Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 10: de VVD.
Een premier die van zijn leiderschap de belangrijkste inzet voor de verkiezingscampagne maakt is niets nieuws. Een paar maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 stond het CDA van premier Ruud Lubbers er niet al te best voor in de peilingen. Het zag er naar uit dat zijn regeringscoalitie haar meerderheid in de Tweede Kamer kwijt zou gaan raken.
Maar toen bedacht het CDA een zeer succesvolle campagnestrategie. Met de slogan “Laat Lubbers z’n karwei afmaken” werd de CDA-leider neergezet als betrouwbaar staatsman. Als een daadkrachtig en boven de partijen staand leider aan wie je het bestuur van het land met een gerust hart kon toevertrouwen. En dat werkte. Het CDA won 9 zetels en Lubbers mocht zijn karwei afmaken.
Nu, vijfendertig jaar later, is de situatie geheel anders. De partij van de premier staat niet op verlies in de peilingen (integendeel), en bovendien zitten we middenin de grootste crisis sinds decennia. Toch voert de VVD van premier Mark Rutte een heel vergelijkbare campagne.
Die campagne draait volledig om het leiderschap van de premier. Ruttes boodschap: wilt u een betrouwbare minister-president die bewezen heeft in staat te zijn ons land door deze verschrikkelijke crisis te loodsen? Stem dan op de VVD. In campagnefilmpjes zien we Rutte strak in het pak, niet zelden tegen een achtergrond die sterk doet denken aan zijn inmiddels door miljoenen burgers bekeken corona-persconferenties.
Dit is een begrijpelijke campagnestrategie. Sinds het uitbreken van de coronacrisis is de VVD omhooggeschoten in de peilingen: van 25-29 zetels begin 2020 tot 41-45 zetels een half jaar later. In tijden van corona zien veel mensen de premier als symbool van nationale eenheid in de strijd tegen het virus.
Dit “rally ‘round the flag”-fenomeen zien we ook als we kijken naar de waardering voor Rutte. Onderzoek van I&O Research laat zien dat kiezers hem vlak voor het uitbreken van de crisis als cijfer gemiddeld een 5.8 gaven. Slechts twee maanden later, toen we middenin de eerste golf zaten, was dat gestegen naar een 7.2.
De “Laat Rutte z’n karwei afmaken”-aanpak komt niet uit het niets. Hij past perfect binnen wat misschien wel de belangrijkste politieke strategie van Rutte van het afgelopen decennium is geweest: het creatief meeveren met de politieke omstandigheden en daarbij verschillende groepen kiezers tegelijkertijd aanspreken – zonder daarmee de VVD-kernachterban tegen het hoofd te stoten.
Om een goed beeld te krijgen van wat ik daar precies mee bedoel is het van belang om eerst de achterban van de VVD eens goed onder de loep te nemen. Wie stemmen er op de VVD? Wat zijn hun opvattingen? En hoe zijn die opvattingen veranderd in het afgelopen decennium?
Figuur 1 hieronder laat op basis van data van het LISS-panel zien wat de sociaal-demografische kenmerken van de VVD-achterban zijn. De VVD is niet populairder onder mannen of vrouwen, of onder mensen uit stedelijke of juist niet-stedelijke gebieden. Wel zijn er heel kleine verschillen op het gebied van opleidingsniveau en leeftijd. VVD-stemmers zijn gemiddeld iets hoger opgeleid, en iets vaker van middelbare leeftijd.
Figuur 1: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Uit Figuur 2 blijkt dat VVD-kiezers zichzelf als veel rechtser omschrijven dan andere kiezers (linker grafiek). Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) geven VVD-stemmers zichzelf gemiddeld ongeveer een 7 (tegenover een 5 gemiddeld onder andere kiezers). Uit de rechter grafiek blijkt dat VVD’ers meer politiek vertrouwen hebben dan andere kiezers. Ze scoren gemiddeld een punt hoger op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen).
Figuur 2: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Wat vinden VVD’ers nu van concrete beleidsthema’s? In Figuur 3 kijk ik naar opvattingen over inkomensherverdeling, euthanasie, immigratie en de EU. De grafiek links boven laat zien dat VVD-stemmers een stuk minder sterk dan andere kiezers van mening zijn dat inkomensverschillen kleiner zouden moeten worden. Op dit vlak zijn VVD-kiezers, niet verrassend, behoorlijk rechts. Met betrekking tot ethische kwesties (grafiek rechts boven) zijn VVD’ers echter behoorlijk progressief. Sterker dan andere kiezers zijn ze van mening dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Als het gaat om opvattingen over Europese eenwording zijn er nauwelijks verschillen tussen VVD-stemmers en andere kiezers (zie de overlappende lijnen in de grafiek rechts onder).
