Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 6: GroenLinks.
GroenLinks is een partij met radicale standpunten [1]. Volgens de experts van de Chapel Hill Expert Survey is de partij de op één na meest linkse partij op sociaaleconomisch vlak (na de SP), de op één na meest progressieve partij op moreel-ethisch vlak (na D66), en de meest kosmopolitische partij op sociaal-cultureel vlak. GroenLinks is ook de meest radicale partijen op het gebied van klimaat.
Een veelgehoorde kritiek op GroenLinks is dan ook dat de partij door dit soort standpunten weinig realistisch is. En zichzelf, mede hierdoor, ongeschikt verklaart als regeringspartij. Eén van de centrale campagnedoelen van partijleider Jesse Klaver lijkt te zijn dit soort kritieken te ontkrachten.
Dat blijkt met name uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks, getiteld “Tijd voor nieuw realisme”. In het programma verzet de partij zich tegen de vaak geopperde tegenstelling tussen realisme en radicalisme, en benadrukt dat verantwoordelijkheid nemen juist het nastreven van radicale veranderingen inhoudt.
“We veranderen het perspectief,” zo schrijft Klaver in de inleiding van het programma. “Niet verandering is onhaalbaar, maar het vasthouden aan de status quo is een doodlopende weg.” Ook steekt Klaver niet onder stoelen of banken dat zijn ambitie is deel te nemen aan een volgend kabinet. “Om verandering voor elkaar te krijgen, wil GroenLinks deel uitmaken van de volgende regering.”
Klaver omschrijft de achterban van GroenLinks als de “klimaatgeneratie”. En die klimaatgeneratie moet de motor worden achter de grote veranderingen die GroenLinks voor Nederland in petto heeft. Maar wie is die klimaatgeneratie dan precies? Wie zijn de mensen die op GroenLinks stemmen? En zullen die mensen vatbaar zijn voor Klavers “nieuw-realistische” boodschap?
In Figuur 1 hieronder kijk ik op basis van gegevens van het LISS panel naar de sociaal-demografische kenmerken van de GroenLinks-achterban. De figuur laat heel duidelijk zien dat GroenLinks-stemmers op een heleboel vlakken verschillen van andere kiezers.
De grafiek linksboven laat zien dat GroenLinks vooral populair is onder vrouwen: meer dan 60% van de GroenLinks-stemmers is vrouw. Ook is de GroenLinks-achterban gemiddeld hoger opgeleid (grafiek rechtsboven) en vaker woonachtig in stedelijke gebieden (grafiek linksonder). Het staafdiagram rechtsonder laat duidelijk zien dat GroenLinks-stemmers relatief jong zijn.
We kunnen concluderen dat de partij met haar radicale standpunten een specifieke groep kiezers aantrekt; het zijn met name jonge, hoogopgeleide, in steden wonende vrouwen die zich thuis voelen bij GroenLinks.
Figuur 1: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Wat zijn nu de opvattingen van GroenLinks-kiezers? De linker grafiek in Figuur 2 laat zien in welke mate GroenLinks-stemmers zichzelf als links (0) of rechts (10) omschrijven. Het is overduidelijk dat de achterban van GroenLinks zichzelf als zeer links ziet. GroenLinks-kiezers plaatsen zichzelf gemiddeld meer dan 2.5 punt linkser (op een 11-puntsschaal) dan andere kiezers. De verdeling laat ook mooi zien dat slechts een piepklein gedeelte van de GroenLinks-achterban rechtser scoort dan de gemiddelde niet-GroenLinks-stemmer.
De rechter grafiek laat zien dat GroenLinks-kiezers meer politiek vertrouwen hebben dan andere kiezers (hoe hoger de score hoe groter het vertrouwen). Gemiddeld scoren GroenLinks-stemmers ongeveer een 5.5, terwijl het gemiddelde onder andere kiezers onder de 5.0 ligt. De meeste GroenLinks-kiezers geven overigens ongeveer een 6.0 als vertrouwenscijfer.
Figuur 2: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Figuur 3 laat zien hoe de beleidsopvattingen van de GroenLinks-achterban zich over de tijd hebben ontwikkeld. Als het gaat om inkomensverschillen (linksboven) zijn GroenLinks-stemmers zeer links. Ze vinden in sterke mate dat inkomensverschillen kleiner moeten worden, en zijn daarover nauwelijks van mening veranderd in de afgelopen tien jaar. Ook zijn GroenLinks-kiezers zeer progressief. Ze vinden meer dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt, en zijn daarin ook zeer consistent (zie de grafiek rechtsboven).
Op sociaal-cultureel vlak is de GroenLinks-achterban veel linkser dan gemiddeld. GroenLinks-stemmers vinden in sterkere mate dan andere kiezers dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur, en dat Europese integratie verder zou moeten gaan (zie de twee onderste grafieken). Er doen zich hier over de tijd wat meer schommelingen voor, maar al met al zou ik, het hele decennium in ogenschouw nemend, ook hier van behoorlijk stabiele opvattingen willen spreken.
