Er is een dalende opkomst bij nationale verkiezingen in vrijwel heel Europa. Tegelijkertijd neemt participatie in bijvoorbeeld petities tekenen toe. Wat betekent dit nu? Dat zien we beter door te kijken welke activiteiten mensen combineren. En dat stemt somber.
Trends
Regelmatig wordt er een crisis van de electorale democratie afgeroepen. Burgers hebben geen vertrouwen meer en ‘de kloof’ groeit. Vaak wordt er dan ook de dalende opkomst bij nationale verkiezingen bijgehaald, die we in Nederland en een gedeelte van West Europa duidelijk zien.[1] [2]
Maar is een lagere opkomt reden tot democratische paniek? Het kan ook zo zijn dat mensen juist op andere manieren politiek meedoen. Zo beargumenteren sommige wetenschappers dat de dalende stembusgang gecompenseerd wordt; we zouden een langzame verandering zien in de invulling en vormgeving van politieke participatie. Nog altijd laten vele en verschillende mensen dan hun geluid horen. Echter, zien we dat ook terug in de cijfers?
De figuur hierboven toont grillige trends in alternatieve vormen van politieke participatie .[3] In Nederland, Spanje, Duitsland en Denemarken, zien we toenemende participatie. Maar in Zweden, België, het Verenigd Koninkrijk, en Frankrijk is er sprake van zowel afname als toename.
Voor sommige landen lijkt er dus sprake van compensatie, maar het kan ook dat de mensen die nog altijd stemmen ook meer andere dingen doen, zoals gesuggereerd door wetenschappers die spreken over een ‘participatie-elite’. Om de transformatie van politieke participatie te begrijpen gaat het er om of mensen die afhaken bij parlementaire verkiezingen juist aanhaken bij andere vormen van politiek, en welke dan. Kortom, we moeten profiel maken waarin we kunnen zien hoe mensen vormen van politieke participatie combineren: politieke-participatie-profielen.
Profielen
Waarschijnlijk weinig verrassend is dat nu juist wat we gedaan hebben voor West Europa en vooral Nederland. De resultaten zijn recent gepubliceerd zijn in West European Politics en vatten we hier samen.[4]
Voor de details verwijzen we graag naar het artikel, maar kort gezegd, hebben we gekeken welke activiteiten vaak door dezelfde personen worden gedaan en welke niet. We namen 12 verschillende activiteiten en via een latenteklasse-analyse zien welke combinaties vaak samen gemaakt worden, los van onze theoretische verwachtingen. De uitkomst was een vijftal politiek participatie profielen, die in de figuur hieronder zijn gevisualiseerd. Elke lijn symboliseert een profiel. Een hoger bolletje (of blokje of driehoekje) geeft aan dat mensen in dat profiel een hogere kans hebben die activiteit te ondernemen. Op basis van de literatuur hebben we deze profielen vervolgens een naam gegeven en geduid.
Allereerst laten de profielen zien dat het merendeel van de burgers bijna altijd gaat stemmen bij een nationale/lokale verkiezing en bij een nationaal referendum, maar verder niet echt actief is. Die noemen we: faithful voters en zijn goed voor ruim meer dan de helft van onze steekproef. Vervolgens is er een grote groep mensen die politiek inactief is en enkel af en toe stemt bij nationale verkiezingen. Deze inactive citizens zijn in onze data goed voor 1 op de 5 burgers. Grofweg 80% van onze steekproef behoort tot een van deze twee profielen; de twee groepen die hooguit stemmen en verder niks.
De resterende 20% behoort tot een actief participatieprofiel. Twee van deze profielen combineren vrijwel elke vorm van politieke participatie: de active insiders en de expressive voters. De eerste is echter meer geneigd om zich actief te mengen in partijpolitiek dan de tweede. Ten slotte vonden we een kleine groep burgers (ongeveer 3%) die minder geneigd is om binnen de electorale politieke actief te zijn en vooral een hogere kans heeft om zich te mengen in alternatieve vormen van politieke participatie: de expressive outsiders. Het zou juist dit profiel moeten zien dat een transformatie van de politieke vormgeeft en compenseert voor dalende stembusgang. Gezien de geringe omvang van dit profiel, lijkt dit onwaarschijnlijk.[5]
Kloven in politieke participatie
Niet stemmende Nederlanders worden niet en masse expressive outsiders, maar misschien biedt dat profiel wel een ingang voor laagopgeleide of jongere burgers. Zoals de figuur 4 laat zien doet leeftijd en opleiding ertoe.[6] Burgers met een hogere opleiding zijn oververtegenwoordigd in de geëngageerde profielen ( active insiders en expressive voters. Sterker, voor zowel de expressive outsiders als de faithful voters doet opleiding er niet toe. En bij de inactive citizens zien we juist het tegenovergestelde, een hogere opleiding leidt juist tot minder kans om hier bij te horen. Nieuwe politieke vormen worden dus voornamelijk gebruikt door hogeropgeleiden die al zeer politiek actief zijn!
Ook leeftijd speelt een grote rol. Jongere mensen hebben meer kans om inactief te zijn of om te behoren tot de expressive outsiders. Ze staan vaker buiten het systeem, ofwel niks te doen of alternatieve politiek te bedrijven. Ouderen, daarentegen, hebben juist meer kans om bij de faithful voters te horen. Deze groep bestaat voornamelijk uit trouwe burgers die bij verkiezingen op komen draven.
