Creëren opiniepeilingen deels de trends die zij rapporteren? Is er sprake van een politieke bandwagon waar kiezers hun voorkeuren voor beleid en stemgedrag aanpassen aan de hand van de populariteit van een partij, kandidaat of beleidsvoorstel?
Het al dan niet bestaan van een bandwagon-effect in de politiek is een heet hangijzer. We zien bandwagon-achtig gedrag uiteraard wel op andere terreinen, bijvoorbeeld in de sportwereld. Allerlei mensen uit mijn (randstedelijke) omgeving werden een jaar of vijf geleden niet zomaar ‘fan’ van FC Twente, maar omdat de club ineens buitengewoon goed presteerde. U kent ze wel. Van die mensen die zich ineens ‘Tukker’ noemen, maar nog nooit voorbij Utrecht zijn geraakt.
Een Samsom-bandwagon?
Ik begon in augustus 2012 ten tijde van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar met actief twitteren. Daarvoor volgde ik louter passief een handjevol Amerikaanse journalisten en politicologen. Eén van mijn eerste ‘aanvaringen’ op Twitter was met opiniepeiler Peter Kanne over het bestaan van een bandwagon-effect in de aanloop naar de verkiezingen van 12 september. Om even het geheugen op te frissen (en SP’ers in de foetushouding te jagen):
Bron: Peilingwijzer
Ik vind tot op de dag van vandaag dat een bandwagon-effect één van de verklaringen zou kunnen vormen waarom de PvdA in zo korte tijd zo veel winst heeft weten te boeken. Samsom deed het goed bij de eerste lijsttrekkersdebatten, waarna de peilingen al gauw de ene na andere virtuele stijging voor de PvdA registreerden. En hoe positiever de peilingen en de berichtgeving daarover, hoe groter de kans dat kiezers op de PvdA zouden stemmen. Aldus denderde de Samsom-bandwagon richting 12 september, de verkiezingsdag.
Dat een bandwagon-effect een rol speelde in die opmars van Samsom vind ik aannemelijker dan verklaringen op basis van inhoudelijk stemgedrag. Of dat kiezers ineens de boodschap van de PvdA zouden hebben begrepen. Politieke voorkeuren over herverdeling, zorg, onderwijs en ga zo maar zijn veel te stabiel om zulke abrupte veranderingen in stemgedrag te kunnen verklaren. En de PvdA is nou ook weer geen nieuwe partij waar kiezers geen ervaring mee hadden of die een exotische politieke boodschap verkondigde waar het electoraat eerst nog even aan moest wennen. Voor de goede orde: ik beweer niet dat een bandwagon-effect de enige of zelfs belangrijkste verklaring vormt voor Samsoms winst. Uiteraard zijn er talloze andere factoren die een rol speelden, waaronder bijvoorbeeld strategisch stemgedrag.
Dit was (en is) mijn intuïtie op basis van de gebeurtenissen destijds en mijn kennis van de politicologische literatuur op dit punt. Maar Peter Kanne vond dit allemaal weinig overtuigend en we hebben sindsdien een (goedgehumeurd) meningsverschil over dit onderwerp. Zo noemt hij in navolging van de Leidse politicoloog Joop van Holsteyn het bandwagon-effect het monster van Loch Ness: nooit aangetoond, maar mensen blijven erin geloven…
Hoe toon je een bandwagon-effect aan?
Persoonlijk kan het me gestolen worden of een bandwagon-effect bestaat of niet. Wat heb ik er nou bij te winnen of te verliezen? Het is niet alsof ik van jongs af aan ben opgevoed met het idee dat bandwagons gevaarlijk zijn en dat met het wegvallen van die realiteit ik in een diepe politieke identiteitscrisis zou belanden.
Waar ik wél veel waarde aan hecht is dat het al dan niet bestaan van een bandwagon-effect op degelijke wijze wordt onderzocht. En dat ik mijn standpunt over bandwagons vervolgens baseer op goed uitgevoerd onderzoek. Dan is het mij om het even of uit dat onderzoek blijkt dat een bandwagon-effect bestaat of niet, dat het sterk of zwak is, dat het voor sommige mensen onder bepaalde omstandigheden opgaat maar voor anderen niet, etc. De uitkomst maakt me niets uit, als de weg ernaartoe maar overtuigt.