Figuur 3: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
Helaas zitten er in de standaardsurvey van het LISS geen vragen over klimaat en law and order – twee thema’s waarop GroenLinks zeer uitgesproken posities inneemt. Om die reden heb ik er ook even een andere dataset bij gepakt: de European Social Survey (ESS). Het onderzoek van de ESS is minder recent, en de meting van stemkeuze is ook niet ideaal (zie verantwoording hieronder). Toch helpen deze data ons een meeromvattend beeld te krijgen van de GroenLinks-stemmer.
De linker grafiek van Figuur 4 laat zien dat kiezers van GroenLinks in sterkere mate dan andere kiezers vinden dat het milieu belangrijk is. Het tegenovergestelde geldt voor het naleven van regels – zie de rechter grafiek. GroenLinks-stemmers vinden dit duidelijk minder belangrijk dan de kiezers van andere partijen.
Vergeleken met andere kiezers zijn GroenLinks-stemmers dus zeer links, zeer progressief en zeer kosmopolitisch. Daarnaast hebben ze veel vertrouwen in de politiek, vinden ze klimaat erg belangrijk, maar hechten ze minder waarde aan strenge regels. Op al deze vlakken passen de kiezers van GroenLinks dus prima bij hun partij.
Figuur 4: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun ideeën over natuur en milieu en het naleven van regels, eind 2018 / begin 2019 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Maar hoe uitgesproken zijn de opvattingen van GroenLinks-kiezers als we ze vergelijken met de ideeën van de achterbannen van andere linkse partijen? In mijn vorige blogjes in deze reeks ben ik hier gedeeltelijk al op in gegaan. Toch zal ik in Figuur 5 de gemiddelde opvattingen van het GroenLinks-electoraat nog eens naast die van de kiezers van de SP, de PvdA, en de Partij voor de Dieren (PvdD) leggen.
Uit de eerste grafiek blijkt dat de GroenLinks-kiezer zichzelf gemiddeld als het meest links positioneert. Als het gaat om politiek vertrouwen bestaat er een duidelijke kloof tussen GroenLinks en de PvdA (meer vertrouwen) aan de ene kant en de SP en de PvdD (minder vertrouwen) aan de andere kant. Qua opvattingen over inkomensherverdeling zitten GroenLinks-kiezers een beetje tussen SP-kiezers aan de ene kant en PvdA- en PvdD-kiezers aan de andere kant in. De opvattingen van de linkse kiezers over euthanasie zijn vrijwel hetzelfde; de kiezers van alle partijen zijn zeer progressief.
De achterbannen van de linkse partijen verschillen meer van elkaar als we kijken naar hun opvattingen over immigratie. GroenLinks-stemmers zijn daarbij het meest kosmopolitisch, gevolgd door PvdA-kiezers, PvdD-kiezers, en als laatste SP-stemmers. Precies hetzelfde patroon zien we op het gebied van opvattingen over de EU – al zijn de verschillen hier een flink stuk groter.
De grafiek linksonder is opvallend. Hoewel GroenLinks-stemmers in zeer sterke mate het milieu belangrijk vinden, zijn aanhangers van de PvdD in nog sterkere mate die mening toegedaan. SP-stemmers vinden milieu iets minder belangrijk en PvdA-kiezers nog minder belangrijk. Hoewel interessant, moeten we aan deze bevinding niet al te grote conclusies verbinden. Ten eerste zijn de verschillen erg klein. Ten tweede is de steekproef van de ESS minder groot dan die van LISS. Ten derde is de meting van kiesgedrag in de ESS niet ideaal (zie hieronder). En ten vierde is het mogelijk dat het woord “milieu” (door de ESS gebruikt) een nét iets andere connotatie heeft dan het in Nederland inmiddels meer gangbare “klimaat”.
De laatste grafiek laat zien dat GroenLinks- en PvdD-stemmers minder dan SP’ers en PvdA’ers hechten aan het naleven van regels.
Figuur 5: De opvattingen van GroenLinks-kiezers vergeleken met die van SP-, PvdA- en PvdD-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Tot slot wil ik kort nog even ingaan op de verschillen tussen de vier partijen op het gebied van leeftijd – zie Figuur 6 hieronder. In mijn blog van vorige week over de PvdA heb ik deze grafiek (zonder de PvdD) ook al laten zien. Uit de figuur blijkt duidelijk dat GroenLinks en de PvdD populair zijn onder jongeren, de SP het relatief goed doet onder mensen van middelbare leeftijd, en de PvdA de absolute kampioen is van de ouderen.
