Politiek vertrouwen heeft sinds jaar en dag de aandacht van zowel politicologen als politici en journalisten. Enerzijds stelt het onderzoek naar politiek vertrouwen gerust. Ondanks het heersende beeld in de media is er geen structurele daling in politiek vertrouwen. Bovendien scoort Nederland relatief hoog, namelijk in de Europese subtop. Anderzijds lijken deze cijfers niet te matchen met de aandacht voor en berichten over de boze burger. Bovendien zijn alleen de gemiddelde trends geruststellend, uitgesplitst naar verschillende groepen zijn de cijfers dat niet. Zo heeft van de vmbo-opgeleiden 50% voldoende vertrouwen in de politiek, terwijl dat onder wo-opgeleiden 71% is. En partijvoorkeur laat nog grotere verschillen zien. Onder kiezers van de coalitie partijen (VVD, D66, CDA, CU) heeft 83% voldoende vertrouwen. Onder kiezers van rechtse oppositiepartijen is dat slechts 21%.
De betekenis van politiek vertrouwen voor vier groepen in Amsterdam
In onderzoek voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat gisteren is verschenen heb ik daarom onderzocht wat vertrouwen in politici betekent voor verschillende groepen burgers. Daarvoor heb ik focusgroep gesprekken gevoerd met vier Amsterdamse groepen: Advocaten van de Zuidas, ROC-studenten, Marktkooplieden en – personeel, en senioren van een Bridgeclub. Elke groep sprak ik drie keer (tweemaal najaar 2021, eenmaal najaar 2022). Deze groepen mensen zijn bekenden van elkaar. Ik heb deze groepen gekozen omdat die verschillend zijn op drie belangrijke scheidslijnen: opleidingsniveau, leeftijd en mondialisering van de sector.
De resultaten wijzen erop dat deze groepen fundamenteel verschillende politieke belevingswerelden hebben. Bovendien zien we naast overlap ook zorgelijke verschillen tussen de groepen in de betekenis van politiek vertrouwen. Deze verschillen alleen al in regio Amsterdam maken het waarschijnlijk dat er in Nederland nog andere betekenissen van vertrouwen van belang zijn. Hieronder ga ik eerst in op de resultaten en formuleer ik daarna de implicaties voor onderzoek en de politiek.
Criteria voor (gebrek) aan vertrouwen
Sommige criteria voor vertrouwen in politici (redenen om vertrouwen te hebben) horen we in alle groepen terug. Men heeft vertrouwen in politici die het kabinet kritisch volgen, bevlogen zijn, eerlijk zijn, consequent zijn of goede beleidskeuzes maken. Ook in alle groepen horen we mensen zeggen dat ze vertrouwen uiten vanuit hoop of burgerplicht. Ook bij weinig vertrouwen zien we overeenkomsten tussen de groepen. Men heeft weinig vertrouwen in politici die gericht zijn op hun eigen carrière, die gericht zijn op stemmen halen (met cabareteske of schofferende taal), die niet eerlijk zijn, geen beloftes houden en die niet weten wat leeft.
Verschillen tussen de groepen zijn er ook. Onder de praktisch opgeleide burgers (groepen Markt en ROC) horen we regelmatig dat men weinig vertrouwen heeft in politici vanwege de traagheid en inefficiëntie van de politiek, de misleiding bij verkiezingen en de taaltrucjes waarmee politici de waarheid ontwijken. Deze burgers vinden de manier waarop de politiek werkt veel problematischer dan de theoretisch opgeleiden. Het politieke bedrijf, met (schier) eindeloze debatten en loze beloftes, staat ver af van de praktisch opgeleiden.
Maar ook voelen de praktisch opgeleiden zich slecht gerepresenteerd. Bij de Marktgroep zorgt dat dat deze zelfbenoemde ‘onderlaag’ zich kwetsbaar acht voor de grillen van de overheid. Sommige regelingen die uit de lucht komen vallen treffen hen hard. En omdat politici zo ver afstaan van hun wereld kan beleid (onvoorzien) slecht voor deze groep uitpakken. Bij de ROC-studenten overheerst een beleving van politiek buitenspel staan en geen invloed hebben. Een duidelijke rol daarbij spelen ongelijkheid in het onderwijssysteem en discriminatie in de samenleving.
Onder de theoretisch opgeleide burgers horen we daarentegen vaak dat politici goede intenties hebben. Ook wijzen ze erop dat het (met de politiek) in Nederland vergeleken met het buitenland goed gaat. Het politieke systeem, met te veel eenmansfracties en aandachtstrekkers in het parlement, is voor theoretisch opgeleiden een reden voor weinig vertrouwen.
