Hoe waarschijnlijk is het dat dit beleid een succes wordt? Hoe groot is de kans dat mijn partij zetels wint als we onze beleidspositie wijzigen? Politici moeten vaak dit type vragen beantwoorden. Dit betekent dat ze inschattingen moeten maken – doorgaans een lastig proces. Om makkelijker inschattingen te kunnen maken, passen mensen vaak vuistregels toe. In de wetenschappelijke literatuur staan deze bekend als cognitieve heuristieken. Deze vuistregels zijn vaak nuttig, maar kunnen ook resulteren in onwenselijke biases (vertekeningen) in de besluitvorming. Een bekende vuistregel, die centraal stond in ons artikel in Political Behavior, is representativiteit. Mensen gebruiken de representativiteitsvuistregel wanneer zij een specifieke situatie of gebeurtenis beoordelen aan de hand van hoe die situatie of gebeurtenis lijkt op een algemene categorie. Gelijkenis wordt bijvoorbeeld gebaseerd op stereotypen of veelvoorkomende situaties. Een voorbeeld is wanneer politici de kans op het succes van een voorstel inschatten op basis van een succesvol voorstel. Hierdoor overschatten ze hoe waarschijnlijk het is dat dit voorstel een succes wordt. Ook wanneer politici negatief denken over hele groepen mensen door het gedrag van sommigen uit deze groep, baseren ze zich op de vuistregel representativiteit. Doordat deze vuistregel tot dergelijke vooroordelen kan leiden, heeft representativiteit een mogelijk negatieve invloed op het functioneren van de democratie.
Maken politici gebruik van de vuistregel representativiteit?
Om te onderzoeken of politici – net als de meeste mensen – gebruik maken van de vuistregel representativiteit hebben we een vragenlijst uitgezet onder Nederlandse raadsleden (n = 211). Hierin lieten we de politici-participanten aan het onderzoek inschattingen maken bij verschillende scenario’s. Een steekproef van studenten (n = 260) maakte dezelfde inschattingen. Hoe politici inschattingen maken en vervolgens beslissingen nemen, kan verstrekkende gevolgen hebben voor de levens van veel mensen. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe politici tot zulke inschattingen komen. Enkele studies met observationele data suggereerden dat politici inderdaad vuistregels gebruiken (zie dit blog). Deze studies toetsten dit echter niet experimenteel, in tegenstelling tot onze studie. Specifiek hebben we vier bestaande scenario’s uit de literatuur aangepast aan de hedendaagse, Nederlandse context. De meeste – maar niet alle – resultaten ondersteunen de hypothese dat politici de vertekeningen vertonen die wijzen op gebruik van de vuistregel representativiteit.
Scenario 1: Conjunctie-fout
Het eerste scenario begon met een stereotiepe beschrijving van een feministische vrouw. Vervolgens lieten we de participanten beoordelen wat het meest waarschijnlijk was, dat deze vrouw bij een bank werkte (A), bij een bank werkt en actief was in de feministische beweging (B), of actief was in de feministische beweging (C). Logisch gezien is het aantal feministen dat bij een bank werkt gelijk (B) aan of – waarschijnlijker – kleiner zijn dan het totale aantal bankmedewerkers (A). Categorie B zal ook kleiner zijn dan het totale aantal feministen (C), omdat sommigen van hen niet bij een bank zullen werken. De gegeven beschrijving suggereerde echter dat de vrouw een feministe was, waardoor veel van de politici (en de studenten) de zogenaamde conjunctie-fout maakten en B (werkt bij een bank en is actief in de feministische beweging) waarschijnlijker inschatten dan A (werkt bij een bank) of C (is actief in de feministische beweging), zie figuur 1. Deze resultaten wijzen op gebruik van de vuistregel representativiteit.
Scenario 2: Het krantenkoppen vraagstuk
Ook in het tweede scenario onderzochten we of de participanten een conjunctie-fout maakten. Hiertoe lieten we de ene groep, willekeurig gekozen, participanten inschatten hoe waarschijnlijk het was dat hun gemeente in 2018 de krantenkoppen zou halen. De andere groep gaf een inschatting van de waarschijnlijkheid dat hun gemeente de krantenkoppen zou halen vanwege een terroristische aanslag. Als de tweede situatie hoger wordt ingeschat dan de eerste, wijst dit op een causale conjunctie-fout. Het halen van de krantenkoppen in het algemeen omvat namelijk ook het halen van de krantenkoppen door een terroristische aanslag. Het toevoegen van een specifieke oorzaak bij laatstgenoemde maakt deze situatie echter representatiever. Onze resultaten lieten echter zien dat, in tegenstelling tot onze verwachtingen, zowel politici als studenten het algemene geval waarschijnlijker achtten dan het meer specifieke geval, zie figuur 2. Deze resultaten conflicteren met het gebruik van de representativiteitsvuistregel.
Scenario 3: Het aardbeving vraagstuk
Ook het derde scenario toetste een variant van de conjunctie-fout. We lieten twee willekeurige groepen participanten de kans inschatten dat een aardbeving slachtoffers zou veroorzaken in een regio die bekend staat om aardbevingen (ene groep) versus de grotere categorie natuurrampen (andere groep). Figuur 3 laat zien dat het als in het eerste scenario politici (en studenten) de stereotiepe ramp (de aardbeving) waarschijnlijker achtten dan de algemene categorie rampen. Dit wijst op de representativiteitsvuistregel.
Scenario 4: Het budget vraagstuk
In het laatste scenario vroegen we twee willekeurige groepen participanten welk budget ze bereid waren te besteden aan de aanpak van 23 (ene groep) versus 53 (andere groep) overlastgevers. Dit toetst of participanten rekening houden met de omvang van het probleem. Figuur 4 laat zien dat de budgetten die politici toewezen bij 23 of 53 overlastgevers gelijk waren (in tegenstelling tot bij de studenten). Dit suggereert dat de politici dit vraagstuk beoordeelden op basis van hun algemene houding over overlastgevers in plaats van de specifieke omvang van het probleem. Antwoorden op vervolgvragen bevestigden dat politici van mening waren dat er een verschil zat tussen het probleem van 23 en 53 overlastgevers, en dat een dergelijk verschil een ander budget zou vereisen.
Robuustheidsanalyses en implicaties
Verschillende robuustheidsanalyses toonden aan dat de mate waarin politici de vertekeningen gerelateerd aan de representativiteitsvuistregel vertonen niet afhangt van specifieke kenmerken zoals gender, opleidingsniveau, politieke ervaring en zelfplaatsing op een link-rechts schaal.
Al met al wijzen de meeste resultaten van onze studie er dus op dat ook politici de vuistregel representativiteit gebruiken. Als politici gebruik maken van algemene categorieën om inschattingen te maken, zoals in scenario’s 1, 3 en 4, zullen ze dat waarschijnlijk ook in andere hierop lijkende situaties doen – en daar zijn er veel van. Beter begrijpen hoe politici informatie verwerken en hoe dit hun inschattingen en beslissingen beïnvloedt, is belangrijk en dit onderzoek draagt hieraan bij.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.