Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 9: de PVV.
“De meeste politieke partijen in dit land zijn onderling inwisselbaar geworden. Ze staan voor dezelfde massa-immigratie, voorliefde voor multikul, zelfhaat, diversiteitsgeneuzel, islamisering en de EU. De verschillende politieke partijen mogen dan een andere naam hebben, de smaak is hetzelfde: zoutloze middelmatigheid.”
Deze passage uit het verkiezingsprogramma van de PVV laat mooi zien wat inmiddels alweer vijftien jaar de ideologische kern van de partij van Geert Wilders is: anti-immigratie- en anti-islam-retoriek gekoppeld aan een populistische anti-establishment-boodschap. De passage had ook anderhalf decennium geleden uit Wilders’ pen gekomen kunnen zijn. Het enige nieuwe woord is “zelfhaat”. Deze term lijkt voorzichtig van oikofobie-bestrijder Thierry Baudet te zijn overgenomen.
Dat Wilders alles wat hij schrijft, zegt en doet telkens weer koppelt aan immigratie, de islam, de EU en/of het politieke establishment, betekent echter niet dat hij niet probeert zijn ideologische boodschap te vernieuwen. Ten eerste koppelt hij nieuwe issues aan zijn bestaande verhaal. Denk aan klimaat. Wilders schrijft dat ons een “klimaatschuldgevoel” wordt aangepraat door “klimaathippies”, en onderscheidt zich zo van andere partijen op precies dezelfde manier als op het gebied van het immigratie-issue.
Ten tweede is Wilders de PVV met de jaren steeds sterker als een sociaaleconomisch linkse partij gaan positioneren. Eind vorige maand twitterde hij bijvoorbeeld: “De PVV is als enige partij cultureel-conservatief met een sociaal hart. Stevig op Law and Order, immigratie en islam maar sociaal op zorg, ouderen en pensioenen!”
Dit betekent overigens zeker niet dat Wilders op alle vlakken ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links beleid voorstaat. Als het gaat om het stemgedrag in de Tweede Kamer is de partij behoorlijk rechts, en als je wat specifieker inzoomt op specifieke thema’s wordt duidelijk dat ook in woorden de PVV lang niet altijd even links is op sociaaleconomisch vlak.
Het betekent wél dat Wilders met zijn retoriek hengelt in de vijver met kiezers die sociaaleconomisch linkse standpunten combineren met sociaal-cultureel rechtse (dat wil zeggen: nationalistisch op het vlak van immigratie en Europese eenwording). En dat is een flinke vijver. Ongeveer een derde van het electoraat bevindt zich hier.
De grote vraag is natuurlijk: slaagt Wilders er in deze kiezers daadwerkelijk aan zich te binden? Om dat te onderzoeken ga ik hieronder, aan de hand van data van het LISS-panel, in op de eigenschappen van PVV-kiezers. Wat zijn hun sociaal-demografische kenmerken? Wat zijn hun opvattingen? En hoe verschillen ze van andere kiezers?
Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Figuur 1 hieronder laat twee interessante dingen zien. Ten eerste dat de PVV populair is onder lager opgeleiden en impopulair onder hoger opgeleiden (grafiek rechts boven). Onder PVV-stemmers is bijna 50% lager opgeleid en ongeveer 10% hoger opgeleid. Onder andere kiezers is dat respectievelijk 20% en 45%. Dat zijn zeer uitgesproken verschillen.
Het tweede wat mij opvalt aan deze grafieken is dat de PVV er op een heleboel vlakken juist niet uitspringt. Mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen worden regelmatig neergezet als lager opgeleide oudere mannen uit niet-stedelijke gebieden. Wat opleiding betreft klopt dit dus, maar wat geslacht, leeftijd en woonomgeving betreft niet. Op al deze vlakken verschillen PVV-stemmers niet of nauwelijks van andere kiezers. Dit is overigens wel veranderd met de jaren. Tien jaar geleden was de PVV-kiezer bijvoorbeeld nog een stuk populairder onder mannen.