Als je überhaupt zou willen weten of er zoiets bestaat als een monster van Loch Ness, lijkt het me sowieso een slecht idee om aan mensen te gaan vragen of zij vinden of het monster bestaat of niet. Of als je wilt weten of kiezers op basis van inhoudelijke standpunten hun stem uitbrengen, moet je niet vragen aan je respondenten of zij op basis van inhoud hebben gestemd. Je vraagt naar hun standpunten, hun stemgedrag en onderzoekt vervolgens of die samenhangen. Dat weinig mensen in enquêtes toegeven op basis van peilingen te hebben gestemd, betekent nog niet dat ze dat ook daadwerkelijk niet hebben gedaan. Bovendien denken respondenten wel dat anderen zich laten leiden door peilingen. Alleen zijzelf niet…
Nieuwe studie
Om overtuigende causale uitspraken te doen of peilresultaten electorale gevolgen hebben, zul je toch echt die resultaten moeten veranderen (‘manipuleren’) en vervolgens kijken wat er met stemvoorkeuren gebeurt. Experimenteren dus. Het liefst op een steekproef van daadwerkelijke kiezers. Dit is precies wat David Rothschild (Microsoft Research) en Neil Malhotra (Stanford) doen in een recent verschenen studie (open access).
Rothschild en Malhotra vragen respondenten hun mening over drie beleidspunten: het verminderen van Amerikaanse militaire inzet in Afganistan, het aangaan van handelsverdragen en publieke financiering van verkiezingen. Alle vragen zijn zo gesteld dat zij een verandering ten opzichte van de status quo betekenen. Het gaat hier dus om steun voor beleidsveranderingen. Na vijftien (!) afleidingsvragen over andere onderwerpen kregen respondenten te zien welk percentage van de Amerikanen de eerder gevraagde beleidsverandering steunde. Dit variëerde uiteraard op toevallige basis ergens tussen 20% en 80%. Sommige respondenten kregen dus voorgeschoteld dat een grote meerderheid van de Amerikanen verkiezingen met publiek geld wilde financieren, andere dat juist een kleine minderheid dit wilde. Direct daarna werd opnieuw gevraagd naar hun steun voor die beleidsveranderingen. De resultaten laten zien dat mensen eerder geneigd zijn voor een beleidswijziging te stemmen als een grotere groep burgers steun voor dat beleidsvoorstel uitspreekt.
Karikatuur
Nu wil dit niet zeggen dat een bandwagon-effect universeel aanwezig is. Of dat peilingen een sterke invloed uitoefenen op publieke opinie. Uit de studie van Rothschild en Malhotra blijkt dat mensen met een sterkere mening over een onderwerp veel minder vatbaar zijn voor bandwagon-effecten. Bovendien geldt het effect alleen voor hun mening over handelsverdragen en niet voor Afganistan en campagnegelden. Kiezers hebben veel minder informatie over handelsverdragen en bovendien is het issue minder gepolitiseerd dan de overige twee beleidsvraagstukken.
In augustus 2012 hebben Tom van der Meer, Loes Aaldering en ik een vergelijkbaar survey experiment uitgevoerd op het EenVandaag Opiniepanel. We hebben daar inmiddels een artikel over geschreven, waar we hier ongetwijfeld verslag van zullen doen zodra het is gepubliceerd. We hebben elders de voorlopige resultaten opgetekend en daar is eigenlijk weinig aan veranderd.
Kort gezegd vonden we dat kiezers eerder geneigd waren om op de PvdA te stemmen wanneer zij informatie kregen waaruit bleek dat de PvdA de afgelopen tijd was gegroeid. Dit was geen bijster groot effect (zo’n twee tot drie zetels), maar belangrijk genoeg om een verkiezing te beslissen. In 2003 won het CDA de verkiezingen met twee zetels verschil van de PvdA. In 2010 had de VVD slechts één zetel meer dan de PvdA en de afgelopen verkiezingen was het verschil tussen de VVD en de PvdA drie zetels. Het effect dat wij vonden is dus op het eerste gezicht klein, maar belangrijk genoeg om een verkiezing te beslechten.
