Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 3: de ChristenUnie.
Kleine coalitiepartijen moeten hun borst natmaken als er verkiezingen aankomen. Vergelijkend onderzoek laat zien dat juniorpartijen in een regering zetels verliezen bij de eerstvolgende stembusgang – hoogstwaarschijnlijk omdat het lastig voor hen is zich te onderscheiden van hun grotere coalitiegenoten.
Vermoedelijk heeft lijsttrekker Gert-Jan Segers van de ChristenUnie deze les ter harte genomen. In interviews benadrukt hij als leider van de kleinste coalitiepartij telkens weer de verschillen met VVD en CDA. Zo zegt hij in een recent interview idealen te missen bij de “traditionele machtspartijen”. “Je vraagt je af: waar zijn jullie idealen nog? Waar ligt jullie hart?” De ChristenUnie wil zich onderscheiden door wél die idealen centraal te stellen.
“Niet rechts en niet links. In het hart van het besluitvormingsproces, maar niet als een machtspartij. Wel als een partij met een open Bijbel, als een partij met hoge idealen,” aldus Segers in het Reformatorisch Dagblad. In haar verkiezingsprogramma schrijft de ChristenUnie dat we in Nederland lijden aan “morele heimwee”: “onze vaste oriëntatie op goed en kwaad is een beetje verloren geraakt”.
De ChristenUnie positioneert zich deze campagne dus als een partij met grote idealen. En de partij onderscheidt zich van coalitiegenoten als VVD en CDA door te stellen dat deze partijen hun idealen langzaam maar zeker uit het oog zijn verloren. Geen gekke strategie, gezien het feit dat de ChristenUnie zich op weinig vlakken écht onderscheidt van andere partijen. Behalve op het vlak van ethisch-morele kwesties (zie data hier).
De grote vraag is natuurlijk: is dit strategisch gezien een goed idee? Onderscheiden de ChristenUnie-kiezers zich óók op het gebied van moreel-ethische issues? Hieronder een analyse van het ChristenUnie-electoraat op basis van data van het LISS-panel.
Figuur 1 laat zien op welke sociaal-demografische kenmerken kiezers van de ChristenUnie zich onderscheiden. Qua opleiding en leeftijd zijn er vrijwel geen verschillen met andere partijen. Die zijn er wel als we kijken naar geslacht en stedelijkheid. Onder ChristenUnie-kiezers zijn meer vrouwen (bijna 60%), en vergeleken met andere partijen heeft de ChristenUnie relatief meer kiezers uit niet-stedelijke gebieden.
(De verschillen in de figuur lijken relatief klein. Een regressieanalyse met een gedetailleerdere maat van stedelijkheid waarin ook gecontroleerd wordt voor de andere variabelen toont echter aan dat de verschillen statistisch significant zijn.)
Figuur 1: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Hoewel de ChristenUnie vaak als relatief links wordt bestempeld (dat vinden ook de experts van de Chapel Hill Expert Survey), zien de kiezers van de partij zichzelf gemiddeld juist als iets rechtser dan kiezers van andere partijen. Zie de linker grafiek van Figuur 2. De ruiten geven de gemiddelden aan. Het verschil is piepklein, maar wel statistisch significant. De ChristenUnie-achterban heeft ook meer politiek vertrouwen dan kiezers van andere partijen (zie de rechter grafiek), al zijn de verschillen tussen de gemiddelden van de twee groepen ook hier zeer klein.
Figuur 2: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).
Figuur 3 laat mooi zien op welk vlak het ChristenUnie-electoraat zich dan wél heel duidelijk onderscheidt. Als het gaat om klassieke sociaal-economische thema’s (opvattingen over het verkleinen van inkomensverschillen, zie grafiek linksboven) of sociaal-culturele thema’s (ideeën over immigratie en Europese eenwording, zie de twee onderste grafieken) verschillen de ChristenUnie-kiezers vrijwel niet van andere kiezers. Alleen op het gebied van immigratie zijn ChristenUnie-kiezers in sommige jaren gemiddeld ietsje linkser dan andere kiezers.
Er zijn echter gigantische verschillen als het gaat om ethische kwesties. ChristenUnie-kiezers vinden in veel minder sterke mate dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn. Op een schaal van 1 (euthanasie moet altijd verboden zijn) tot 5 (euthanasie moet mogelijk zijn als de patiënt daar om vraagt) scoorden ChristenUnie-stemmers in 2010 gemiddeld een 2.3 en andere kiezers een 4.4. Meer dan 2 punten verschil op een vijfpuntschaal. Dat is gigantisch.