Figuur 1: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Figuur 2 laat zien dat PVV-kiezers zichzelf als behoorlijk rechts omschrijven en zeer weinig vertrouwen in de politiek hebben. Op een schaal van 0 (links) tot rechts (10) geven PVV-stemmers zichzelf gemiddeld een 6.5. Dat is een stuk rechtser dan andere kiezers die zichzelf gemiddeld iets meer dan een 5 geven. Qua politiek vertrouwen zijn de verschillen met andere kiezers nog een stuk groter. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren PVV’ers ongeveer een 3. Andere kiezers scoren gemiddeld twee volle punten hoger: een 5 ongeveer.
Figuur 2: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
In Figuur 3 ga ik in op de opvattingen van PVV-stemmers met betrekking tot vier specifieke beleidsterreinen. De grafiek links boven is heel interessant. De sterk overlappende rode en blauwe lijnen laten ten eerste zien dat PVV-stemmers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om ideeën over het verkleinen van inkomensverschillen. Wat ook opvalt: in 2020 waren PVV-stemmers gemiddeld zelfs iets linkser dan andere kiezers!
Ook laat de grafiek zien dat er onder het PVV-electoraat een langzame ontwikkeling is richting sociaaleconomisch linksere standpunten. Of dit komt doordat de vaste aanhang linkser is geworden, doordat de wat rechtsere kiezers naar partijen als FVD of VVD zijn overgestapt, of doordat er nieuwe linksere kiezers bij de PVV zijn aangehaakt, zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.
De grafiek rechtsboven is ook interessant. Die laat mooi zien dat PVV-stemmers op ethisch vlak behoorlijk progressief zijn. Sterker dan andere kiezers zijn ze van mening dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Vooral vanuit internationaal vergelijkend perspectief is dit interessant. In veel andere landen zijn mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen namelijk behoorlijk conservatief. Met name in Oost-Europa (denk aan landen als Polen en Hongarije) is dit het geval.
De twee onderste figuren zijn zeer duidelijk over de opvattingen van PVV-stemmers op sociaal-cultureel vlak: ze zijn véél negatiever over immigratie en Europese eenwording. De verschillen met andere kiezers zijn groot en behoorlijk stabiel. Opvattingen over de EU zijn wisselvalliger dan opvattingen over immigratie, maar de ontwikkelingen in die opvattingen vertonen dezelfde patronen onder PVV-stemmers als onder andere kiezers.
Figuur 3: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
De directe concurrent van de PVV op radicaal-rechts is natuurlijk FVD (naar andere, nieuwere concurrenten als bijvoorbeeld JA21 kan ik op basis van de huidige data niet kijken). De belangrijkste concurrent richting het midden is de VVD. En je zou ook de SP – met haar kritiek op EU en establishment, en haar combinatie van linkse sociaaleconomische standpunten met wat rechtsere sociaal-culturele opvattingen – als een concurrent kunnen aanmerken.
In Figuur 4 hieronder heb ik de opvattingen van PVV-stemmers afgezet tegen de ideeën van de mensen die op deze drie concurrenten stemmen. (Belangrijk om je daarbij te realiseren: dit zijn de achterbannen van een jaar geleden. Sinds de chaos bij FVD en de val van die partij in de peilingen kunnen we er vanuit gaan dat het FVD-electoraat er inmiddels anders uitziet.)
De grafiek links boven laat zien dat kiezers van PVV, FVD en VVD zichzelf als veel rechtser positioneren dan SP-kiezers. Dit kan natuurlijk niet als een verrassing komen. Wat wel interessant is: PVV-kiezers zien zichzelf als minder rechts dan FVD-kiezers. En de verschillen met de VVD zijn niet statistisch significant.
Het is opvallend dat de verschillen tussen de partijen een ander patroon volgen als we kijken naar links/rechts-positionering op sociaaleconomisch vlak (figuur links midden). Als het gaat om het verkleinen van inkomensverschillen onderscheiden PVV-stemmers zich niet van mensen die op de SP stemmen (!). FVD-kiezers zijn op dit terrein duidelijk rechtser. En VVD-kiezers nog weer een stuk rechtser.