Deze leeftijdskloof heeft wezenlijke betekenis voor de verandering van politieke participatie. Gaan we ervan uit dat het leeftijds-effect een generatie-effect is, dan betekent het afhaken van jongere generaties, dat er in de toekomst er minder gestemd wordt in verkiezingen. Bovendien wordt dit dan slechts mondjesmaat vervangen door participatie in andere vormen van politiek daalt. Trouwe stembusgangers die verder niet zo veel met politiek hebben worden vervangen door generatie die ook niet zo veel met politiek hebben en ook niet vinden dat ‘stemmen hoort’.
Wat nu?
De verkiezingsopkomst toont een dalende trend, in en buiten Nederland. Ondanks optimistische wetenschappelijke voorspellingen lijkt er geen sprake is van grote compensatie, ook al is er een kleine groep expressive outsiders die de partij- en stembuspolitiek schuwt, maar wel haar geluid laat horen. Door de (waarschijnlijk intergenerationele) verschuiving van trouwe stemmers naar inactieven, zullen de wensen en belangen van lager opgeleiden en jongere generaties minder gehoord en behartigd worden. Dit terwijl de participatieelite die al volop participeert nieuwe kansen grijpt aan om invloed uit te oefenen. De sleutel tot het verhogen van participatie ligt in het bewust focussen op gemarginaliseerde groepen. Er moet gekeken hoe zij bij het politieke proces betrokken kunnen worden, en tal van standaard nieuwe vormen van participatie bieden daarvoor vooralsnog geen oplossing.
[1] Voor de periode na het afschaffen van de stemplicht in Nederland zien we een significante negatieve trend.
[2] In België geldt een stemplicht
[3] Dit zijn geschatte percentages op basis van ESS data. De anweight weging is gebruikt bij het schatten van deze percentages. Dit betekent dat er enige ruis in de schatting is. Bovendien, sinds we niet hebben gecontroleerd voor demografische kenmerken kan het zijn dat de periode trend een overschatting is.
[4] Thijmen Jeroense & Niels Spierings (2022) Political participation profiles, West European Politics, DOI: 10.1080/01402382.2021.2017612.
[5] De data zijn cross-sectioneel dus we kunnen niet met zekerheid over trends spreken. Zo kan de grootte van de ‘expressive outsiders’ in de loop van de tijd groter geworden zijn.
[6] Voor elk participatieprofiel hebben we gekeken wat de relatie is met opleiding en leeftijd. De resultaten zijn weergegeven in een figuur. De punt geeft de schatting van de grote van de relatie aan, de lijn geeft de onzekerheidsmarge aan. Wanneer een bolletje paars is, is de relatie significant. Bij opleiding hebben we vmbo als referentie categorie. Dit betekent dat de bolletjes bij de overige onderwijscategorieën het verschil in kans betekent ten opzichte van vmbo, iemand met een WO diploma heeft bijvoorbeeld minder kans om te horen bij het profiel inactive citizens dan iemand met een VMBO diploma. Dit hebben we gedaan voor elk profiel (zie artikel voor verdere details).
Ronald Heijman zegt
Alleen in F, P en CH zie ik in het onderzoek een probleem met de opkomst bij nationale verkiezingen. In CH zijn het de continue referenda die belangrijker worden gevonden.
Maar bij Europese- 50%, provinciale- 56%, gemeenteraads- 54% en waterschapsverkiezingen met 50,5% zijn de opkomsten mager in NL.
De vraag in NL is dus: waaraan ligt dat.
Ik denk dat de centrale problemen communicatie en informatie zijn:
1. de politiek is vooral met zichzelf bezig en slechts rond verkiezingstijd met de kiezer
2. partijen en betreffende politieke organen weten zich slecht te positioneren en slecht de juiste boodschap van hun meerwaarde te formuleren bij de juiste doelgroep: het ontbreekt aan een goede communicatie- en informatiestructuur, te instrumenteel
3. politieke leiders zijn vaak slechte communicatoren en hebben weinig charisma,
4. de toon of voice van het debat is vaak agressief, schreeuwers hebben de overhand, die men niet weet te pareren
5. er wordt veel beweerd, maar weinig onderbouwd, weinig belang voor de maatschappij/mensen aangetoond
6. de teksten zijn te lang en te complex, niet doelgroepgericht
7. beleid wordt vaak gefocust op doelstellingen en niet op concrete maatregelen
8. veel beleid en afspraken stranden in de uitvoering
9. men legt onvoldoende uit dat wij een getrapte democratie hebben en de voordelen daarvan
10. men communiceert nauwelijks de vele- en welke besluiten men heeft genomen, en wat daarvan de voordelen zijn voor mensen
11. maar juist daarin weet men de kiezers niet te motiveren, te bewegen om het compromis te waarderen
12. kiezers worden niet opgeleid en ontwikkeld in democratie en politiek; kranten worden steeds minder gelezen, goede kranten zijn schaars
13. hoger en lager gelegen politieke organen worden vanuit eigen belang ondermijnd bij het kiezerspubliek
14. het politieke niveau en de invloed op andere sterke actoren zoals het bedrijfsleven, corporaties, instellingen, ambtenarij, banken etc. is over het algemeen zeer laag en het vertrouwen in politiek en politici is laag door gedrag en houding, terwijl dat de basis is van alles.
Etc.