Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 5: de PvdA.
Zoals de meeste lezers van deze blog zich waarschijnlijk nog wel kunnen herinneren, heeft de PvdA bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen een gigantische klap te verduren gekregen. De partij viel terug van 38 naar 9 zetels, en was daarmee meer dan vier keer zo klein geworden. Sindsdien is de partij langzaam weer iets opgekrabbeld. Maar niet veel. Met name sinds het uitbreken van de coronacrisis (en daarna ook de toeslagenaffaire) gaat het weer wat minder in de peilingen.
De sociaaldemocraten hebben nu nog een paar weken om met een nieuwe (nog relatief onbekende) leider, Lilianne Ploumen, het tij te keren. Dat gaat geen sinecure worden met flink wat concurrentie op links, een rechtse premier die populairder is dan ooit, en een coronacrisis die alle aandacht opeist. De PvdA lijkt ervoor gekozen te hebben in te zetten op een klassieke sociaaldemocratische campagne, en vooral sociaaleconomische thema’s te benadrukken.
In vogelvlucht gaat het PvdA-verkiezingsprogramma over vijf kernthema’s: arbeid (“werk, werk, werk”), zorg (o.a. verlaging van de maandelijkse zorgpremie), wonen (er komen “stevige boetes voor huisjesmelkers”), onderwijs (“basisbeurs voor studenten komt terug”) en herverdeling (“voor mensen die méér dan €150.000 per jaar verdienen komt er een nieuw toptarief”). Tijdens het verkiezingscongres van de sociaaldemocraten maakte Ploumen duidelijk zich met een duidelijk sociaaleconomisch links geluid af te willen zetten tegen het volgens haar failliete “rechts-liberale denken” van Ruttes VVD.
Deze strategie mag niet verbazen. De PvdA is een sociaaldemocratische partij. En sociaaldemocratische partijen richten zich traditioneel op sociaaleconomische thema’s waarop ze behoorlijk linkse standpunten innemen. Toch is een typisch linkse opstelling van de PvdA allerminst vanzelfsprekend. In de jaren onder Kok werd er druk geëxperimenteerd met het afschudden van ideologische veren en het flirten met neoliberale standpunten. Deze “Derde Weg” lijkt de partij inmiddels echter verlaten te hebben, en het ziet er naar uit dat we de komende weken een relatief traditionele sociaaldemocratische campagne zullen gaan zien.
Hoe zal een dergelijke campagne aansluiten bij de kiezers van de PvdA? Om dat te onderzoeken zoom ik hieronder in op de achterban van de sociaaldemocraten. Wat voor mensen stemmen op de PvdA? En wat zijn hun opvattingen? De analyses zijn gebaseerd op gegevens van het LISS panel (zie ook de verantwoording onder dit stuk).
Figuur 1 laat zien dat PvdA-kiezers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om geslacht, opleiding en de plek waar ze wonen. Wel is er een duidelijk verschil als we kijken naar leeftijd: de PvdA is vooral goed vertegenwoordigd onder 65-plussers. Bijna de helft van alle PvdA-kiezers is ouder dan 65 (tegenover ongeveer 35% onder andere kiezers).
Figuur 1: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Uit Figuur 2 (linker grafiek) blijkt dat PvdA-kiezers zichzelf als veel linkser positioneren dan andere kiezers. Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) scoren PvdA’ers gemiddeld ongeveer een 3.5 en andere kiezers een 5.5. Dat is een flink verschil. De rechter grafiek laat zien dat de PvdA-achterban gemiddeld meer vertrouwen in de politiek heeft dan kiezers van andere partijen – al zijn de verschillen hier een stuk minder uitgesproken.
Figuur 2: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).
In Figuur 3 laat ik de opvattingen van PvdA-kiezers zien in vergelijking met die van andere kiezers. Ik richt me daarbij op sociaaleconomische onderwerpen (inkomensherverdeling), ethische kwesties (euthanasie), en sociaal-culturele thema’s (immigratie en Europese integratie). Ook heb ik hier een tijdscomponent toegevoegd: we zien de verschuivingen in opvattingen tussen 2010 en 2020. Ten eerste valt op dat PvdA-kiezers op alle drie de dimensies (sociaaleconomisch, ethisch en sociaal-cultureel) linkser zijn dan andere kiezers: ze zijn sterker voor inkomensherverdeling, vinden in sterkere mate dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daarom vraagt, en zijn positiever over immigratie en Europese eenwording. Ten tweede is het duidelijk dat de gemiddelde opvattingen van de PvdA-kiezers nauwelijks veranderd zijn tussen 2010 en 2020, terwijl er in de tussentijd toch behoorlijk wat kiezers het sociaaldemocratische nest verlaten hebben. Wel zie je dat met name vanaf 2017 de betrouwbaarheidsintervallen (weergegeven door de schaduw rondom de rode lijn) wat groter zijn geworden. Dit komt doordat het aantal mensen dat zegt op de PvdA te willen stemmen is afgenomen.