Politieke belevingswerelden van sociale groepen
Het onderzoek brengt ook de politieke belevingswerelden van de vier groepen in kaart. Die zijn bovendien vastgelegd in professionele cartoons door Public Cinema. We zien dat achter kleine verschillen in cijfers fundamenteel andere politieke belevingswerelden schuil gaan. Hieronder volgt een beschrijving en de cartoon per groep en reacties op de cartoons van andere groepen.
Karakteristiek voor de Advocaten is hun hoge vertrouwen in politici, hun procedurele opvatting van vertrouwen, en hun internationale blik. In Figuur 1 zien we daarom Nederland als een klein eilandje van voorspoed en rustig politiek debat. In de rest van de wereld gaat het een stuk minder goed in deze cartoon. Dit internationale perspectief is wat we ook bij deze groep theoretisch opgeleide winnaars van de mondialisering zouden verwachten. Dit komen we bovendien niet in de andere groepen tegen. De ROC- en Marktgroepen zijn het niet eens met deze cartoon. Dat het elders nog slechter gaat mag geen excuus zijn om problemen in Nederland niet aan te pakken.
De Bridgers zijn kritischer over de politiek dan de Advocaten, maar heeft duidelijk meer vertrouwen dan de praktisch opgeleiden. Ze hebben vooral systeemkritiek. Het aantal partijen is te groot, de lawaaipapagaaien eisen te veel media aandacht, en de politiek heeft te weinig empathie met kwetsbare groepen. Tegelijkertijd staan zij zelf ook ver van die groepen af. De cartoon over de Bridgegroep in Figuur 2 toont het Parlement. We zien daar veel verschillende fracties, ja-knikkers, veel strijd en geroep om aandacht en zelfs een clown. In de andere groepen kan men zich vaak vinden in deze cartoon, al is het wel overdreven horen we. Sommigen in de ROC-groep en de Marktgroep vinden het ook niet overdreven. “Ze zijn vaak wel meer bezig met zichzelf omhoog te werken en anderen omlaag dan iets anders” klinkt het in de Marktgroep.
De cartoon over de Marktgroep (Figuur 3) laat hen zien in een overstroming. De politici in de cartoon hebben geen last van het water want bij hen is het droog. Op hulpgeroep reageren de politici niet of alleen met een paraplu. De Marktgroep voelt zich roepende om meer bestaanszekerheid (al nemen ze zelf die term niet in de mond). Ze zien dat de politiek mijlenver van hen afstaat. Politici hebben geen idee heeft wat “de gewone man,” “de onderlaag van de samenleving,” meemaakt en nodig heeft. De ROCgroep herkent de cartoon over de marktgroep wel maar ziet zichzelf minder als financieel kwetsbaar omdat ze nog studeren.
De Bridgegroep en de Advocaten reageren uitgesproken en tegenovergesteld op de cartoon van de Marktgroep. De Bridgers vinden het “heel triest” en menen dat er machteloosheid uitstraalt. Zij ervaren die zelf niet maar kunnen zich er wel in verplaatsen, “Zeg maar de mensen die in onze democratie niet aan bod komen”. De Advocaten vinden echter dat vooral de Marktgroep te veel klaagt. Ze kunnen en moeten zelf meer aan hun eigen positie doen. En niet anderen of de politiek de schuld geven. Ook benadrukken de Advocaten dat je het in Nederland eigenlijk niet slecht kan hebben.
In de cartoon over de ROC-studenten (Figuur 4) zien we de politiek achter een muur waar de studenten niet overheen kunnen. Sommigen proberen het wel, anderen niet meer en keren zich af van de politiek. Bovendien worden ze misleid met een cadeautje. Een voorbeeld dat ze noemden is een belofte van GroenLinks in de verkiezingscampagne van 2021: 10.000 euro voor alle 18-jarigen. Dat daar niks van terecht is gekomen rekenen ze deze partij aan. De ROC-studenten zien zichzelf als achtergesteld in het systeem: het onderwijssysteem, dat hen te weinig kansen geeft en niet op waarde schat, het politieke systeem, waarin hun stem niet wordt gehoord en waarin ze worden misleid, en de samenleving, waar ze vaak discriminatie ervaren. De Marktgroep herkent de moeilijke doorstroom in het onderwijs als probleem, de Bridgers en Advocaten vinden deze cartoon schrijnend.
Als we de cartoons vergelijken kunnen we concluderen dat de praktisch opgeleiden, de Marktgroep en de ROC-studenten, ongelijkheid ervaren in het politiek systeem, waarin zij zich niet gerepresenteerd en gemisleid voelen. Dit komt overeen met de bevindingen in het onlangs verschenen rapport naar de lage opkomst in sommige Amsterdamse wijken. Het illustreert ook wederom dat de standpunten van hogere inkomensgroepen beter vertegenwoordigd zijn in de Nederlandse politiek.