Is het bandwagon-effect een mythe? Dat lijkt me op basis van de talloze academische studies die het tegendeel bewijzen een onzinnige bewering. Het is overigens net zo onzinnig om een te karikatuur schetsen dat iedereen overal maar op bandwagons springt en dat inhoud voor kiezers onbelangrijk is. Het lijkt me veel waarschijnlijker dat de bandwagon-dynamiek voorwaardelijk bestaat. Voor bepaalde kiezers onder de juiste omstandigheden op specifieke issues. De enige manier om hier zinnige informatie over te krijgen is door dergelijke survey experimenten te herhalen en de resultaten op te tekenen. Ook nulbevindingen, zoals Rothschild en Malhotra die vinden voor Afganistan en campagnegelden, zijn extreem waardevol om de werking van electorale bandwagons te snappen.
Tom Louwerse zegt
Hoe definieer je ‘bandwagon effect’ precies? Is er in jullie studie niet meer sprake van een ‘framing effect’, waarbij juist de rapportage over de peiling van cruciaal belang is?
Dat past in een contextuele interpretatie van het effect: “hoe positiever de peilingen en de berichtgeving daarover“. Zijn het nu de peilingen zelf of vooral ook de manier waarop deze bericht worden?
De analyse van Philip van Praag vond ik wel aardig: hij betoogde in januari 2013 dat veel media Samsom pas echt als winnaar van het RTL debat gingen aanwijzen toen peilingen de PvdA op winst zetten. Daarmee dragen peilingen bij aan de insteek van campagneverslaggeving.
Armen Hakhverdian zegt
Ja, in ons geval was het begeleidende zinnetje (de duiding) van belang, niet de ‘droge’ peiling. Maar dit hangt allemaal sterk af van de hoeveelheid informatie die je voorschotelt en moet dus gewoon verder gerepliceerd worden. Wij presenteerden uitslagen van alle Nederlandse partijen, terwijl Malhotra/Rothschild gewoon een enkel percentage laten zien met steun voor een beleidsvoorstel. Malhotra/Rothschild doen voor de rest niets met framing van percentages. Er zijn nog zo veel mooie ideeën voor vervolgonderzoek…
Beatrijs zegt
Zou het bandwagon-effect ook andersom kunnen werken? M.a.w., zou het (deels) kunnen verklaren waarom het nu zo slecht gaat met de PvdA?
Kaj Leers zegt
Waar het volgens mij allemaal om gaat is wat in de psychologie social proof heet. Je staat bij een rood stoplicht en terwijl het nog rood is (maar er even geen verkeer is) steken drie mensen gewoon over. Omdát zij dat doen, wordt voor iedereen bij het stoplicht de drempel direct veel lager en steken meer mensen — vaak de meesten — ook over. Uit en te na getest en bevestigd door onnoemelijk veel experimenten.
Waarbij gezegd moet worden dat zulk illegaal oversteken niet dé trigger is die je aanzet om te gaan lopen, maar het vergemakkelijkt in je hoofd de beslissing. Andere mensen doen het dus als jij dan ook oversteekt, valt het niet meer op dat je iets doet wat eigenlijk niet mag.
Andersom werkt het ook. In een groepssetting ben je als sociaal dier sneller geneigd mee te praten met wat anderen zeggen, zeker als er een kleine meerderheid aan tafel zit en vindt dat een partij — in jouw vraagstelling de PvdA — het slecht doet, en wel om deze, deze en deze redenen. Veel mensen sluiten op zo’n moment liever aan bij de winnaars, al is in dit verband meer sprake van peer pressure of groepsdruk dan social proof.
Armen Hakhverdian zegt
Vergelijk je nou stemmen op de PvdA met door rood lopen? 😉 Maar de sociaal-psychologische dynamiek die je beschrijft zou zeker deels ten grondslag kunnen liggen aan politieke bandwagons. Wij hebben dat niet expliciet onderzocht.