Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, PvdA, SP, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 2: de Partij voor de Dieren.
In een vorige maand gepubliceerd interview in NRC zei Esther Ouwehand, lijsttrekker van de Partij voor de Dieren (PvdD), dat haar partij klaar is voor regeringsdeelname. Een opvallende uitspraak gezien het feit dat de partij zich altijd behoorlijk kritisch heeft opgesteld tegenover de gevestigde politieke partijen.
De “systeemkritiek” zit in het DNA van de PvdD. De partij werd bijna 20 jaar geleden opgericht door Marianne Thieme en een aantal anderen, en richtte zich vanaf het begin voornamelijk op dierenrechten en dierenwelzijn. De nadruk op dit thema ging gepaard met stevige kritiek op de gevestigde politieke partijen die volgens de PvdD de dieren te gemakkelijk vergaten. De PvdD schreef in 2006 “voor een andere manier van denken [te staan] die de traditionele links/rechtstegenstelling overstijgt”.
Experts (zie hier, en de methodologische verantwoording hieronder) positioneren de PvdD dan ook als behoorlijk sterk anti-establishment. Alleen PVV, FVD, SP en DENK scoren hoger. De PvdD neemt ook een behoorlijk radicale positie in als het gaat om Europese eenwording. Alleen de PVV en Forum zijn Eurosceptischer. In het vorige verkiezingsprogramma schreef de partij: “Er gaan geen nieuwe bevoegdheden naar de EU – en al helemaal niet zonder daar eerst een bindend referendum over uit te schrijven.”
Verder is de partij volgens de experts sterk pro-immigratie, pro-herverdeling, en progressief als het gaat om ethische kwesties. Op een algemene links/rechts-schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) krijgt de partij een 2.4, en is daarmee vergelijkbaar met GroenLinks. Alleen de SP wordt door de experts als nog linkser gezien. Hoewel de PvdD zichzelf dus omschrijft als beyond links-rechts, zijn de standpunten van de partij op vrijwel alle vlakken behoorlijk links.
Maar wat weten we nu van de kiezers van de PvdD? Sluiten hun opvattingen aan bij dit links-ecologische profiel? De tabellen hieronder zijn gebaseerd op data die zijn verzameld in het LISS panel (zie voor meer informatie de methodologische bijlage onder dit stuk).
Maar voor ik verder ga eerst een belangrijke opmerking: aangezien het aantal PvdD-stemmers relatief klein is, is het aantal respondenten dat PvdD zegt de stemmen in de steekproef ook niet zo groot. In totaal zijn er maar 84 PvdD-kiezers. Hierdoor zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen in de grafieken hieronder behoorlijk ruim en moeten we voorzichtig zijn met het trekken van al te stevige conclusies.
Laten we eerst eens kijken naar de sociaal-demografische kenmerken van de PvdD-kiezers. De grafiek linksboven in Figuur 1 hieronder laat zien dat de PvdD vooral populair is onder vrouwen. Bijna 70% van de PvdD-kiezers is vrouw. Vergeleken met andere partijen lijkt de PvdD iets minder populair onder middelbaar opgeleiden en juist populairder onder hoger opgeleiden – al zijn de verschillen niet statistisch significant. Dit is wel het geval als we kijken naar waar kiezers wonen: PvdD-kiezers wonen vaker dan kiezers van andere partijen in stedelijke gebieden. Qua leeftijd lijkt de partij vergeleken met andere partijen iets populairder onder jongeren. Maar de verschillen zijn ook hier niet significant.
Figuur 1: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Figuur 2 laat de links-rechtspositie en het politieke vertrouwen van PvdD-stemmers zien vergeleken met andere kiezers. PvdD-kiezers lijken goed te passen bij hun partij: ze zijn duidelijk linkser, en hebben minder vertrouwen in politieke partijen dan andere kiezers. PvdD-kiezers scoren gemiddeld een 3.9 op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts), tegenover een 5.3 gemiddeld voor andere kiezers. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren PvdD-stemmers opnieuw een 3.9, dit keer tegenover een gemiddelde onder andere kiezers van 4.8. Het is wel opvallend dat er veel spreiding bestaat onder PvdD-kiezers (de groene “box” is veel verder uitgerekt dan de oranje).