Het meest opvallend is de grafiek links onder. Die laat zien dat VVD-stemmers meer dan andere kiezers vinden dat mensen met een migratie-achtergrond zich moeten aanpassen. Op sociaal-cultureel vlak zitten VVD-stemmers dus wat meer aan de rechterkant. Dat is precies wat je ook zou verwachten. Maar als je kijkt naar de ontwikkeling over de tijd, dan zie je iets opvallends. De VVD-achterban is op dit vlak met de jaren langzaamaan iets minder nationalistisch geworden, en is daarmee steeds verder richting andere kiezers toe bewogen. In 2020 verschilden VVD-kiezers voor het eerst niet meer statistisch significant van andere kiezers. Dit is vooral ook opvallend omdat de VVD in de afgelopen jaren regelmatig geflirt heeft met kiezers in de radicaal-rechtse hoek. De verschuiving zou verklaard kunnen worden door de opkomst van Baudets FVD. Mogelijk zijn flink wat cultureel rechtsere VVD’ers overgestapt naar die partij, waardoor de VVD-achterban gemiddeld kosmopolitischer is geworden. Ik kom hier later nog op terug.
Figuur 3: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
In Figuur 4 heb ik de opvattingen van VVD-stemmers afgezet tegen die van kiezers van de directe concurrenten van de liberalen: de PVV, het CDA, en D66. VVD-kiezers positioneren zich als het meest rechts van deze groep (links boven). PVV’ers zien zichzelf als iets minder rechts en mensen die op het CDA stemmen als nog een stuk minder rechts. D66’ers nemen op dit vlak echt een uitzonderingspositie in. Zij plaatsen zichzelf ongeveer in het midden van het politieke spectrum. Qua politiek vertrouwen verschillen de achterbannen van VVD, CDA en D66 nauwelijks van elkaar (rechts boven). Het grote buitenbeentje op dit vlak is de PVV-achterban: PVV-kiezers hebben veel minder vertrouwen in politieke partijen. Er is sprake van een duidelijke driedeling als we kijken naar opvattingen over inkomensherverdeling (links midden). VVD-kiezers zijn verreweg het meest rechts, PVV-stemmers het meest links, en de achterbannen van D66 en CDA nemen een middenpositie in. Als we kijken naar ethische kwesties als euthanasie (rechts midden) vormt de CDA-achterban als veel conservatiever electoraat duidelijk een uitzondering. Op het gebied van sociaal-culturele kwesties (links en rechts onder) is er weer sprake van een duidelijke driedeling. De PVV-kiezer is het meest nationalistisch, de D66-kiezer het meest kosmopolitisch, en de kiezers van VVD en CDA zitten daar precies tussenin (en verschillen nauwelijks van elkaar).
Figuur 4: De opvattingen van VVD-kiezers vergeleken met die van CDA-, D66- en PVV-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Het is belangrijk om bij deze analyses te vermelden dat het hier gaat om kiezers die ongeveer een jaar geleden aangaven op de VVD te willen stemmen. In de tussentijd is, zoals gezegd, de steun voor de VVD flink gegroeid. De VVD trekt inmiddels, met name door de coronacrisis en het optreden van Rutte, ook veel kiezers van buiten de eigen kernachterban. Waarschijnlijk is de groep mensen die nu op Rutte zegt te willen stemmen daarom nog een stuk diverser dan de groep die dat een jaar geleden zei.
Dat brengt me terug bij de buiten-de-electorale-vijver-vissen-strategie van Rutte die ik eerder noemde. Rutte kan als de beste inspelen op de politieke situatie en strategisch meebuigen als dat electoraal handig is. Laat me twee voorbeelden geven.
