Precies een halve eeuw geleden was een groep academici druk bezig met het schrijven van het eerste echte wetenschappelijke boek over populisme. De belangrijkste conclusie: er kon geen overeenstemming worden bereikt over wat populisme nu eigenlijk was. Als je vandaag de dag kijkt wat er allemaal over populisme wordt gezegd en geschreven, zou je bijna denken dat er in de afgelopen vijftig jaar nauwelijks iets is veranderd: nog steeds lijkt er weinig duidelijkheid te bestaan over wat populisme nu eigenlijk is.
Maar schijn bedriegt. In de afgelopen jaren is er onder wetenschappers een steeds sterkere consensus ontstaan over wat populisme is en hoe we het zouden moeten bestuderen. Dat betekent natuurlijk niet dat er geen meningsverschillen meer bestaan. Maar het betekent wel dat die meningsverschillen kleiner zijn dan ooit tevoren.
Een “ideationele” definitie van populisme
De meeste onderzoekers zien populisme, kort samengevat, als de boodschap dat het goede volk wordt verraden door een slechte elite die geen flauw idee heeft van wat gewone burgers belangrijk vinden. Sommige wetenschappers omschrijven die boodschap als een “dunne ideologie”, terwijl anderen het over een “discours” of een “stijl” hebben. Maar wat de precieze benaming ook is, deze onderzoekers zijn het met elkaar eens dat het om een inhoudelijke boodschap gaat die het volk tegenover de elite plaatst.
De meeste populistische partijen koppelen deze boodschap aan een “volle” ideologie, zoals bijvoorbeeld het socialisme, het liberalisme of het conservatisme. Populisme kan daarom gezien worden als een soort kameleon die met zo’n beetje iedere mogelijke ideologie gecombineerd kan worden. Een groot voordeel van de gegroeide consensus over hoe populisme te definiëren is dat het steeds eenvoudiger is geworden kennis over populistische partijen te accumuleren en populisten in verschillende landen en met verschillende ideologieën met elkaar te vergelijken.
Verwarring
Maar toch bestaat er nog veel verwarring. Eén van de belangrijkste redenen hiervoor is dat veel mensen populisme associëren met eigenschappen die eigenlijk niets met populisme te maken hebben. De meeste populisten in West-Europa zijn radicaal-rechtse populisten (denk aan bijvoorbeeld Marine Le Pen en Geert Wilders). Deze populisten koppelen hun populistische boodschap aan de exclusionistische boodschap dat hun land bedreigd wordt door “gevaarlijke buitenstaanders” zoals immigranten of mensen met een andere religie, en weten met die formule veel kiezers aan zich te binden. Hierdoor is het onderscheid tussen populisme en exclusionisme steeds meer verwaterd geraakt. Dat is een probleem, omdat populisme, zoals al gezegd, net zo goed kan samengaan met andere ideologieën.
Maar wat een nog groter probleem is: deze verwarring kan zeer ongewenste gevolgen hebben. Laat me een voorbeeld geven. Veel studies laten zien dat mensen die op Europese populistische partijen als de PVV of het Franse Front National (tegenwoordige Rassemblement National) stemmen, gemiddeld lager opgeleid zijn dan mensen die op middenpartijen stemmen. Op het eerste gezicht zou je denken dat je hieruit de conclusie kunt trekken dat er een relatie bestaat tussen opleidingsniveau en populisme. Maar dat klopt niet. Deze studies laten zien dat lager opgeleiden eerder geneigd zijn om op radicaal-rechtse populisten te stemmen (partijen dus die ook exclusionistisch zijn), maar leren ons niets over de correlatie tussen opleiding en stemmen op populisten in het algemeen. Deze bredere categorie van populisten in het algemeen omvat namelijk ook linkse populistische partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje. Deze partijen zijn niet exclusionistisch en er bestaat ook geen negatief verband tussen opleidingsniveau en het stemmen op deze partijen.
