David Hollanders is gefascineerd door Multatuli en schreef deze longread over zijn politieke filosofie.
Voor zover Multatuli (1820-1887) nog gelezen wordt, wordt Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (1860) gelezen. Voor zover Multatuli nog voortleeft, is dat middels door hem gemunte uitdrukkingen als Droogstoppel, buitenissig en ‘Barbertje moet hangen’. En voor zover mensen zich nog op hem beroepen is dat door eerlijke verhandelde koffie de merknaam Max Havelaar te geven. Dat is al heel wat voor een negentiende-eeuwse schrijver. En toch is het nog onvoldoende.
Het werk van Multatuli is namelijk niet alleen interessant voor literatuurhistorici maar ook – juist! – voor wie in politiek belang stelt. Zijn ideeën worden goed samengevat door de hoofdstrekking van Max Havelaar (“DE JAVAAN WORDT MISHANDELD!”), maar beperken zich hiertoe niet. Zoals Multatuli stelde: ”De naam Insulinde representeert voortaan myn algemeen streven, als Nazarety het Christusidee”. En hij streefde naar waarheid. Dat was het doel, het hoofddoel, van de zeven Ideen-bundels. Multatuli schreef over literatuur, kunst, wetenschap, wiskunde, politiek en taalverloedering. Multatuli hekelde daarbij voor alles de reëel bestaande Nederlandse variant van partijdemocratie waarvan de sporen tot in het heden traceerbaar zijn. En dat maakt de soms bont geformuleerde ideeën nog altijd relevant. In onderstaande wordt de politieke zienswijze van Multatuli samengevat in vijf stellingen.
(i) Men heeft een politiek besluitvormingsprocedure te oordelen op – en uitsluitend te oordelen op – de uitkomst.
Hieruit volgt dat de procedure niet beoordeeld moet worden op procedurele kenmerken. Ergo, een democratisch genomen besluit wordt daardoor niet gelegitimeerd. Slechte democratische besluiten blijven slecht. Goede ondemocratische besluiten zijn goed. Democratische honger is niet goed. Democratische oorlogen zijn niet goed; althans ze zijn niet goed omdat er langs democratische weg toe besloten is.
Deze benadering komt goed uit in het boek Minnebrieven, het ‘vervolg’ op Max Havelaar: “Ik sta geen systeem voor (..) ik stryd tegen misbruiken in alle systemen. Dat wil zeggen dat ieder tegen my is, die belang heeft by misbruiken.” Om er op te laten volgen: “Zou er geen derde party te scheppen wezen? Een party die eenvoudig de mening voorstond, dat men de Javaan niet moet mishandelen?”
Inzake collectieve besluitvormingsprocessen – waar indirecte democratie er één van is – wordt onderscheid gemaakt tussen output-legitimiteit en input-legitimiteit. Een politiek systeem kan gelegitimeerd worden doordat zij goede resultaten opleveren (output-legitimiteit) of omdat de besluitvorming als zodanig als legitiem wordt ervaren, bijvoorbeeld omdat dan iedereen formeel gehoord is: input-legitimiteit.
Voor Multatuli telt alleen output-legitimiteit. Het begrip ‘democratisch gelegitimeerd’ is een non sequitur. Het is erger, het is uitbesteding van het geweten. De gekozenen hoeven niet meer na te denken of iets goed, juist, rechtvaardig is. Zij hoeven dat niet, en zij doen het ook niet. Zij handelen in de zuivere betekenis van dat woord: gewetenloos. En met dat laatste komt het tweede constituerende punt van Multatuli zijn politieke filosofie aan de orde:
(iia) Wat nodig is, zijn integere politici
(iib) democratie brengt dezulken niet voort
Multatuli benadrukt noties als rechtvaardigheid, gerechtigheid, menselijkheid, waarheid. Om die noties in de praktijk verwezenlijkt te zien is noodzakelijk dat politici goed en waarheidlievend zijn.
Daarbij geldt dat mensen die karaktervol en rechtschapen zijn, dus dienovereenkomstig handelen. Weten wat goed is, en toch iets anders doen – omdat dat opportuun is – is: niet goed zijn. Ethiek is een handeling. Het bij praten houden, is halfheid, want “Niets is verderfelyker dan het spreken over de wet. In plaats van het toepassen der wet.”[1] De ideale politicus is dan: ”Een man, die het goede voorstaat door het streven naar waarheid: iemand, die, gebonden noch door systeembelangen, noch door menschenvrees, noch door zucht om ministers te believen, durft en kan aantoonen, hoe diep de wonde is, die er kankert aan ons Staatsbestuur; iemand eindelijk, die ondervinding heeft, bekwaamheid, moed, en, dit vooral, een man die een HART bezit!”[2] Multatuli had hierbij niet in de laatste plaats zichzelf op het oog, waarover later meer. Eerst evenwel de volgende stap.