Figuur 2: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).
Hoe kijken PvdD-kiezers naar verschillende beleidsterreinen? En hoe zijn hun opvattingen veranderd over de tijd? Figuur 3 geeft hun gemiddelde opvattingen weer voor ieder jaar van 2010 tot 2020 (behalve 2015, dat jaar ontbreekt). Ik heb ook het gemiddelde van andere kiezers over deze periode weergegeven. De grafiek linksboven laat zien dat de houdingen van PvdD-stemmers in de meeste jaren economisch linkser zijn dan die van andere kiezers. Op een schaal van 1 (inkomensverschillen moeten groter worden) tot 5 (inkomensverschillen moeten kleiner worden) scoren PvdD-kiezers gemiddeld hoger. Ook op het gebied van ethische kwesties sluit het kiezersprofiel goed aan bij de opvattingen van de partij (zie de grafiek rechtsboven). PvdD-kiezers vinden in sterkere mate dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn.
Nu wordt het interessant. Op basis van de partijstandpunten van de PvdD zou je denken dat kiezers zich als het gaat om sociaal-culturele onderwerpen als immigratie en Europese eenwording (op verschillende manieren) onderscheiden van andere kiezers. Specifiek was mijn verwachting dat ze een stuk sterker pro-immigratie zouden zijn en tegelijkertijd een stuk Eurosceptischer. Dit blijkt niet uit de analyses. De grafiek linksonder geeft de mate aan waarin men vindt dat mensen met een migratieachtergrond in Nederland moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur (1) of dat ze zich juist geheel moeten aanpassen (5). Van 2010 tot 2012 waren PvdD-stemmers meer voor aanpassen dan andere kiezers; tussen 2012 en 2017 verschilden ze niet van andere kiezers; en vanaf 2017 waren ze juist meer voor het behoud van de eigen cultuur. Een opvallende verschuiving die precies samenvalt met de verkiezingen in 2012 en 2017.
Twee kleine kanttekeningen. Ten eerste moeten we voorzichtig zijn met sterke conclusies gezien het geringe aantal PvdD-stemmers in de steekproef. Ten tweede is het belangrijk te benadrukken dat op basis van deze analyses niet te zeggen valt of dezelfde kiezers van mening zijn veranderd of dat het komt door kiezersstromen die het PvdD-electoraat in zijn geheel meer pro-immigratie hebben gemaakt. Vanaf 2018 ongeveer is de partij gegroeid in de peilingen en het zou kunnen dat dit tot de veranderde opvattingen met betrekking tot dit thema heeft geleid.
De grafiek rechtsonder geeft aan dat PvdD-kiezers niet verschillen van andere kiezers als het gaat om hun opvattingen over Europese integratie. Dit is opvallend, gezien de behoorlijk Eurosceptische houding van de partij.
Figuur 3: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).
De drie directe politieke concurrenten van de PvdD zijn, kijkend naar hun partijpolitieke posities, GroenLinks, de SP en de PvdA. Hoe verschilt het PvdD-electoraat nu van de mensen die op deze andere linkse partijen stemmen? Figuur 4 laat de verschillen met het GroenLinks-electoraat zien (gebaseerd op de 2020-data). De verschillen zijn vooral uitgesproken met betrekking tot links/rechts-zelfplaatsing en politiek vertrouwen. GroenLinksers omschrijven zichzelf gemiddeld als een vol punt linkser op een 11-puntsschaal en hebben gemiddeld anderhalf punt meer vertrouwen op diezelfde schaal. GroenLinks-kiezers vinden ook in iets sterkere mate dat inkomensverschillen verkleind moeten worden. Op alle andere vlakken lijken de twee kiezersgroepen sterk op elkaar.