Waarschuwing: wees voorzichtig hoe je de term populisme gebruikt
Onderzoekers en ook journalisten moeten daarom zeer voorzichtig zijn met de termen die ze gebruiken bij het omschrijven van partijen. Een illustratie van hoe ingewikkeld dit is zie je in Figuur 1. Hier staat een overzicht van hedendaagse partijen in Griekenland en Italië die als populistisch, uiterst rechts (far right), uiterst links (far left), Eurosceptisch en/of challenger omschreven kunnen worden. Zie voor definities hieronder.
Figuur 1: Een aantal hedendaagse populistische, uiterst rechtse, uiterst linkse, Eurosceptische, en challenger partijen in Italië en Griekenland
De figuur laat zien dat:
- Een populistische partij niet Eurosceptisch hoeft te zijn (FI, Forza Italia van Berlusconi), niet uiterst links of rechts (FI en M5S, de Vijfsterrenbeweging), en ook geen challenger (SYR [Syriza], ANEL [Onafhankelijke Grieken] en LN [Lega Nord, tegenwoordig Lega]);
- Een Eurosceptische partij niet populistisch hoeft te zijn (KKE [de Griekse Communisten] en de Gouden Dageraad), niet uiterst rechts of links (M5S), en geen challenger partij (SYR, ANEL en LN);
- Een uiterst linkse of rechtse partij niet populistisch hoeft te zijn (SEL en KKE als het gaat om uiterst links en de Gouden Dageraad als het gaat om uiterst rechts), niet Eurosceptisch (SEL), en geen challenger (SYR, ANEL, LN);
- Een challenger partij niet populistisch (SEL, KKE, Groenen en Gouden Dageraad), Eurosceptisch (SEL en Groenen) of uiterst links of rechts (M5S en Groenen) hoeft te zijn.
Om verwarring – en nog veel belangrijker, het trekken van verkeerde conclusies – te voorkomen, moeten onderzoekers en ook journalisten dus altijd heel voorzichtig zijn met de termen die ze gebruiken. Wat minder “populisme” kan denk ik helemaal geen kwaad.
Dit stuk is gebaseerd op een artikel dat binnenkort verschijnt in de European Journal of Political Research.
Definities:
Maan Vonk (alias) zegt
Interessant artikel, zou fijn zijn dat vooral de journanisten dit lezen (ik ben geen journalist)…
Mijn samenvatting is: populisme is een stemmentrekkende politieke techniek om populair te worden bij gelijkgestemden, waardoor nuances wegvallen….. en dat is jammer, want we leren niks nieuws…….
HPax zegt
Volgens Rooduijn koppelen ‘radicaal-rechtse populisten hun 1) populistische boodschap aan 2) de exclusionistische boodschap dat hun land bedreigd wordt door “gevaarlijke buitenstaanders’’ zoals immigranten enz.’ (nummering van s.d.). Het verschil tussen 1) en 2) is volgens R. ‘verwaterd’, dit met de intonatie dat dat ten onrechte is.
Populisme, geeft R. je dan te denken, heeft niets of weinig met massa-immigratie te maken. Kijk maar, is zijn suggestie, naar ‘linkse populistische partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje.’ die ook populistisch zijn, maar niet ‘exclusionistisch’.
En nu lijkt het erop dat R. de opheldering (drooglegging) van een verondersteld misverstand (verwatering) nodig heeft om het huidige internationale populisme van zijn exclusieve bepaaldheid door massa-immigratie te ontdoen.
Wat intussen is populisme? Volgens R. c.s. is dat zo’n beetje ‘ de boodschap dat het goede volk wordt verraden door een slechte elite die geen flauw idee heeft van wat gewone burgers belangrijk vinden’ oftewel dat het [ ] om een inhoudelijke boodschap gaat die het volk tegenover de elite plaatst.’
