Vorige week zakten zo’n 2.000 Politicologen af naar Glasgow voor een groot congres. Met het referendum over de Schotse onafhankelijkheid voor de boeg (18 september), kon de locatie van de conferentie nauwelijks beter zijn. Alle conferentiebezoekers gingen uiteraard enthousiast het gesprek aan met hun taxi-chauffeur en bijna elke chauffeur had een uitgesproken mening over het referendum. Zo ook de mijne:
“You know Tony Blair was actually a Tory? His parents were Tories. How can you then sincerely be the leader of the Labour party? You tell me. I never voted for the SNP, but I’m going to vote ‘Yes’. I want a real left-wing party, not those Eton boys in Westminster.”
Andere taxi-chauffeurs waren minder overtuigd (“it would sink our economy”) en gingen tegen onafhankelijkheid stemmen. De Schotse publieke opinie lijkt tot op het bot verdeeld en elke dag verschijnen er weer nieuwe, soms tegenstrijdige peilingen. Tijd dus om een aantal zaken op een rijtje te zetten.
Raakt u nog wijs uit de peilingen?
Met nog slechts enkele dagen te gaan lijkt het referendum over de Schotse onafhankelijkheid ‘too close to call’. Sommige peilingen geven het Yes-kamp een kleine meerderheid, terwijl andere nog een kleine voorsprong van de No-zijde verwachten. Ook de volgende dagen zal het nog peilingen regenen. Het onderzoeksinstituut What Scotland Thinks zet de peilingen alvast netjes op een rijtje en maakt er een soort peilingwijzer van. De laatste peiling liet weer een meerderheid voor het No-kamp zien, maar het was wel de hoogste score ooit voor het Yes-kamp van de peilers in kwestie. Regelmatige lezers van dit blog weten dat er altijd huiseffecten zijn bij peilers en dat het dus beter is om naar de bredere trends en hun betrouwbaarheidsintervallen te kijken. de trend lijkt richting een Yes-vote te bewegen, maar in de laatste dagen kan dat nog wel wat schuiven.
Figuur 1. Peilingtrends
Bron: What Scotland Thinks
De gepassioneerde reacties van de taxi-chauffeurs in Glasgow doen vermoeden dat het debat sterk leeft onder de Schotse bevolking. Dat is ook zo. De Schotse Politicoloog Alan Renwick, werkzaam bij de Engelse universiteit van Reading, schrijft dan ook:
“While precise measurement is impossible, it seems likely that the debate going on in Scotland today is the most active on any political issue in Great Britain since the Second World War.”
Dat impliceert dat het aantal onbesliste kiezers laag zou moeten zijn, en dat lijkt ook het geval: op 9 september bedroeg het aantal onbesliste kiezers slechts 9%. Maar deze 9% zijn wel genoeg om het referendum te beslissen. Kortom: too close to call.
Wat zegt onderzoek over dit soort referenda?
De politicologenconferentie te Glasgow besteedde uiteraard veel aandacht aan referenda over constitutionele kwesties. Vier elementen lijken van groot belang voor de uitkomst en de evoluties voor de komende dagen: de saliency van het onderwerp; de angst voor het onbekende; de populariteit van de regering en het mobilisatiepotentieel van de campagnes.
(1) Saliency. Constitutionele kwesties zijn over het algemeen droog en sowieso vrij abstract. Ze zijn omgeven door onduidelijkheid en leven vaak niet echt bij de kiezers. Al deze zaken zorgen ervoor dat de referendumcampagnes extra belangrijk zijn. Dit geldt nog meer voor het Schotse referendum: het wordt wel gezien als belangrijk maar de concrete gevolgen zijn nog steeds relatief onduidelijk. De Yes-campagne die alle nationale partijen verenigt in de zogenaamde ‘Better Together’ is tot nu toe niet erg succesvol geweest. De leider van de campagne, de wat grijze compromisfiguur Alistair Darling (een oud-Labour politicus), is dan wel zeer precies met zijn argumenten, hij slaagt er niet in om de Schotten emotioneel te raken. Dit tot grote frustratie van andere Schotse politici zoals Gordon Brown. Daarnaast maakte de campagne ook pijnlijke fouten en verloor Darling het laatste TV-duel met SNP-leider Alex Salmond. De No-campaign is niet meteen ijzersterk, maar wel duidelijk effectiever.
