Moeten politieke partijen revitaliseren of moeten we op zoek gaan naar alternatieven voor politieke partijen? Met deze vraag riep de Raad voor het Openbaar Bestuur afgelopen donderdag politicologen, politici en journalisten bijeen. Immers er lijkt veel mis met politiek Nederland: het politiek vertrouwen is te laag, de politiek luistert niet naar de kiezers, populisten blijken blijvertjes en geen ziel wordt nog lid van een politieke partij. Is onze vaderlandse democratie echt zo’n drama?
Eerdere posts laten zien dat het politiek vertrouwen helemaal niet zo laag is en dat populisten ook positieve effecten op de democratie hebben. Het lidmaatschap van politieke partijen is inderdaad drastisch lager dan in de jaren zestig of zeventig. De vraag die nog onbeantwoord is: luistert de politiek naar de kiezer?
Op basis van verschillende onderzoeken met verschillende methoden en populaties, vinden politicologen dat partijen wel degelijk luisteren naar de kiezer. Stimson, Erikson en Mackuen laten zien dat het beleid van Amerikaanse regeringen sinds de Tweede Wereldoorlog zich systematisch aanpast aan verschuivingen in de publieke opinie. Dit noemen zij dynamische representatie. Ook dichter bij huis is hier bewijs voor. Mede-producent van Stuk Rood Vlees Armèn Hakhverdian laat zien dat Britse regeringen zich ook consequent aanpassen aan de publieke opinie. In verschillende vergelijkende analyses van partijprogramma’s van politieke partijen uit een groot aantal Europese democratieën – waaronder Nederland – laten Jim Adams en collega’s zien dat politieke partijen mee bewegen met verschuivingen in de publieke opinie [zie ook hier en hier]. Dit onderzoek spitst zich toe op de bewegingen van partijen en kiezers op een links-rechts dimensie. Als er issues die niet geheel rijmen met de links-recht dimensie zijn er vaak political entrepreneurs die dit uitbuiten, en indien zij electoraal success beleven, worden deze issues vaak geïntegreerd door de gevestigde partijen.
In mijn eigen onderzoek vind ik dezelfde resultaten, maar vind ik ook dat partijen verschillen in hoe ze kiezers vertegenwoordigen. Dit komt door hoe partijen georganiseerd zijn. Partijen waarin het leiderschap het beleid bepaalt passen zich in lijn met de theorie van dynamische representatie aan aan de positie van de middelste kiezer. Partijen waarin partij activisten het beleid bepalen, passen zich aan aan de middelste kiezer van die partij.
Dit roept een belangrijke vraag op: als partijen zich aanpassen aan de kiezer, welke kiezer bedoelen we dan? Als alle partijen zich aanpassen aan de middelste kiezer, dan zullen op termijn alle partijen dezelfde positie vertegenwoordigen. Dit was precies de voorspelling van Anthony Downs. Gegeven de aanname dat politieke partijen strijden om de politieke macht, is het veroveren van het midden de absolute prioriteit. Als alle partijen naar het midden trekken, zijn veel kiezers slecht gerepresenteerd – in de zin dat de afstand qua beleidsvoorkeuren tussen kiezers en de partijen waarop ze stemmen erg groot is. Door middel van computer simulaties laten Laver en Sergenti zien dat als partijen steeds naar de middelste positie van hun kiezers bewegen op termijn de voorkeuren van kiezers het best vertegenwoordigd zijn. De realiteit zit hier niet ver van af. Dit komt niet alleen doordat sommige partijen ook daadwerkelijk zo veranderen op de links-rechts schaal, maar ook omdat partijen niet zoals Downs voorspelde de median voter positie overnemen, maar eerder mee bewegen in dezelfde richting als het politieke midden.
Een absoluut probleem is echter dat kiezers het vaak niet door hebben dat partijen zich aanpassen aan de publieke opinie. Adams, Ezrow en Somer-Topcu laten zien dat de verschuivingen van partijen niet corresponderen met de posities die door kiezers in verkiezingsonderzoeken aan partijen wordt toegedeeld. Dit is een probleem voor dynamische representatie. Immers, partijen passen zich aan, anticiperend dat als zij dat niet doen zij de verkiezingen zullen verliezen. Maar als kiezers niet door hebben wat partijen doen, dan heeft aanpassen voor partijen ook geen zin. Al in de jaren ’60 met de publicatie van ’The Nature of Belief Systems in Mass Publics’ en ‘The American Voter’ werd duidelijk dat kiezers niet veel begrijpen van ideologie en politieke issues en ook niet erg consistent zijn in hun meningen. Recent onderzoek spreekt deze bevindingen niet tegen, en verstevigt de idee dat kiezers aan de ene kant makkelijk te manipuleren zijn en aan de andere kant zich sterk laten leiden door wat ze al geloven. Nieuwe ideeën of bevindingen worden afgewezen als die niet stroken met bestaande overtuigingen.
Dit helpt de politicus natuurlijk niet. Zij heeft te maken met een onzekere en instabiele electorale situatie en zal zich het hoofd breken over wat de beste strategie is. Moeten we de partij revitaliseren? Nieuwe ideologie, nieuwe ideeën, nieuwe organisatie, nieuwe roergangers? Of moeten we op zoek naar alternatieve methoden om met kiezers te communiceren of tot politieke besluiten te komen? Voor mij past het vraagteken niet achter de stelling ”Politieke partijen: revitaliseren of op zoek naar alternatieven?”, het voortdurend zoeken naar de beste formule is namelijk de kern van democratie. Democratie is namelijk een competitieve strijd om de macht tussen groepen en zij moeten steeds innoveren om de competitie te verslaan. Dat de gevestigde partijen klagen over populisme, laag vertrouwen, en de burger terugvinden, geeft alleen maar aan dat ze niet zo gewend zijn aan competitieve democratie. Men is toch een beetje doorgezakt op het pluche van de macht. Tegen hen die klagen over de genoemde politieke ontwikkelingen zeg ik dan ook ”It’s a democracy stupid”.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.