Maar dit is te primitief uitgedrukt en gaat het in feite om een oude, complementaire structuur alias Relatie tussen volk en bestuurders. In R. ’s opstel wordt die verhouding fataliter bij voorbaat als negatief beoordeeld. Wat de moderne opvatting lijkt. Denk(t) bijv. aan ‘de Kloof’. Soms kan die Relatie grondig verstoord raken, naar aanleiding van een gebeurtenis, en kan dat tot een golf van agitatie leiden die – de kant van het volk gekozen – dan populistisch mag worden genoemd. Het Volk vertrouwt n.a.v. een ingrijpende Zaak zijn leiders niet meer, waardoor een brug tussen beide partijen in een schier onoverbrugbare ravijn verandert. De Kloof!
Vraag: wat heeft het populisme van bijvoorbeeld de Nederlandse PVV nog te betekenen als je er het ‘exclusionisme’ van aftrekt?
HPax zegt
Volgens Rooduijn (R) koppelen, lees ik, ‘radicaal-rechtse populisten hun 1) populistische boodschap aan 2) de exclusionistische boodschap dat hun land bedreigd wordt door “gevaarlijke buitenstaanders’’ zoals immigranten enz.’ (nummering van s.d.). Het verschil tussen 1) en 2) is volgens R. ‘verwaterd’, dit met de intonatie dat dat ten onrechte is.
Populisme, geeft R. je dan te denken, heeft niets of weinig met massa-immigratie te maken. Kijk maar, is zijn suggestie, naar ‘linkse populistische partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje.’ die ook populistisch zijn, maar niet ‘exclusionistisch’.
En nu lijkt het erop dat R. de opheldering (drooglegging) van een verondersteld misverstand (verwatering) nodig had om het huidige internationale populisme van zijn exclusieve bepaaldheid door massa-immigratie te ontdoen. Wat onjuist lijkt.
Want wat is populisme? Volgens R. c.s. is dat zo’n beetje ‘ de boodschap dat het goede volk wordt verraden door een slechte elite die geen flauw idee heeft van wat gewone burgers belangrijk vinden’ oftewel dat het [ ] om een inhoudelijke boodschap gaat die het volk tegenover de elite plaatst.’ Maar dit is te primitief uitgedrukt en verwijst populisme in feite naar een oude, complementaire structuur alias Relatie tussen Volk en Bestuurders. In R. ’s opstel wordt die structuur zonder meer als negatief beoordeeld. Wat de moderne opvatting lijkt. Denk(t) bijv. aan ‘de Kloof’ (Andeweg).
Welnu, soms wordt die Relatie verstoord, naar aanleiding van een of andere historische gebeurtenis, en kan dat tot een golf van agitatie leiden die – de kant van het volk gekozen – dan populistisch mag worden genoemd. Het Volk vertrouwt n.a.v. een ingrijpende Zaak zijn leiders niet meer, waardoor een brug tussen beide partijen in een schier onoverbrugbare ravijn verandert. De Kloof! We moeten dus bij populisme steeds onderscheid maken tussen vaste structuur en een daarop betrokken variabele incident.
Vraag: wat heeft het populisme van bijvoorbeeld de Nederlandse PVV nog te betekenen als je er het ‘exclusionisme’ van aftrekt?
jaap van slageren zegt
Zeer interesante conceptualisering, die volgens mij zeer belangrijk is in zowel het wetenschappelijke als maatschappelijke debat, omdat de termen regelmatig door elkaar worden gebruikt zonder heldere afbakening.
Vraag: nu er een helder verschil is gemaakt tussen extreme partijen, populistische partijen, challengers, en eurosceptische partijen (ik mis trouwens de mogelijkheid van een partij om challenger te zijn en populistisch, maar niet eurosceptisch, in deze visualisatie), wat voor een aspecten van een aprtij zijn nu populairder? is er de laatste 15 jaar een zekere groei gekomen van populistische eursceptische radicaal rechtse partijen. Maar komt dat vooral omdat ze populistisch zijn? of zijn radicale partijen in zn geheel populairder? or eurosceptische? Is er odnerzoek gedaan naar het onderscheiden van deze termen en daarmee groei van partijen te verklaren?