(2) De angst voor het onbekende. De meeste constitutionele referenda laten gedurende de campagne een swing naar de status quo optie zien. In de meeste gevallen is het hoogst haalbare voor een Yes-campaign het min of meer gelijk blijven van haar percentage supporters (cf. figuur 2). De reden daarvoor is de zogenaamde angst voor het onbekende. Maar… de Schotse Yes-campaign heeft op zeer sluwe wijze deze angst voor het onbekende in haar voordeel gedraaid door te beargumenteren dat net een Yes-vote een stem voor het status quo is. Alleen zo zou de sociale zekerheid gered worden uit de handen van de met de kettingzaag zwaaiende Tories in Westminster. Of dit argument echt overtuigend is, is maar de vraag, maar het heeft alvast voldoende onduidelijkheid gecreëerd om de argumenten van de No-campaign te ondergraven.
Figuur 2. Verschil in % Yes: peiling aan begin campagne versus uiteindelijke uitslag
Bron: Alan Renwick
(3) De populariteit van de regering. Vaak worden referenda gezien als een stem voor of tegen de zittende regering. Eén van de papers die werd gepresenteerd in Glasgow kwam van de referendumonderzoeker Matt Qvortrup. Op basis van een dataset die alle referenda in West-Europa bevat, komt hij tot de conclusie dat in tijden van economische recessie referenda een stevige anti-establishment vote lijken teweeg te brengen. Zijn model schat dat de positie van de regering zo’n 9 procentpunten minder populair is in tijden van crisis. Er valt op het paper best wel wat aan te merken, maar de analyseresultaten lijken te krachtig om volledig te verdwijnen na verbeteringen van het model. De les hier lijkt te zijn: hoe meer Westminster zich bemoeit met de campagne, hoe groter de kans op een ‘Yes’ wordt. David Cameron kan dus beter uit Schotland wegblijven, maar reisde uiteindelijk toch af…
(4) Mobilisatiepotentieel. Constitutionele referenda hebben vaak een lage opkomst. Dat heeft niet alleen als gevolg dat relatief kleine aantallen kiezers de uitkomst bepalen, maar leidt er ook toe dat de campagne die haar supporters het best weet te mobiliseren om ook daadwerkelijk te gaan stemmen, het pleit wint. Je ziet dit argument in de discussies en debatten terugkeren, maar het referendum leeft enorm onder de Schotse bevolking en de opkomst wordt wellicht dus sowieso erg hoog. Deze factor zal hier dus waarschijnlijk een relatief kleine impact hebben.
Niet-bindend
In Groot-Brittannië zijn referenda officieel niet-bindend: het Parlement blijft het laatste woord houden. Dat betekent echter niet dat de uitkomst zomaar genegeerd kan worden. De Britse politici hebben al laten weten een eventuele ‘yes’ te zullen respecteren. Of dat betekent dat Schotland dan onafhankelijk wordt, valt nog te bezien.
In mei 2015 is de volgende nationale verkiezing en 18 maanden na het referendum wordt de nieuwe Schotse regering gekozen. Elke onafhankelijkheid moet onderhandeld worden met Westminster. Het zou zomaar kunnen dat de SNP niet in de volgende Schotse regering zit. In dat geval verwacht ik meer decentralisatie en een nieuw referendum om het te bekrachtigen. Ik zet mijn geld nog steeds op meer decentralisatie in plaats van onafhankelijkheid, zelfs bij een ‘yes’
Armen Hakhverdian zegt
Zie ook de laatste cijfers van de Polling Observatory voor een aggregatie van individuele peilingen. http://sotonpolitics.org/2014/09/12/polling-observatory-scottish-referendum-special-who-is-ahead-and-how-close-is-it/
Kristof Jacobs zegt
Ik zag hem ook net. Hele mooie analyse.
Dit vind ik ook een zeer opvallende: http://whatscotlandthinks.org/questions/on-a-scale-of-0-to-10-how-likely-is-it-that-you-would-vote-in-an-referendum-on#line. De opkomst zou wel eens fenomenaal hoog kunnen zijn.
Kristof Jacobs zegt
Overigens: ere wie ere toekomt, de eerste figuur is gebaseerd op data van What Scots think, maar is gemaakt door Ben Stanley.