Figuur 3: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
Dat de PvdA-kiezer gemiddeld linkser, progressiever en kosmopolitischer is dan andere kiezers zal weinig mensen verbazen. Het is misschien interessanter om te kijken hoe de PvdA-kiezer zich verhoudt tot de kiezers van de twee directe linkse concurrenten: de SP en GroenLinks. (De verschillen met D66 zal ik bespreken in mijn blogje over de D66-kiezer.) Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Ik pik er de twee meest in het oog springende uit: leeftijd en opleidingsniveau.
De bovenste grafiek in Figuur 4 hieronder vergelijkt de kiezers van de drie partijen op het gebied van leeftijd. Laten we even met GroenLinks (blauw) beginnen. De verdeling is bimodaal: er is een piek rond de 25 jaar en een piek rond de 60. Onder SP-kiezers (groen) is er geen piek onder jongeren, en de SP-kiezer is gemiddeld dan ook een stuk ouder. De PvdA-kiezer (rood) is gemiddeld weer een stuk ouder dan de SP-kiezer. De grafiek laat mooi zien dat de piek een stuk later inzet. De PvdA doet het veel minder goed onder 40- en 50-jarigen en veel beter onder 70-jarigen. Dan opleidingsniveau (onderste grafiek): PvdA- en GroenLinks-kiezers verschillen nauwelijks van elkaar. Maar er zijn wel heel duidelijke verschillen met SP-kiezers. Onder kiezers van de partij van Marijnissen zijn veel minder hoger opgeleiden.
Figuur 4: PvdA-kiezers vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers: leeftijd en opleiding, 2020.
Hoe verschillen de achterbannen van deze partijen nu van elkaar als we kijken naar hun gemiddelde opvattingen? De grafiek linksboven in Figuur 5 hieronder laat zien dat PvdA-kiezers zich als minder links omschrijven dan SP- en GroenLinks-stemmers, en de grafiek rechtsboven laat zien dat PvdA-kiezers en GroenLinks-kiezers ongeveer even veel vertrouwen in de politiek hebben. De SP-achterban onderscheidt zich op dit vlak: de partij heeft veel minder vertrouwen in politieke partijen. PvdA-kiezers zijn iets minder sterk dan SP- en GroenLinks-stemmers voor het verkleinen van inkomensverschillen (midden links) en verschillen met betrekking tot hun ideeën over euthanasie helemaal niet van de achterbannen van de twee andere partijen (midden rechts). Qua opvattingen over sociaal-culturele thema’s zitten PvdA’ers tussen SP’ers en GroenLinks’ers in: ze zijn kosmopolitischer dan kiezers van de SP, maar nationalistischer dan kiezers van GroenLinks. Als het gaat om de EU verschilt de SP-achterban echt flink van de PvdA- en GroenLinks-electoraten.
Samengevat: vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers zijn PvdA’ers sociaal-economisch het minst links, op ethisch vlak even links (= progressief), en met betrekking tot sociaal-culturele thema’s linkser ( = kosmopolitischer) dan de één (de SP) en rechtser (= nationalistischer) dan de ander (GroenLinks). Als we ook meewegen hoe groot de verschillen met de andere partijen zijn wordt duidelijk dat PvdA-kiezers heel sterk lijken op die van GroenLinks, al zijn ze op de meeste vlakken iets gematigder. De verschillen met de SP-achterban zijn een stuk groter.
Figuur 5: De opvattingen van PvdA-kiezers vergeleken met die van SP- en GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
De typisch sociaaldemocratische campagne die de PvdA lijkt te (willen gaan) voeren sluit goed aan bij de huidige achterban van de partij: de hoogopgeleide, linkse, progressieve en kosmopolitische oudere. Ik verwacht niet dat de PvdA met deze strategie veel mensen die nu van plan zijn op de partij te stemmen kwijt zal raken. Aan de andere kant is het nog maar de vraag of het genoeg zal blijken te zijn om andere kiezers te verleiden. Door het terugtreden van Asscher zal de partij er vooral alles aan moeten doen Nederland kennis te laten maken met Ploumen. Dat zal niet makkelijk zijn met nog maar zes weken te gaan en een stevige lockdown. Veel zal afhangen van de aankomende debatten. Als Ploumen zich daar in de kijker weet te spelen zou ze zo wat zeteltjes van andere partijen kunnen afsnoepen.
Maar op de lange termijn zal de partij echt uit een ander vaatje moeten gaan tappen. De achterban van de partij is oud, heel oud. Om op termijn interessant te blijven voor (jongere) kiezers is een focus op “werk, werk, werk” alleen niet genoeg. Wat dan wel? Lastig. Het is al behoorlijk druk op links… Terug naar de “Derde Weg” lijkt me om meerdere redenen in ieder geval geen goed idee (denk bijvoorbeeld aan de linkse opvattingen van de huidige achterban, maar ook aan de huidige coronacrisis en de groeiende steun voor een sterke staat).
Maar dít weet ik wel: met een focus op de klassieke sociaaleconomische thema’s alleen is het allesbehalve ondenkbaar dat de PvdA-achterban op termijn alleen maar kleiner zal worden.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.