De volgende stap is een cruciale want vormt de breuk met die politieke uitgangspunten die toen en nu vanzelfsprekend zijn. Verkiezingen blijken – volgens Multatuli – niet tot dit soort politici te leiden en – wat meer is – kunnen dat ook niet. In Multatuli zijn woorden: “De Verkiezingen zo-als ze thans geschieden, waarborgen byna altyd de zegepraal van middelmatigheid.”[3] Ze zijn namelijk ingegeven door een ideologische dwaling: “Wie aan meerderheid van stemmen hecht als middel om te geraken tot juistheid van oordeel.”[4] Hij ageert daarom tegen “stemmen tellery op ’t gebied van den geest.”[5]
De bestaande praktijk is zelfs nog erger, want democratie is een dekmantel om de eigen belangen te volgen. De ware belangen van het volk worden “geheel ondergeschikt geacht aan ’t handhaven in verkregen voorrecht van personen welke zich met die belangen moesten bezighouden.”[6] En dat heeft alles te maken met het wezenskenmerk van democratie, zijnde “’n overeenkomst tusschen vyf, zes, acht personen, om tezamen één – dat is géén – geweten te hebben.”[7]
Deze citaten maken tezamen duidelijk wat de zaak is. Het partijbelang prevaleert, de club is belangrijker dan het geweten en omgekeerd kan het geweten schoon gehouden worden want men kan immer volhouden slecht beleid niet zelf bedacht te hebben.
Om de afwijzing van democratie rond te krijgen, moet Multatuli echter nog één stap zetten. Want zelfs wie dat vernietigende oordeel van politici onderschrijft, kan ertegenin brengen dat democratie niet zozeer draait om gekozenen – die zijn vervangbaar – maar om kiezers, die politici kunnen vervangen door betere politici.
(iii) Van kiezers valt in de huidige constellatie niets te verwachten
Multatuli noemt de mogelijkheid anders te stemmen zelf expliciet: “Ik heb veel landen bezocht, en beyverde my overal achttegeven op de publieke zaak. Welnu, ik verklaar nergens zulke totale absentie van plichtsbesef, nergens zo’n walgelyke onbekwaamheid te hebben aangetroffen als by ’t bestuur der stad Amsterdam. Amsterdammers, ziet ge dat niet? Reist eens wat, merkt eens wat op, en als ge terugkeert, gaat naar ’t stadhuis en gooit…neen, gooit niets. Maar eilieve, kiest anders.”[8] Amsterdammers moesten dus anders kiezen. Als gezegd overwoog hij in Minnebrieven, als ook in Over vrye arbeid oprichting van een OPRECHTE derde partij (DE PARTY VAN WAARHEID). Iemand die niet aan de zinvolheid van verkiezingen gelooft, zal dat niet voorstaan.
Nu, van die derde partij is het nooit gekomen. En ook overigens werd Multatuli – hoewel veel gelezen, bewonderd en nagevolgd – in eigen ogen niet gerehabiliteerd. Hij bleef zonder inkomen, zonder ambt, zonder officiële regeringsreactie. En de Javaan bleef uitgezogen worden.
Mogelijk mede ingegeven door deze teleurstellingen, wees Multatuli verkiezingen als zelfreinigend mechanisme af, wanneer hij schrijft: “Het volk echter, minder wysgeerig, beoordeelt veelal den aard der dingen, naar den naam die daaraan door zekere, niet altijd integre, woordvoerders gegeven is.”[9] Het volk kan dus misleid worden. En zelfs als het niet misleid wordt, kan het nog geen vuist maken. ”Publiek is niemand. Publiek gelooft, neemt aan, juicht toe of verwerpt, beschimpt en verdoemt.”[10] Wie gesteund wordt door publiek, heeft nog niets. Dat gold voor Multatuli en dat geldt voor alle martelaren.
Deze kanttekeningen bij democratie – voor Multatuli reden voor definitieve verwerping – worden ook in de politicologische literatuur onderkend. Een bredere opvatting van democratie benadrukt dat de formele mogelijkheid politici te kiezen geen voldoende voorwaarde voor democratie is. Men moet die keuze ook geïnformeerd kunnen maken en er in vrijheid over kunnen delibereren in een publiek debat.
