcomponent ook voor een groot deel uit de stedelijke omgeving te komen.
Dat VVD en D66 zo dicht bij elkaar liggen, is voor een van beiden minder gunstig.
D66 zou voor verder groeipotentieel, zich meer naar het midden moeten positioneren.