Tijdens de campagne voor de vorige Tweede Kamerverkiezingen in 2017 was Geert Wilders de grote politieke tegenstander van Rutte. Toen schreef Rutte (net als bij deze verkiezingen) een brief aan alle Nederlanders. In die brief richtte hij zich overduidelijk op potentiële PVV-stemmers. “Doe normaal of ga weg,” was de kernboodschap aan mensen “die in groepjes rondhangen en mensen treiteren, bedreigen of zelfs mishandelen” en aan mensen die “onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren”. Eerder al had Rutte een soortgelijke boodschap (“pleur op”) verkondigd in het televisieprogramma Zomergasten. De strategie was duidelijk: de VVD moest aantrekkelijk worden gemaakt voor kiezers die overwogen op PVV of FVD te stemmen.
Kijkend naar Figuur 3 heeft deze beweging richting radicaal-rechts de wat kosmopolitisch ingestelde kiezers opvallend genoeg niet weggejaagd. Integendeel. Zoals de grafiek links onder laat zien is de achterban van de partij niet nationalistischer, maar gemiddeld gezien juist kosmopolitischer geworden sinds 2017. Rutte lijkt er in geslaagd te zijn de VVD ondanks zijn geflirt met Henk en Ingrid toch aantrekkelijk te houden voor andere groepen kiezers.
Ongeveer twee jaar later schreef fractievoorzitter Klaas Dijkhoff een discussiestuk waarin hij betoogde dat de VVD veel meer een partij voor de middenklasse moest worden en minder voor de grote bedrijven. Met name door het uiteindelijk afgeketste plan de dividendbelasting af te schaffen kleefde aan de VVD meer dan ooit het imago van een partij voor de multinationals. Daar wilden de liberalen van af. Met de notitie van Dijkhoff begon de VVD zich wat meer op de economisch linksere kiezers te richten. Een beweging die ook in het huidige programma – waarin multinationals niet meer worden genoemd – duidelijk waarneembaar is.
Dit is wat de VVD van Rutte dus telkens op zeer geraffineerde wijze doet: goed kijken waar de politieke knelpunten en kansen zitten, en op basis van die analyse voorzichtig die kant op bewegen waar de groeimogelijkheden lijken te zitten – of dat nu cultureel rechts of economisch links is. In haar boek over Rutte laat NRC-journalist Petra de Koning heel mooi zien hoe Rutte dit “meeveren” tot in de puntjes beheerst. Hij weet er telkens weer voor te zorgen dat de veer nét niet breekt.
Op pagina 20 van haar boek schrijft De Koning:
“Het ‘meeveren’ als er niets anders op zat, was een van de twee belangrijkste tactieken die Rutte bij de JOVD [aan de VVD verbonden jongerenorganisatie] had geleerd. En een tactiek die later vooral zijn imago zou bepalen als premier-zonder-opvattingen: hij regeerde net zo makkelijk met rechts, het CDA en de PVV, als met links, de PvdA.”
Dit vermogen tot meeveren zorgt ervoor dat Rutte en de VVD in staat zijn nieuwe electorale markten aan te boren en aantrekkelijk zijn voor verschillende groepen kiezers.
Maar de ultieme kans voor Rutte om zijn aantrekkingskracht ver buiten de eigen groep uit te breiden werd hem natuurlijk geboden door het coronavirus. Met zijn Lubbersiaanse strategie speelt hij perfect in op de mogelijkheden die het “rally ‘round the flag”-effect hem bieden.
De grote vraag is nu wanneer de veer zal breken. De steun voor de coronamaatregelen neemt langzaam maar zeker af, en de VVD daalt wat in de peilingen. En dan blijft op de achtergrond ook de toeslagenaffaire sluimeren.
Het lijkt er op dat de verkiezingen voor de VVD en Rutte geen moment te vroeg komen. Door het handig meeveren richting verschillende groepen kiezers en zijn grote populariteit kunnen Rutte en zijn VVD nu nog op veel steun rekenen. Maar die steun voor de VVD zou weleens zeer fragiel kunnen blijken te zijn. We hebben gezien dat in tijden van crisis de steun voor de premier heel snel kan groeien. Maar dat betekent waarschijnlijk ook dat zodra corona weer wat meer naar de achtergrond verdwijnt en/of de kritiek op het beleid verder toeneemt, die steun ook even snel weer kan wegebben.
Hoewel het vrijwel ondenkbaar is dat de VVD niet de grootste partij wordt bij de komende Tweede Kamerverkiezingen, ben ik heel benieuwd of we volgende week woensdag al een begin van dat wegebben zullen gaan zien.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”
Variabelen in Figuur 4
Zie hierboven.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.