Multatuli zijn kritiek op ‘krantengeschryf’ sluit hierbij aan. Maar zelfs als kranten en publieke debat kwaliteitsvol zouden zijn, dan nog is er een probleem. En dat is te wijten aan de materiele positie van de arme. “De arme teert zwygend weg. Hy heeft de geestkracht niet om verbetering van z’n lot te vorderen, en juist datzelfde lot belet hem om te geraken tot geestkracht. Dit alles loopt rond in ’n fatale kring die verbroken moet worden. (..) Ik zal ’t beproeven.”[11] Deze twee laatste zinnen wijzen naar wat Multatuli voor democratie in de plaats stelt: verbeterde zeden en moreel leiderschap.
(iv) De zeden moeten verbeteren
Multatuli streed naar eigen zeggen voor handhaving van de wetten der zedelijkheid. Al het gepraat over wetten, systemen, verkiezingen is maar: gepraat. Het gaat om zedelijkheid, en juist dat ontbreekt in Nederland.
Zo schrijft Multatuli: “Democratie in ware betekenis, bestaat in Holland niet! In-stee van de zeden te verbeteren, zoekt men alles in verandering van de vorm der Regering (..), Geen land was ooit zo bespottelyk aristocratisch, als de oude Republiek der verenigde Nederlanden, en dit verandert niet by ’n Wet.”[12] De zeden worden gevormd door kindergedichtjes, school, katechizatie, preeken, krantengeschryf, deugdmethoden en geschiedenisboekjes.
De constituerende rol die toegekend wordt aan de zeden is Marx op zijn kop. Marx meende dat de economische onderbouw van een samenleving (bezitsverhoudingen) de rest – media, wetgeving, onderwijs – bepaalt. Het aangrijpingspunt voor politieke veranderingen is dus de economie. Bij Multatuli geldt het omgekeerde. De zeden zijn het aangrijpingspunt voor politieke verbetering: das Bewustsein bestimmt das Sein.
(v) Radicale, buitenparlementaire actie is het antwoord niet
Men zou Multatuli – met zijn antidemocratische pleidooi[13] en nadruk op waarheid en rechtvaardigheid – kunnen houden voor een socialist die buitenparlementaire agitatie voorstaat.
Multatuli hekelde inderdaad de ‘kanker van de blanke slaverny’. De werkman was slaaf want “Z’n maag levert hem gebonden over.”[14] En inderdaad was buitenparlementaire actie hem niet vreemd, getuige zijn eigen schrijverschap. Max Havelaar en nagenoeg al het werk dat er op volgde, was buitenparlementaire actie. En hoewel hij stenen gooien dus afraadde, stelt hij elders: ”Ik predik ontevredenheid! Ik beweer dat het plicht is geen genoegen te nemen met ’n stand van zaken die…de aller kwaadaardigste God onteren zou.”[15]
En toch verzette Multatuli zich op meerdere plaatsen tegen de poging van socialisten hem als socialist voor te stellen. Hij schreef “Neen, socialist ben ik niet! Ik kan ’t program van die party niet onderschryven (..) Niet alleen dat ik niet socialist ben, ik ben anti-socialist. De socialisten willen den ‘Staat’ almachtig maken, ik dring aan op de meest mogelyke inkrimping der bemoeienis van ’t noodzakelyk kwaad dat men ‘Regeering’ noemt. (..) Ze blyken te smachten naar verzwaring van juk, ik eisch, binnen de grens van ’t mogelyke: vryheid.”[16]
Hieruit volgt overigens niet dat Multatuli conservatief was, althans hij stelde zelf dat niet te zijn: “Ik wensch integendeel veel veranderd te zien, en begrijp volstrekt niet hoe men, met het oog op de wrange vruchten die het bestaand gedurig afwerpt, aan dat bestaande kan verkleefd zijn”. Dit schreef Multatuli in zijn beroep op de kiezer in het kiesdistrict Tiel, waar Multatuli zich kandidaat stelde voor de Tweede Kamer.
Als genoemd, meende Multatuli dat hij best zelf de verlicht Despoot kon zijn die Nederland nodig had. Of dat Spielerei was (zoals Willem Frederik Hermans stelt) of wel degelijk een serieus te nemen streven (Multatuli wilde met zijn leger van Insulinde Indonesië hervormen), daarover is geen consensus. Ergens zal Multatuli wel geweten hebben dat zonder machtsbronnen hij kansloos was, want:” Politiek is een markt waar niemand meer koopt dan hy geld of krediet bezit.”
