Afgelopen vrijdag schreef politiek filosoof Luuk van Middelaar een interessante column in NRC Handelsblad. De kern van zijn betoog: “sociologisch hokjesdenken” verzwakt het publieke debat. Volgens Van Middelaar zijn veel analyses van de uitslag van het Britse referendum doorspekt met beweringen over allerlei vermeende maatschappelijke scheidslijnen, zoals die tussen volk en elite, lager en hoger opgeleiden, en platteland en stad. Deze analyses slaan, aldus Van Middelaar, niet alleen regelmatig de plank mis, ze oefenen bovendien een negatieve invloed uit op het publieke debat.
Het koppelen van de Brexit-stem aan leeftijd, opleidingsniveau en leefomgeving leidt volgens Van Middelaar tot “sociologisch profileren”: het automatisch koppelen van iemands sociologische kenmerken aan bijvoorbeeld zijn of haar stemkeuze. Britse ouderen, lager opgeleiden, en mensen op het platteland zouden daar nu last van hebben omdat zij automatisch tot het Brexit-kamp gerekend worden. Deze automatische koppeling zou ook de keuzevrijheid van kiezers miskennen. Als mensen met bepaalde kenmerken altijd hetzelfde stemmen, waarom zou je dan überhaupt nog verkiezingen organiseren? Dan kunnen we net zo goed aan Maurice de Hond vragen wie de sleutels van het torentje moet krijgen. “Als bij voorbaat alle blanke mannen boos of alle oude mensen tegen zijn, wat zou een politica zich dan nog inspannen met haar overtuigingskracht, met een beroep op rede en geweten, met woorden en daden?”
Het pleidooi van Van Middelaar zou overtuigend zijn als het niet gebaseerd was op een karikatuur van wat hij sociologisch hokjesdenken noemt. Geen enkele socioloog of politicoloog zal beweren dat een laag opleidingsniveau en/of een hoge leeftijd automatisch tot een Brexit-stem leiden. Sociologen die stellen dat er een relatie bestaat tussen sociaaldemografische kenmerken van kiezers en hun uiteindelijke stemkeuze doen probabilistische, geen deterministische uitspraken. Ze stellen dat mensen met een lagere opleiding eerder geneigd zijn om voor Brexit te zijn dan mensen met een hogere opleiding. En dat jongeren eerder het Remain-vakje aangekruisen dan ouderen. Ze zeggen niet dat mensen met een lagere opleiding altijd Brexit-voorstanders zijn en alle jongeren de EU een warm hart toedragen. Dit toch zo doen voorkomen is een typische stropopredenering.
Ik zou willen beweren dat het sociologische hokjesdenken het publieke debat versterkt in plaats van verzwakt. Door te laten zien dat het Brexit-electoraat vooral bestaat uit lager opgeleide ouderen uit economisch minder goed presterende regio’s, leren we veel over waar de Brexit-stem nu precies vandaan komt. Het blijkt een bevestiging te zijn van een patroon dat kiezersonderzoek steeds opnieuw weer aantoont: er is een toenemende kloof tussen aan de ene kant mensen met lagere sociaaleconomische posities die zich bedreigd voelen door Europese eenwording, en aan de andere kant mensen met hogere sociaaleconomische posities, die deze eenwording juist met allerlei nieuwe mogelijkheden associëren. Om zaken als de Brexit, het succes van radicaal-rechtse partijen en het verkruimelen van Europese middenpartijen te begrijpen, kunnen we niet om deze maatschappelijke scheidslijn heen. Sociologisch hokjesdenken is, in andere woorden, noodzakelijk om een beter inzicht te krijgen in één van de grootste politieke en maatschappelijke veranderingen van onze tijd.
Natuurlijk, en hier heeft Van Middelaar wel een belangrijk punt, wordt iemands uiteindelijke stemkeuze niet direct bepaald door zijn of haar sociaaldemografische achtergrond. Het zijn meestal ideeën (over onder andere Europese eenwording, immigratie en het functioneren van het politieke establishment) die in het stemhokje de doorslag geven. Maar zaken als opleiding, leeftijd en leefomgeving spelen op de achtergrond wel een zeer belangrijke rol. Dat miskennen, en de achterliggende maatschappelijke scheidslijnen negeren, zou het publieke debat pas écht een slechte dienst bewijzen.
(Zie ook dit leuke college over sociologisch hokjesdenken.)
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.