Velen slaakten een zucht van verlichting toen in de Verenigde Staten de macht eindelijk werd overgedragen aan President Biden. De beelden van de rellen in het Capitool blijven echter in ieders geheugen gegrift. De gebeurtenissen hebben reeds tot excellente analyses geleid, bijvoorbeeld over de toepasbaarheid van het concept ‘staatsgreep’ (coup) op de bestorming.
In dit stuk kijk ik echter naar een andere, minder wetenschappelijke term, die gebruikt werd in het licht van de gebeurtenissen, namelijk dat van de ‘bananenrepubliek’. De vergelijking van de VS met een bananenrepubliek werd al eerder gemaakt onder Trumps bewind, maar kwam weer sterk naar voren na de beelden over rellen in het parlement. Dit gebeurde ook in een Keniaanse krant, onder de kop “Who’s the banana republic now ?”, wat goed weergeeft hoe deze term meestal wordt voorbehouden voor ontwikkelingslanden.
Illegitieme middelen
De Latijns-Amerikaanse geschiedenis van het concept, alsook de rol van de VS in het oprichten en ondersteunen van zogenaamde bananenrepublieken moeten daarbij eerst en vooral erkend worden. In de context van de rellen op het Capitool werd het vooral gebruikt om een regime aan te duiden waarbij een machthebber illegitieme middelen, waaronder geweld, gebruikt om in het zadel te blijven en (economische) belangen te beschermen.
De term wordt echter ook breder gebruikt. De beelden van onrust en vernieling in het Amerikaans parlement vertonen bijvoorbeeld gelijkenissen met die van geweld dat in meerdere niet-Westerse landen reeds plaatsvond tijdens parlementaire zittingen. De vergelijking werd zelfs expliciet gemaakt met Ghana, waar een dag na de gebeurtenissen in de VS het leger moest tussenkomen om een gevecht tussen parlementsleden op te breken.
Westerse media berichten wel vaker over dergelijke vechtpartijen als enigszins amusante weetjes. Daarbij valt ook soms de term “bananenrepubliek”. Dit is accuraat vanuit het oogpunt dat geweld wordt gebruikt tijdens democratische besluitvormingsprocessen. Echter kunnen diverse politieke ontwikkelingen aan de basis liggen van onrust. Een beter begrip van deze achterliggende dynamieken is nodig om helder te zien en een gepaste (internationale) reactie te vormen.
Wie gebruikt geweld?
In sommige gevallen gaat het inderdaad om een machthebber die geweld gebruikt om de greep op het bestel niet te verliezen. In Ghana, bijvoorbeeld, won de regeringspartij recent de presidentsverkiezingen, maar ze verloor wel haar meerderheid in het parlement. Onlusten braken uit tijdens de stemming over het voorzitterschap van de Kamer. De meerderheid zou de positie van parlementsvoorzitter binnenhalen, wat bij de partij van de president leidde tot pogingen om dit proces te ondermijnen. Wel moet gezegd worden dat het leger de orde hersteld heeft en niet ten voordele van de president heeft gehandeld. Ondertussen werd een lid van de parlementaire meerderheid ook als parlementsvoorzitter verkozen.
Enkele weken eerder vonden gelijkaardige dynamieken plaats in de Democratische Republiek Congo. Het pact tussen oud-president Kabila en de huidige machthebber Tshisekedi lijkt daar tot een einde gekomen te zijn. Tshisekedi probeert de macht steeds meer bij zichzelf te concentreren. Geweld tussen parlementsleden kwam ten gevolge van een zet om het leiderschap van het parlement te veranderen ten voordele van zijn supporters. Gelijkaardige gebeurtenissen vonden plaats in Nigeria in 2014. Daar stapte de Spreker van het parlement in 2014 over naar de steeds sterker wordende oppositie. Bij de volgende zitting werd aan hem en andere oppositieleden door veiligheidstroepen de toegang tot het parlement ontzegd. Toen enkele parlementsleden en stafleden daarop het veiligheidshek van het parlement beklommen, zette de politie traangas in.
De voorbeelden uit Ghana, Congo, en Nigeria stroken met het beeld van machthebbers en hun getrouwen die ten gevolge van een verlies in hun machtspositie (en toegang tot overheidsgelden) geweld inzetten om de oppositie te intimideren. Dit lag echter anders in Uganda en Senegal.
In Uganda gingen parlementariërs met elkaar op de vuist in 2017. President Museveni, aan de macht sinds 1986, en recent herkozen in onvrije en gewelddadige verkiezingen, wilde de leeftijdslimiet voor een president (75 jaar) uit de grondwet halen. Hij slaagde hier ook in, maar niet zonder onrust. De president heeft sterke controle over de meerderheid in het parlement, waardoor het vooral oppositieleden waren die in dit geval overgingen tot geweld, tevens ondersteund door protesten in de hoofdstad. Internationale berichtgeving gebruikte ook hier een afkeurende of schertsende toon ten aanzien van de parlementaire knokpartij. Context blijft echter belangrijk. Oppositieprotest, en zelfs geweld, kan Museveni’s regime nauwelijks raken. Wel kan getracht worden internationale persaandacht aan te trekken en de druk op Museveni te verhogen. De persaandacht was er, maar actie bleef uit. Museveni blijft aan de macht, en het Westen prijst Uganda nog steeds als een goede donorpartner.
De Senegalese oppositie had meer geluk in 2011. Daar werd een poging van zittend president Wade om een nieuwe verkiezingswet te laten stemmen—die overwinning in de eerste ronde zou toekennen aan de kandidaat met 25% (in plaats van 50%) van de stemmen—verijdeld. Oppositiepartijen protesteerden buiten het parlement want zij waren door een boycot van de laatste parlementaire verkiezingen niet aanwezig bij de stemming. De protesten zagen lichte vormen van geweld, maar de manifestanten raakten nooit voorbij het hek van het parlement zelf. Ook hier zocht de oppositie steun bij internationale actoren, met meer succes. Wade trok uiteindelijk zijn voorstel in. Hij ging wel nog voor een derde termijn als president, maar verloor uiteindelijk de verkiezingen in 2012.
Geweld in parlementen moet veroordeeld worden. Toch is het belangrijk te duiden wat precies veroordeeld wordt, een nuance die niet gevat kan worden met de term ‘bananenrepubliek’. Machthebbers die met geweld hun positie vrijwaren zouden zich aan internationale tegenkanting mogen verwachten. Dit ligt moeilijker voor een onderdrukte oppositie die lichte vormen van geweld gebruikt om internationale aandacht en steun op te wekken. Hoewel ‘moral hazard’, of het toegeven aan (oppositie)partijen omdat ze geweld gebruiken een risico blijft, bestendigt veroordeling van geweld in deze casussen enkel het geweld van een autoritair leider.
FrankB zegt
Ik geef de voorkeur aan de oorspronkelijke betekenis van de term bananenrepubliek: staten in welke het politieke beleid bepaald wordt door multinationals. Dat begon met Midden-Amerikaanse landen die onder de knoet zaten van Amerikaanse bananenmerken als Chiquita.
In die zin is Nederland in 2020 in hoge mate een bananenrepubliek gebleken – zie de miljardensteun die bv. de KLM op staande voet heeft gekregen, waar slachtoffers van aardgasbevingen in Groningen al jaren moeten wachten op (relatief gezien) een paar kruimels.