De grafiek midden rechts laat zien dat de vier electoraten op ethisch vlak vrijwel niet van elkaar verschillen. De kiezers van al deze partijen zijn behoorlijk progressief. (Al zou dit vermoedelijk anders uitvallen als we ook naar een thema als bijvoorbeeld genderongelijkheid zouden kijken.)
Dan de kernthema’s van de PVV: politiek vertrouwen, immigratie en de EU. Hier zien we in grote lijnen dezelfde patronen: de achterbannen van PVV en FVD vormen een categorie apart die flink afwijkt van de achterban van de de VVD en in iets mindere mate van die van de SP. Als het gaat om vertrouwen in partijen (rechts boven) en Europese eenwording (rechts beneden), zien we dat kiezers van FVD en PVV veel negatiever zijn dan mensen die op VVD en SP stemmen. Belangrijk is het daarbij wel aan te tekenen dat SP-kiezers een tussenpositie innemen. Zij zijn positiever dan PVV- en FVD-stemmers, maar hebben wel minder politiek vertrouwen en zijn een stuk Eurosceptischer dan VVD-kiezers. Als het gaat om immigratie verschillen de achterbannen van SP en VVD niet van elkaar.
Figuur 4: De opvattingen van PVV-kiezers vergeleken met die van FVD-, VVD- en SP-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Qua opleidingsniveau zijn de verschillen tussen deze partijen ook interessant. Zoals Figuur 5 laat zien verschilt de PVV-achterban op dit vlak zeer duidelijk van die van de VVD: onder PVV-stemmers is een veel hoger percentage lager opgeleiden. Hetzelfde patroon is zichtbaar als we PVV-stemmers vergelijken met FVD-stemmers. Het verschil is hier echter minder uitgesproken (overigens wel statistisch significant als we naar specifiekere opleidingscategorieën kijken). PVV-kiezers en SP-kiezers verschillen op dit vlak vrijwel niet van elkaar.
Figuur 5: Het opleidingsniveau van PVV-kiezers vergeleken met dat van FVD-, VVD- en SP-kiezers.
Concluderend vallen drie zaken op. Ten eerste moet het wijdverspreide beeld dat PVV-stemmers vooral oude mannen uit niet-stedelijke gebieden zijn worden bijgesteld. Hoewel PVV-stemmers gemiddeld lager zijn opgeleid dan andere kiezers, verschillen ze als het gaat om geslacht, woonomgeving en leeftijd nauwelijks van mensen die op andere partijen stemmen. Ten tweede onderscheidt de achterban van de PVV zich precies zoals je zou verwachten: PVV-kiezers hebben veel minder vertrouwen in de politiek en zijn veel negatiever over immigratie en de EU dan andere kiezers. Ten derde is de PVV-achterban op sociaaleconomisch vlak behoorlijk links (niet te onderscheiden van onder andere SP-stemmers), en lijkt op dit terrein met de jaren ook steeds linkser te zijn geworden.
Wilders’ campagnestrategie mag dus niet verbazen. Zoals gebruikelijk probeert de PVV-leider zichzelf zo sterk mogelijk neer te zetten als buitenstaander. Als de enige politicus die zich onderscheidt van de eerder aangehaalde “zoutloze middelmatigheid” van de aanhangers van het verwerpelijke “diversiteitsgeneuzel”. Instemmend re-tweette Wilders dan ook deze analyse van het RTL-verkiezingsdebat van afgelopen zondag in De Telegraaf: “Wilders tegen de rest met ‘Zwarte Piet als minister voor Cultuur’”. Precies hoe Wilders gezien wil worden.