Mijn bevindingen komen gedeeltelijk overeen met een vergelijking van de electoraten van deze twee partijen door Simon Otjes en André Krouwel. Het belangrijkste verschil is dat Otjes en Krouwel in hun studie uit 2015 ook nog een aanvullende conclusie trokken: PvdD-kiezers zijn minder kosmopolitisch dan GL-stemmers. Dat ik dit hier niet vind zou goed kunnen komen door de hierboven beschreven verschuiving van PvdD’ers op het gebied van het immigratie-issue: het PvdD-electoraat is nu kosmopolitischer dan een paar jaar terug.
Figuur 4: PvdD-kiezers vergeleken met GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).
Figuur 5 laat de verschillen met SP-kiezers zien. SP-kiezers zijn ouder (linksboven) en omschrijven zichzelf als linkser (rechtsboven). Daarnaast zijn ze in sterkere mate van mening dat inkomensverschillen verkleind moeten worden (linksonder). Maar SP- en PvdD-kiezers verschillen vooral van elkaar met betrekking tot hun opvattingen over Europese eenwording. De grafiek rechtsonder laat duidelijk zien dat het SP-electoraat een stuk negatiever is over Europese integratie dan de PvdD-achterban. Dit is op zich niet gek, de SP is negatiever over de EU dan de PvdD. Maar de sterkte van het verschil valt wel op: SP-kiezers scoren gemiddeld een 3.9 op een 5-puntsschaal en PvdD-kiezers een 3.2.
Figuur 5: PvdD-kiezers vergeleken met SP-kiezers.
Figuur 6, ten slotte, gaat in op de verschillen tussen PvdD’ers en PvdA’ers. Drie verschillen springen eruit. Ten eerste is het percentage vrouwen onder PvdD-kiezers groter dan onder PvdA-stemmers (grafiek boven). Van de PvdD’ers is ongeveer 2 op de 3 vrouw, en bij de PvdA minder dan de helft. Ten tweede zijn PvdD-kiezers jonger (grafiek linksonder). Bij de PvdA is er een duidelijke piek bij 65-plussers, terwijl de PvdD-achterban veel gelijkmatiger over de verschillende leeftijdsgroepen is verdeeld. Ten derde hebben PvdA’ers meer politiek vertrouwen (rechtsonder). Op een schaal van weinig (0) tot veel (10) vertrouwen scoren PvdA-kiezers gemiddeld een 5.3 en PvdD-kiezers een 3.9.
Figuur 6: PvdD-kiezers vergeleken met PvdA-kiezers.
We kunnen concluderen dat de PvdD een partij is die het vooral goed doet bij grootstedelijke vrouwen met behoorlijk linkse opvattingen als het gaat om sociaaleconomische thema’s en licht-linkse ideeën op het gebied van culturele issues. Opvallend genoeg heeft het PvdD-electoraat op het vlak van immigratie-opvattingen in het afgelopen decennium een ontwikkeling naar links doorgemaakt. (Natuurlijk doet de partij het ook goed bij kiezers die dierenwelzijn en klimaat belangrijk vinden. Helaas had ik daar voor deze analyse geen gegevens over.)
Ook is de PvdD-kiezer relatief wantrouwig tegenover de politiek. Deze scepsis doet zich echter niet op alle vlakken gelden. Hoewel de partij zich altijd behoorlijk kritisch heeft uitgelaten over de EU, is er van deze Euroscepsis weinig terug te zien bij de PvdD-kiezer.
Het is niet ondenkbaar dat dit voor partijleider Ouwehand één van de redenen is geweest om de partij als wat meer salonfähig te presenteren, en te benadrukken dat ze bereid is te praten over eventuele regeringsdeelname na 17 maart. Als klimaat een rol gaat spelen in de verkiezingscampagne zou dat best nog eens interessant kunnen gaan worden.
Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).
Methodologische informatie
De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”
Variabelen in Figuur 1
Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.
Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.
Variabelen in Figuur 2
Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”
Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”
Variabelen in Figuur 3
Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”
Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?
Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”
EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”
De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.