Implicaties van gedeelde en verschillende vertrouwenscriteria
De bevindingen hebben implicaties voor hoe we cijfers over politiek vertrouwen interpreteren en voor de politiek. Ten eerste blijkt achter de gemiddelde cijfers van politiek vertrouwen een scala aan redenen schuil te gaan om wel of geen vertrouwen te hebben. Daarnaast verschillen deze vertrouwenscriteria tussen groepen burgers. Bovendien laten de politieke belevingswerelden van sommige groepen een sombere blik op de politiek zien die moeilijk te veranderen lijkt.
Directe implicaties voor de politiek zijn er ook. Bijvoorbeeld dat burgers in alle groepen zich ergeren aan het wat men noemt cabaretesk en schofferend gedrag van politici. Daarnaast is het zorgelijk dat het politieke bedrijf ver af staat van de praktisch opgeleiden. Zij zien lage debatten en taaltrucjes als tekenen van inefficiëntie en oneerlijkheid. Ook rekenen ze het politieke partijen aan als zogenaamde proefballonnen niet ten uitvoer worden gebracht. Daarnaast worden praktisch opgeleiden onzeker van de ervaren afstand tot de politiek. Omdat politici hun wereld niet begrijpen, heeft marktpersoneel zorgen over mogelijke nieuwe maatregelen. Politici snappen namelijk niet hoe beleid in hun leven uitwerkt, geven ze aan.
Positieve punten om mee af te sluiten zijn er ook. Zo horen we in alle groepen enkelen zeggen dat ze graag vertrouwen wíllen hebben, soms tegen beter weten in. Omdat dat prettiger is, of omdat ze dat zien als hun burgerplicht. Daarnaast geven de respondenten aan dat ze ook vertrouwen (kunnen) hebben in politici waar ze nooit op zouden stemmen. Hierbij is het belangrijkste dat politici trouw blijven aan hun principes en hun beloftes. Vertrouwen is dus een veelkoppig verschijnsel, en niet één-op-één gekoppeld aan de politieke inhoud.
Het vertrouwen in de politiek is laag met 25% in december 2022 https://www.nporadio1.nl/nieuws/politiek/c03e1ab6-1dd6-4a93-95a4-07130b56bad4/, maar krabbelt op.
Duidelijk is dat hoe beter men is opgeleid en geinformeerd, en hoe meer bestaanszekerheid des te meer vertrouwen men heeft.
Het rechts-liberale profiel van onze politici die reeds lang regeringsverantwoordelijkheid dragen is niet bevordelijk voor vertrouwen bij de doelgroepen met laag vertrouwen. Het gevoerde beleid was ook tot voor kort discriminerend en achterstellend voor hen. En beleven een flinke achterstandsituatie. Kansen om vertrouwen te winnen zijn niet benut. Dit kan via juiste informatie, communicatie en beleving van ondersteunend- en reparatiebeleid voor deze doelgroepen. Juist nu waarbij dit wel het geval is ( bijv. Corona in eerste instantie en energiesubsidie) zien we het vertrouwen opveren.
Een meer maatschappij constructieve politiek en minder 2- delingen zal het vertrouwen bij de genoemde doelgroepen verbeteren. Daarvoor zijn dan structureel andere partijen nodig die langdurig aan de macht komen.
Echter, politici, onderzoekers en de media zullen het altijd moeten doen met grote groepen ontevreden burgers. Van die kiezers wier partij niet aan de macht is. Minimaal de andere 50%.
In een recente open brief van de KNMG en 70 andere organisaties https://www.knmg.nl/actualiteit-opinie/nieuws/nieuwsbericht/zorgbestuurders-hoogleraren-en-prominenten-aan-kabinet-alles-op-alles-om-te-voorkomen-dat-mensen-ziek-worden-door-armoede
stellen ondertekenaars dat gebrek aan bestaanszekerheid de belangrijkste factor is van medische- en maatschappelijke problemen van mensen. In een mondelinge toelichting werd aangegeven dat het wel 3 miljoen mensen in NL betreft.
M.i. ligt dit probleem ook ten grondslag aan het gebrek aan vertrouwen in de politiek. Bewijs hiervoor lijken de onlangs geboden financiele verlichtingen rond de energiecrisis, verhoging van het minimum loon en AOW, en ondersteuningspakketten rond Corona. Het vertrouwen veerde op.
Structurele concrete verbetering rond bestaanszekerheid zal het vertouwen in de politiek drastisch omhoog brengen.
Daarover moet het de komende jaren gaan in de politiek, de business case van politieke partijen die willen blijven bestaan.
Hogere netto inkomens aan de onderkant, vaste contracten, basisinkomen, gratis belangrijke voorzieningen.
Er is geld genoeg in NL, maar verkeerd verdeeld, binnen een verkeerde dogmatische politiek van hardnekkig neoliberalisme.