Doet Wilders het dan ook goed tijdens de huidige campagne? Lastig. In de peilingen staat Wilders op 17 tot 20 zetels tegenover 20 zetels nu in de Tweede Kamer. Geen duidelijke winst of verlies dus. Aan de ene kant is dat zeker niet slecht. Concurrent Rutte en zijn VVD doen het uitstekend. De premier profiteert nog steeds van het sterke rally round the flag effect als gevolg van de coronacrisis. Onder deze omstandigheden is het lastig voor Wilders zijn thema’s hoog op de politieke agenda te krijgen. Dat de partij niet op verlies staat is in een dergelijke situatie misschien helemaal niet slecht.
Maar aan de andere kant heeft de PVV niet optimaal geprofiteerd van de implosie bij concurrent FVD. Een jaar geleden, vlak voor het uitbreken van de coronacrisis, stonden Wilders en Baudet samen op 28-36 zetels. Nu zijn dat er 20 tot 25. Hoewel redelijk wat voormalige (virtuele) FVD-kiezers de weg naar de PVV hebben (terug)gevonden, geldt dit voor lang niet alle mensen die Baudet de rug hebben toegekeerd. Mogelijk willen zij helemaal niet meer gaan stemmen of zijn ze overgestapt naar partijen als JA21, Code Oranje of de BoerBurgerBeweging. Met andere woorden: er zijn behoorlijk wat kiezers met ideeën die dicht bij die van de PVV staan die Wilders nu niet weet te mobiliseren.
Wilders’ troef tijdens deze campagne, is denk ik toch zijn “welvaartschauvinisme”: de boodschap dat de PVV er is voor mensen die het moeilijk hebben. Althans, voor de “eigen” mensen die het moeilijk hebben.
Let wel: of zijn concrete beleidsplannen en stemgedrag in de Tweede Kamer ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links zijn doet er eigenlijk niet eens zoveel toe. De hamvraag is of Wilders zichzelf overtuigend weet te presenteren als iemand die opkomt voor de zwakkeren. (Vergelijk dit bijvoorbeeld met zijn eerder besproken zorgvuldig gecultiveerde imago van buitenstaander. Ook dat is hij niet daadwerkelijk; Wilders is één van de meest ervaren politici op het Binnenhof. Waar het om gaat is dat kiezers hem als buitenstaander zien.)
Wilders’ tough on immigration soft on care imago lijkt steeds beter te beklijven. De analyses hierboven laten zien dat de achterban van de PVV langzaamaan steeds linkser is geworden op sociaaleconomische vlak, en inmiddels niet meer verschilt van de electoraten van SP, PvdA en GroenLinks.
Deze “coronaverkiezingen”, waarin heel veel toch om de aanpak van de huidige pandemie draait, komen voor Wilders denk ik te vroeg. Maar als de sociaaleconomische ongelijkheid straks verder toeneemt, en er ook weer meer ruimte komt voor thema’s als immigratie en integratie, zou Wilders’ welvaartschauvinisme weleens een goede strategie voor de langere termijn kunnen blijken te zijn.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”
Variabelen in Figuur 4 en Figuur 5
Zie hierboven.
Ronald Heijman zegt
Ook de PVV bevestigt dat zij weliswaar actueel rechts handelt maar qua profilering opschuift naar traditioneel links. Deze trend zien we bij alle politieke partijen omdat meer kiezers meer sociaal maatschappelijke thema’s belangrijker zijn gaan vinden en traditionele linkse partijen deze kiezers niet veel meer te bieden hebben. Bovendien zijn zij juist op deze thema’s teleurgesteld door “linkse” partijen. Milieu, klimaat, immigratie, gezondheid(szorg), sterkere en faire overheid, kinderopvang, etc. zijn geen linkse thema’s meer maar worden breed gedragen in de bevolking, en dus schuiven de politieke partijen verbaal mee, t/m VVD, SGP en FvD.
Robbert zegt
Grappig om te zien dat het PVV en VVD electoraat relatief weinig met elkaar gemeen hebben, zowel demografisch als ideologisch. Het enige wat ze schijnt te binden is hun zelfidentificatie op het links-rechts spectrum, ik me vraag me zelf dan af hoe ik een kiezer moet typeren die oprecht twijfelt tussen deze twee partijen?