Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 3: de SP.
Het blijft een beetje een puzzel. Al tien jaar lang zijn Mark Rutte en zijn VVD aan de macht. En of je het nu leuk vindt of niet, het beleid heeft in het afgelopen decennium op allerlei vlakken een steeds duidelijkere rechtse en liberale signatuur gekregen. Je zou denken: de ideale omstandigheden voor een radicaal-linkse partij met forse systeemkritiek.
Toch doet de SP het op dit moment niet erg goed. De partij staat in de Peilingwijzer op 8-12 zetels – een verlies ten opzichte van de vorige Tweede Kamerverkiezingen. De SP lijkt deze campagne daarom te hebben ingezet op de kernwoorden “eerlijkheid” en “solidariteit”. De coronacrisis en de toeslagenaffaire hebben volgens de partij laten zien dat marktdenken en een in zichzelf gekeerde politiek voor veel ellende en problemen kunnen zorgen.
“Het neoliberale denken heeft gefaald. Het is tijd voor verandering.” Aldus Lilian Marijnissen in de inleiding van het verkiezingsprogramma van de SP. “De coronacrisis heeft geleid tot veel leed en verdriet, maar toont ook wat werkelijk van waarde is. Deze crisis maakt duidelijk waarom de publieke sector zo belangrijk is.”
Deze strategie mag niet verrassen. De SP wordt vaak als een radicaal-linkse populistische partij omschreven. Radicaal-links vanwege het verzet tegen ongelijkheid en kapitalisme, en populistisch vanwege de boodschap dat een zelfgenoegzame elite “gewone burgers” economisch uitbuit en politiek negeert. Het is belangrijk daar bij aan te tekenen dat de partij op beide vlakken een stuk minder radicaal is geworden – al heeft de partij zo nu en dan wel nog een populistische oprisping.
Volgens de experts die zijn geraadpleegd door het Chapel Hill Expert Survey is de SP zeer sterk links op sociaaleconomisch vlak (denk aan inkomensherverdeling), redelijk links (= progressief) op ethisch vlak (denk aan thema’s als euthanasie en abortus), en relatief rechts (= nationalistisch) op sociaal-cultureel vlak (denk aan zaken als immigratie en Europese eenwording). Ook is de SP een stuk sterker anti-establishment dan de meeste andere partijen (wel belangrijk om te benadrukken: PVV en FVD zijn wat dit betreft wel echt van een andere orde).
De grote vraag is waar de kiezers van de SP staan. In Figuur 1 hieronder ga ik aan de hand van gegevens van het LISS panel in op de sociaal-demografische kenmerken van het SP-electoraat. De grafieken laten zien dat SP-stemmers niet van andere kiezers verschillen met betrekking tot hun geslacht, hun leeftijd en de stedelijkheid van het gebied waar ze wonen. De grafiek rechtsboven laat zien dat er echter wél duidelijke verschillen zijn op het gebied van opleiding: SP-stemmers zijn gemiddeld lager opgeleid dan andere kiezers.
Figuur 1: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Figuur 2 laat mooi zien waar de grote verschillen zitten als het gaat om algemene opvattingen over de politiek. Het mag niet verbazen dat SP’ers zichzelf als veel linkser omschrijven dan andere kiezers. Op een 11-puntsschaal van links (0) tot rechts (10) scoren zij gemiddeld twee volle punten lager dan andere kiezers. Ook zijn er verschillen met betrekking tot hun politieke vertrouwen. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren SP-stemmers bijna een punt lager dan andere kiezers. Qua links/rechts-posities en politiek vertrouwen is het kiezersprofiel dus volledig in lijn met de opvattingen van de partij.
Figuur 2: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).
Figuur 3 geeft een overzicht van hoe de opvattingen van SP-kiezers verschillen van die van andere kiezers wanneer we kijken naar vier centrale beleidsterreinen. Ook laat de figuur zien hoe die opvattingen verschoven zijn in de afgelopen tien jaar. De grafiek linksboven toont aan dat het SP-electoraat een stuk linkser is dan de gemiddelde kiezer. SP’ers scoren gemiddeld bijna een 4.5 op een schaal van 1 (inkomensverschillen moeten groter worden) tot 5 (inkomensverschillen moeten kleiner worden). De grafiek rechtsboven laat zien dat SP’ers op ethisch vlak progressiever zijn dan andere kiezers – al zijn de verschillen redelijk klein. (Dit is ook niet zo gek, aangezien Nederlanders gemiddeld gezien nu eenmaal behoorlijk progressief zijn op dit vlak.) De grafiek linksonder laat zien dat SP-kiezers ietsje minder dan andere kiezers van mening zijn dat mensen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen. Maar de verschillen zijn klein: in het algemeen scoren SP-kiezers hier heel gemiddeld. Het beeld is anders als we kijken naar hoe SP’ers denken over de EU (rechtsonder): ze zijn duidelijk Eurosceptischer dan andere kiezers.