Dat is voor hem evenwel geen reden geweest zich aan te sluiten bij de liberalen, die daarvoor open stonden, mits Multatuli zijn pijlen exclusief op de conservatieven zou richten. Daarmee toonde Multatuli zich een slecht politicus, maar een karaktervol mens. Gevoegd bij een goede pen en politiek interessante ideeën heeft dat geleid tot een oeuvre dat dwingend de vraag voorhoudt wat het goede is, als formeel democratisch procedures dat niet zijn, en hoe het komt dat het laatste niet altijd tot het goede leidt. Politiek is niet hetzelfde als ethiek, maar waar ethiek ontbreekt, komt het volk om.
Noten
[1] Multatuli, Nog-eens: Vrye Arbeid.
[2] Multatuli, Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrict Tiel.
[3] Multatuli, Idee 451.
[4] Multatuli, Nog-eens: Vrye Arbeid.
[5] Brief van Multatuli aan Funke, zoals geciteerd in: S. Pieterse, De buik van de lezer (Uitgeverij Vantilt: 2008), p. 69.
[6] Multatuli, Idee 452.
[7] Multatuli, Idee 329.
[8] Multatuli, Idee 308.
[9] Multatuli, Nog-eens: Vrye Arbeid.
[10] Multatuli, Idee 451.
[11] Multatuli, Idee 451.
[12] Multatuli, Idee 451.
[13] Dit moet goed begrepen worden. Multatuli ageerde tegen democratie, maar stelde ook:” Ik ben tegen ’t parlementair stelsel. Maar als men dit nu eenmaal houden wil, behoort het in oprechtheid te worden toegepast, en niet met de huichelary van een bespottelyke census.” Hij pleitte ook voor vrouwenkiesrecht.
[14] Multatuli, Idee 451.
[15] Multatuli, Idee 916.
[16] Multatuli, Brief aan Muller, 1866. Zoals geciteerd in: Philip Vermoortel, De Schrijver Multatuli (Sdu Uitgeverij Koninginnegracht: 1995).
Boris zegt
Mooi stuk, dat ik helaas nu pas heb gelezen (ik bezoek deze blog te weinig blijkt maar weer).
Twee kleine aanvullingen:
1)Outputlegitimatie had in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral tot gevolg dat bepaalde groepen buiten het kiesrecht werden gehouden. Zo verzette een flinke groep liberalen zich hardnekkig tegen verlaging van de census op het platteland omdat dit in het voordeel van de kerkelijke partijen zou uitpakken. Het vinden van ‘geschikte’ kiezers die ‘goede’ keuzen zouden doen, vormde een belangrijk onderdeel van de debatten over de grondwetsherziening van 1848.
2)Multatuli gruwde van de liberalen. Hij heeft ooit onderhandeld met het conservatieve ministerie Heemskerk-Van Zuylen Nijevelt (van die twee kamerontbindingen in 1866 en 1867) om zijn pen in dienst te stellen van het conservatisme en de koning. Hij bevond zich daarbij in het gezelschap van andere bekende personen als Busken Huet. Door onder andere de val van het kabinet is het daar niet van gekomen. Ik meen dat Dik van der Meulen hieraan aandacht besteed in zijn biografie van Multatuli.
Boris zegt
Mooi stuk, dat ik helaas nu pas heb gelezen (ik bezoek deze blog te weinig blijkt maar weer).
Twee kleine aanvullingen:
1)Outputlegitimatie had in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral tot gevolg dat bepaalde groepen buiten het kiesrecht werden gehouden. Zo verzette een flinke groep liberalen zich hardnekkig tegen verlaging van de census op het platteland omdat dit in het voordeel van de kerkelijke partijen zou uitpakken. Het vinden van ‘geschikte’ kiezers die ‘goede’ keuzen zouden doen, vormde een belangrijk onderdeel van de debatten over de grondwetsherziening van 1848.
2)Multatuli gruwde van de liberalen. Hij heeft ooit onderhandeld met het conservatieve ministerie Heemskerk-Van Zuylen Nijevelt (van die twee kamerontbindingen in 1866 en 1867) om zijn pen in dienst te stellen van het conservatisme en de koning. Hij bevond zich daarbij in het gezelschap van andere bekende personen als Busken Huet. Door onder andere de val van het kabinet is het daar niet van gekomen. Ik meen dat Dik van der Meulen hieraan aandacht besteed in zijn biografie van Multatuli.