Een paar weken geleden verscheen het boek Wij begrijpen elkaar uitstekend van NRC-journalist Pieter van Os. In dat boek (en in een groot opiniestuk in NRC Handelsblad en aan tafel bij Pauw en Witteman) signaleert Van Os de opkomst van wat hij het ‘salonpopulisme’ noemt. Onder dat salonpopulisme verstaat hij een chique vorm van populisme, niet uitgedragen door partijen als de PVV of de SP, maar door politici van gevestigde politieke partijen en journalisten van kwaliteitskranten. Hoewel ik nog niet helemaal ben overtuigd van deze nieuwe term, geloof ik dat Van Os, met betrekking tot zijn ideeën over populisme in de media, wel degelijk een punt heeft.
In een recentelijk gepubliceerd artikel (zie hier, paywall) ga ik in op de vraag of het publieke debat in (kwaliteits)kranten populistischer is geworden. Onder populisme versta ik, kort samengevat, de boodschap dat het goede volk wordt uitgebuit door een slechte elite. Ik heb van een steekproef van opinieartikelen in NRC Handelsblad, de Volkskrant en De Telegraaf – gepubliceerd in de vier weken voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1989, 1994, 2002 en 2006 – vastgesteld hoe populistisch ze zijn. De uiteindelijke ‘populismescore’ per artikel is simpelweg het percentage populistische alinea’s in het betreffende artikel. Een alinea is populistisch als zowel het volk centraal wordt gesteld én de elite wordt bekritiseerd. Let wel, het gaat hier dus om populistische argumenten die gemaakt worden door de schrijvers van de opinieartikelen zelf. Hieronder de gemiddelde populismescores per krant.
De figuur geeft aan dat De Telegraaf met een gemiddelde populismescore van 6.8 veruit het meest populistisch was. NRC Handelsblad en de Volkskrant konden er echter ook wat van. De gemiddelde populismescore in de NRC was 5.3 en in de Volkskrant 3.0. Dit ondersteunt van Os’ analyse: ook de kwaliteitskranten bieden ruimte aan artikelen waarin populistische boodschappen worden verkondigd. Ik moet daar wel aan toevoegen dat de meeste artikelen met een hoog populismegehalte geen hoofdredactionele commentaren of bijdragen van vaste columnisten waren, maar ingezonden brieven van lezers. Niet zo vreemd, aangezien lezers vaak sterkere opvattingen hebben dan journalisten en andere deelnemers aan het publieke debat, en daarnaast vaak minder genuanceerd zijn. Ook blijkt uit deze analyse dat de mate van populisme is toegenomen over de jaren. In de jaren negentig was de gemiddelde populismescore 2.5. Na de eeuwwisseling was dat maar liefst 6.2. Die grote stijging komt gedeeltelijk door een zeer hoge piek in 2002, vlak na de moord op Fortuyn. Overigens blijkt uit het onderzoek ook dat de populistische boodschap prominenter aanwezig is in het Nederlandse debat dan in het publieke debat in andere West-Europese landen zoals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Alleen Italië overtreft ons wat dit betreft – niet zo vreemd gezien het succes van populistische partijen in dat land.
Als deze tendens doorzet zijn we voorlopig dus nog niet van het populisme af…
(Overigens blijkt uit eerder onderzoek, dat ik heb uitgevoerd samen met Sarah de Lange en Wouter van der Brug (zie hier, paywall), dat gevestigde politieke partijen niet populistischer zijn geworden.)
Armen Hakhverdian zegt
Ha Matthijs. Begrijp ik goed dat de verschillen wegvallen als je de lezersbrieven weglaat en alleen de opiniebijdrages van kranten meeneemt? Of zijn dan de verschillen minder groot?
Matthijs Rooduijn zegt
Goedemorgen Armen, ik heb alle analyses ook gedaan zonder brieven van lezers. De resultaten zijn dan hetzelfde, de populismescores alleen wat minder hoog.
Armen Hakhverdian zegt
Ok, thanks. En goedemorgen!
pieter van os zegt
Mooi onderzoek en prettig dat ik de aanleiding mocht leveren. Tegelijk moet ik direct erbij zeggen dat ik het populisme niet in de klassieke, maar in de salonversie bekeek, waarbij het niet gaat om het goede volk tegen de gemene elite, maar om het antipolitieke element in het populisme. Dus niet tegen een partij of politicus, maar tegen ‘de hele politiek’. Vies en voos Den haag.
pieter van os zegt
ps ik begrijp dat ik niet de aanleiding voor het onderzoek gaf, maar dat mijn bewerking over salonpopulisme slechts aanleiding waren voor deze blog – journalisten hebben grote ego’s, ik vast ook, maar zo erg is het nog niet met me gesteld 🙂
Matthijs Rooduijn zegt
Mijn meting van klassiek populisme zit volgens mij dichter bij jouw salonpopulisme dan je zou denken. Ik neem inderdaad óók het centraal stellen van het ‘goede volk’ mee. Maar dat moet dan wel samengaan met een kritiek op de elite in zijn geheel. Bij mij is anti-elitisme dus ook niet een kritiek op een enkele partij of politicus, maar op het hele politieke establishment (of Haagse Kaasstolp of Vies en Voos Den Haag)
Anti-elitisme kan trouwens ook op de media gericht zijn. ‘Alle journalisten zijn arrogante kwallen’ valt dus ook onder anti-elitisme 😉