De figuur roept de vraag op waarom nu net de GroenLinks-achterban duidelijk twee pieken heeft met een dip bij de 40-45-jarigen. Wanneer we de leeftijdsverdeling van GroenLinks vergelijken met de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking in zijn geheel valt het op dat de verschillen helemaal niet zo groot zijn (de populatieverdeling van de hele bevolking is ook bimodaal met een dip bij de 40-jarigen). Vooral de linkerbult van de verdeling van GroenLinks is iets groter. Dat komt met name, zo vermoed ik, doordat veel jongeren klimaat erg belangrijk vinden, en gemiddeld positief staan tegenover immigratie en Europese eenwording.
Figuur 6: De leeftijd van GroenLinks-kiezers vergeleken met die van SP-, PvdA- en PvdD-kiezers.
Dat brengt ons terug bij de huidige campagnestrategie van GroenLinks. Het benadrukken van de noodzaak van radicale veranderingen, het duidelijk uitspreken van de wil om te gaan regeren, en het centraal stellen van de “klimaatgeneratie”, mogen gezien de opvattingen van het GroenLinks-electoraat geen verbazing wekken. De partij lijkt gekozen te hebben voor een vrij logische strategie: het uitdragen van een boodschap die goed past bij de huidige achterban, en mogelijk ook andere kiezers weet aan te trekken.
Maar de grote vraag is of het genoeg zal zijn om op 17 maart een goed resultaat neer te zetten. Op dit moment staat de partij in de peilingen op een licht verlies van 1 tot 3 zetels. Hoewel ik, zoals gezegd, denk dat een “nieuw-realistisch” GroenLinks aantrekkelijk kan zijn voor flink wat groene, linkse, progressieve en/of kosmopolitisch georiënteerde kiezers, is het voor de partij van essentieel belang dat het debat ook daadwerkelijk over Groen(Links)e thema’s gaat.
En wat dat betreft ziet het er niet goed uit voor de partij. Zolang het eigen geluid gesmoord blijft worden in het oorverdovende kabaal van het coronadebat, kon het weleens heel lastig worden voor GroenLinks om extra kiezers te mobiliseren. Alle zeilen zullen dan moeten worden bijgezet om de huidige veertien zetels te behouden.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
[1] Met “radicaal” bedoel ik hier dat de partij ideologische posities inneemt die radicaler zijn dan die van de meeste andere partijen. Het is dus een relatieve opvatting van radicalisme. In de politicologie wordt de term “radicaal” ook wel gebruikt als verwijzing naar kritiek op het (liberaal-democratische) politieke systeem. Zo gebruik ik de term hier dus niet.
Methodologische informatie
De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”
Variabelen in Figuur 4
De variabelen uit deze figuur komen niet van LISS maar van de European Social Survey (ESS). De vragenlijsten zijn afgenomen in de laatste maanden van 2018 en de eerste maand van 2019. Belangrijk: de analyse hier is niet gebaseerd op een ‘echte’ kiesgedragvariabele, maar op de volgende vraag: “Is er een bepaalde politieke partij waarmee u zich meer verbonden voelt dan met al de andere?” Zo ja: “Welke?”
De variabelen in de figuur zijn afkomstig van een batterij vragen die als volgt worden gemeten: “Nu beschrijf ik kort enkele personen. Luistert u alstublieft naar iedere beschrijving en geef bij iedere beschrijving aan in welke mate deze persoon wel of niet op u lijkt.”
1 = Lijkt heel erg veel op mij
2 = Lijkt op mij
3 = Lijkt enigszins op mij
4 = Lijkt weinig op mij
5 = Lijkt niet op mij
6 = Lijkt helemaal niet op mij
Natuur en milieu belangrijk: “Goed omgaan met het milieu is belangrijk voor hem/haar.”
Regels belangrijk: “Hij/Zij vindt dat mensen regels altijd moeten naleven, zelfs als niemand toekijkt.”
Voor de duidelijkheid heb ik in de figuur de categorieën iets anders weergegeven. Categorie 1 en 2 zijn gehercodeerd tot “(Heel erg) eens” en de overige categorieën tot “Minder sterk eens”.
Variabelen in Figuur 5
Zie hierboven. De laatste twee grafieken zijn, in tegenstelling tot Figuur 4, gebaseerd op de volledige 6-puntsschaal. Die heb ik omgedraaid, zodat een hoge score verwijst naar het belangrijk vinden van het milieu en het naleven van regels.
Ronald Heijman zegt
Als leeftijdsgroep en hun culturele profiel bepalend is voor de politieke keuze, dan is gezien de leeftijdspiramide NL Groen Links een partij van de toekomst. Over 5 -10 jaar zullen de jongeren van 20 tot 40 jaar de andere leeftijdsgroepen domineren.
Dat heeft m.i. niets met radicalisme te maken maar met legitiem belang van de jongere kiezers die continuïteit van leven en samenleven willen.
De oudere leeftijdsgroepen vormen de blokkade op de vooruitgang, door de hang naar behoud van het heilloze individuele eigenbelang ten koste van alles. Rechts of links.