Figuur 3: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
De belangrijkste electorale concurrenten van de SP zijn GroenLinks en de PvdA. De figuren hierboven lieten duidelijk zien hoe SP-kiezers verschillen van alle andere kiezers samen. Maar hoe verschillen ze nu specifiek van mensen die op GroenLinks en de PvdA stemmen? Figuur 4 hieronder geeft een overzicht van de opvattingen van SP-stemmers afgezet tegen die van GroenLinks-stemmers. Wat vooral opvalt aan deze figuur is dat de verschillen behoorlijk groot zijn. Hoewel de SP en GroenLinks vaak gezien worden als partijen die op veel vlakken op elkaar lijken, doen hun electoraten dat maar in beperkte mate. Ten eerste omschrijven SP-stemmers zich als minder links dan GroenLinks-stemmers (!). De verschillen zijn klein, maar wel statistisch significant. Ten tweede: als het gaat om inkomensherverdeling zijn SP’ers wel weer linkser. Ten derde hebben SP-stemmers veel minder politiek vertrouwen dan GroenLinks’ers. Ten vierde: op het gebied van immigratie zijn SP-stemmers een stuk nationalistischer (ongeveer een half punt op een vijfpuntsschaal) en als het gaat om Europese eenwording nog veel nationalistischer (meer dan een vol punt op een vijfpuntsschaal). (Dit is waarschijnlijk ook waarom ze zichzelf minder sterk als links omschrijven dan GroenLinks-stemmers.) Alleen op het gebied van ethische kwesties verschillen de electoraten nauwelijks van elkaar. Ten vijfde zijn SP-stemmers gemiddeld een stuk lager opgeleid, en, ten zesde, een stuk ouder dan GroenLinks’ers (niet weergegeven in grafiek).
Figuur 4: De opvattingen van SP-kiezers vergeleken met die van GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
In figuur 5, ten slotte, zijn de overeenkomsten en verschillen met PvdA-kiezers weergegeven. De verschillen met de PvdA-achterban zijn vrijwel precies hetzelfde als met het GroenLinks-electoraat – maar dan minder uitgesproken. SP’ers hebben: minder politiek vertrouwen, sociaal-economisch linksere opvattingen, en sociaal-cultureel rechtsere ideeën. Met betrekking tot ethische kwesties zijn er nauwelijks verschillen. Opvallend is wel dat hoewel SP’ers zichzelf gemiddeld als rechtser omschrijven dan GroenLinksers, ze zich gemiddeld als linkser zien dan PvdA’ers. Ook is de achterban van de SP niet ouder maar jonger dan het PvdA-electoraat. En ten slotte zijn SP-stemmers gemiddeld lager opgeleid dan PvdA-stemmers.
Figuur 5: De opvattingen van SP-kiezers vergeleken met die van PvdA-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Terug naar de campagnestrategie van de SP. Het afzetten tegen het “neoliberale denken” naar aanleiding van de coronacrisis en de harde kritiek op het politieke systeem naar aanleiding van de toeslagenaffaire vloeien logisch voort uit de partijideologie en stroken ook mooi met de onderscheidende kenmerken van de “typische” SP-kiezer.
Waarom komt de SP dan niet verder in de verkiezingscampagne? Waarom lukt het de partij niet meer kiezers te enthousiasmeren? Hoewel er vast en zeker meerdere redenen te noemen zijn (de ruzie met jongerenbeweging Rood? het leiderschap van Marijnissen? De aandacht voor de partij in de media?) wil ik er op basis van de analyses hierboven eentje uitpikken: de sociaal-culturele koers van de SP.
Hoewel SP-kiezers zeer links zijn op sociaaleconomisch vlak, en ook behoorlijk progressief zijn op het gebied van ethische vraagstukken, zijn zij zeker niet links (= kosmopolitisch) als het gaat om sociaal-culturele kwesties. Met betrekking tot hun opvattingen over immigratie verschillen zij nauwelijks van andere kiezers – zeker de laatste jaren niet. En als het gaat om Europese eenwording zijn SP-kiezers vergeleken met andere kiezers zelfs behoorlijk “rechts” (= nationalistisch) te noemen.
Ook de verschillen met de directe linkse concurrenten zijn op dit vlak erg groot. GroenLinks en (in iets minder sterke mate) de PvdA zijn veel kosmopolitischer ingesteld. Daarnaast hebben SP-kiezers veel minder vertrouwen in de politiek.
Dit roept een fundamentele vraag op voor de partij. Vanuit een electoraal-strategisch oogpunt denk ik dat het voor de SP geen slecht idee zou zijn een flinke draai naar rechts te maken op sociaal-cultureel vlak. Niet alleen de eigen achterban is behoorlijk sceptisch over immigratie en de EU, ook de gemiddelde Nederlandse kiezer is eerder nationalistisch dan kosmopolitisch. In dit blogje laat Simon Otjes zien dat er een heel grote groep kiezers is die economisch linkse opvattingen combineert met cultureel rechtse. Veel van deze kiezers zouden door de SP verleid moeten kunnen worden.
Dus waarom niet veel meer inzetten op de nationalistische en ontevreden kiezer? Op mensen die nu niet stemmen of naar partijen als 50PLUS of zelfs PVV of FVD neigen? Dáár zit de electorale ruimte voor de SP.
Er is echter één grote “maar”. Politiek is meer dan alleen strategie. Het is uiteindelijk de vraag of de SP wel zo’n partij wil zijn…
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.