Het is dus niet zo gek dat Segers zich in de campagne op deze verschillen richt en zijn partij neerzet als die ene partij die wél nog idealen heeft – christelijke idealen welteverstaan.
Toch heeft zich juist op dit vlak ook een opvallende verschuiving voorgedaan. Begin 2020 waren de verschillen tussen ChristenUnie-kiezers en andere kiezers een stuk minder groot dan 10 jaar eerder. De gemiddelde score van de ChristenUnie-achterban is flink gestegen: van een 2.3 in 2010 naar een 2.9 in 2020. De gemiddelde score onder andere kiezers is ook gestegen, maar veel minder sterk. Het verschil is nu nog ‘maar’ een dik anderhalf punt. Nog steeds een flink verschil, maar aanzienlijk minder groot dan eerder. De grafiek rechts boven in Figuur 3 laat de verschuiving mooi zien.
Waar komt deze verandering bij de ChristenUnie-achterban vandaan? Het is niet ondenkbaar dat de ‘harde kern’ van ChristenUnie-stemmers progressiever is geworden. Maar het is ook goed mogelijk dat ‘nieuwe’ ChristenUnie-stemmers de achterban van de partij gemiddeld progressiever hebben gemaakt. Ik acht dit laatste scenario erg waarschijnlijk. De grootste veranderingen hebben zich namelijk voorgedaan in 2018 en 2019 – precies de jaren dat de partij het ook beter ging doen in de peilingen.
Figuur 3: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
De directe concurrenten van de ChristenUnie zijn het CDA en de SGP. De SGP moet ik hier helaas buiten beschouwing laten omdat er te weinig kiezers van die partij aan het onderzoek hebben meegedaan. Hoe verschillen de kiezers de ChristenUnie van die van het CDA? Ten eerste zijn ChristenUnie-stemmers jonger dan CDA-kiezers (zie Figuur 4). Nou ja, jong… Dat is relatief. CDA-kiezers zijn vooral heel erg oud: de piek ligt bij 70-plus! Sociaal-demografisch verschillen de partijen op andere vlakken nauwelijks van elkaar.
Figuur 4: De leeftijd van ChristenUnie-kiezers vergeleken met die van CDA-kiezers.
Dan de verschillen in opvattingen. Figuur 5 laat zien dat er alleen een echt duidelijk verschil is tussen de twee achterbannen op het gebied van ethische kwesties: ChristenUnie-stemmers zijn veel negatiever over euthanasie dan CDA-stemmers (zie grafiek midden rechts). Ook verschillen de achterbannen als we kijken naar links/rechts-zelfplaatsing en politiek vertrouwen, al zijn de verschillen hier niet heel uitgesproken. ChristenUnie-stemmers zien zichzelf als iets linkser en hebben minder vertrouwen in politieke partijen.
Figuur 5: De opvattingen van ChristenUnie-kiezers vergeleken met die van CDA-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Op basis van deze analyses zou ik drie conclusies willen trekken. Ten eerste is het duidelijk dat (ook) qua kiezers de ChristenUnie een echte middenpartij is. De achterban van de partij onderscheidt zich nauwelijks van kiezers van andere partijen. Er is echter één terrein waarop ChristenUnie-kiezers totaal andere opvattingen hebben dan andere kiezers. Dit is de tweede conclusie: ChristenUnie-stemmers zijn veel conservatiever als het gaat om ethische kwesties dan andere kiezers. Dat is an sich natuurlijk niet opvallend gezien de ideologie van de partij. Wel is de grootte van de ‘euthanasiekloof’ opvallend. Ten derde is de ChristenUnie-achterban op ethisch vlak flink verschoven: de euthanasiekloof met andere kiezers is sterk afgenomen. Met andere woorden: in zijn geheel is het ChristenUnie-electoraat flink progressiever geworden in het afgelopen decennium.
Dat brengt me terug bij de huidige campagnestrategie van de ChristenUnie: het benadrukken van de ‘hoge idealen’ van de partij. Of, in andere woorden, met een open bijbel de mensen met ‘morele heimwee’ proberen te lokken. De peilingen wijzen uit dat de partij al jaren stabiel op winst staat ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen in 2017. Er kan natuurlijk nog veel gebeuren in de campagne, maar deze strategie lijkt me gezien de samenstelling van het ChristenUnie-electoraat uitstekend gekozen. Met één kleine aantekening: het is belangrijk dat de partij zich niet té conservatief opstelt met betrekking tot ethische kwesties. De verschillen benadrukken met andere partijen is goed, maar daarbij kunnen Segers en zijn partij beter wel in gedachten houden dat hun achterban progressiever is dan ooit. En het is niet ondenkbaar dat deze ontwikkeling zich zal voortzetten.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.