Hoe ver reikt de invloed van publieke opinie? Hoe ver zou die invloed moeten reiken? Zijn er bijvoorbeeld beleidsterreinen die zo belangrijk (of complex) zijn dat beleidsmakers onbekommerd hun gang moeten gaan zonder inachtneming van de voorkeuren van het electoraat? Dergelijke vragen behoren tot de meest fundamentele aspecten van democratisch bestuur.
Nu sprak Rob de Wijk vanmorgen in Trouw zijn zorg uit over de aanhoudende bezuinigingen op het gebied van nationale veiligheid, defensie en buitenlands beleid. Dat zou volgens De Wijk onverstandig zijn in de context van een verslechterde veiligheidssituatie. Maar hij schrijft ook: “Er is tot slot weinig oog voor het feit dat deze beleidsterreinen van een andere categorie zijn dan zorg en onderwijs. Daar gaat het om de vraag wat de bevolking ervoor over heeft; bij veiligheid, defensie en buitenlandse zaken gaat het om de vraag wat de regering nodig vindt. Het zijn specifieke overheidstaken die niet kunnen worden uitbesteed.” De Wijk vindt dat publiek draagvlak van ondergeschikt belang moet zijn bij de totstandkoming van beleid over nationale veiligheid en aanverwante onderwerpen: “Dit fundament van Nederland moet door regering en Kamer, gesteund door de Grondwet, zelfstandig worden bepaald.”
Het altaar van de publieke opinie
Rob de Wijk is zeker niet de eerste die dit punt maakt. Hans Morgenthau, een van de meest invloedrijke auteurs in de studie van internationale betrekkingen, schrijft in zijn klassieker Politics Among Nations (p. 147): “[a government] must resist the temptation to sacrifice what it considers good policy upon the altar of public opinion, abdicating leadership and exchanging short-lived political advantage for the permanent interests of the country.” Morgenthau spoort politici aan te leiden en geen ‘slaaf van de publieke opinie’ te worden.
Maar heeft publieke opinie dan een invloed op de beleidsterreinen die De Wijk hierboven aanhaalt? Lawrence Jacobs en Benjamin Page vinden hier niet veel bewijs voor. Althans, de houdingen van beleidsmakers op het gebied van buitenlands beleid (diplomatie, militaire inzet, internationale handel, etc.) blijken nauwelijks overeen te komen met de houdingen van het algemene publiek. Het zijn vooral ‘business leaders’ en in mindere mate intellectuele elites en vakbonden die een invloed hebben op beleidsmakers: “Our findings indicate that the gravitational pull on foreign policy decision makers by the “foreign policy establishment” (especially business leaders and experts) tends to be stronger than the attraction of public opinion” (p. 121). Een cruciale kanttekening bij dit onderzoek is dat niet daadwerkelijk beleid, maar houdingen van beleidsmakers worden gekoppeld aan publieke opinie.
Anderen hebben de effecten van publieke opinie op daadwerkelijk beleid onderzocht. Volgens Larry Bartels speelde publieke opinie een belangrijke rol in de enorme toename van het Pentagon-budget onder president Reagan, voornamelijk via het beïnvloeden van congresleden die uiteindelijk in de Verenigde Staten het federale budget moeten goedkeuren. Christopher Wlezien vindt soortgelijke effecten over een langere periode, zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk. Een voordeel van deze studies is dat daadwerkelijke beleidsmaatregelen worden onderzocht; een nadeel dat andere belangrijke beleidsmakers buiten gekozen vertegenwoordigers en regeringen niet direct in de analyses zijn meegenomen.
Nationale veiligheid verdient geen aparte status
Misschien nog wel belangrijker dan de vraag of het electoraat daadwerkelijk invloed uitoefent op onderwerpen van nationale veiligheid is de normatieve vraag of dat überhaupt wel wenselijk is. Rob de Wijk lijkt te suggeren dat binnenlandse veiligheid, defensie en buitenlandse zaken zo belangrijk zijn, dat een samenleving het zich niet kan permitteren om het electoraat direct te laten meebeslissen. Maar waarom zijn deze onderwerpen eigenlijk van een andere categorie dan onderwijs en zorg, zoals De Wijk letterlijk stelt? Wordt er in de zorg niet beleid gemaakt dat direct raakt aan leven en dood? Of neem asielbeleid. Dat het in de ‘vreemdelingenketen’ soms ook letterlijk over leven en dood gaat, kan niemand de afgelopen maand zijn ontgaan. Buitenlands beleid en nationale veiligheid zijn simpelweg één van de vele beleidsterreinen waar de overheid maatregelen kan nemen met verstrekkende gevolgen voor mensen in het eigen grondgebied en soms ver daarbuiten.
Daarnaast zijn nationale veiligheid, defensie en buitenlands beleid geen apolitieke onderwerpen. Integendeel. Alsof het zo simpel is als het formuleren van een algemeen belang (bijvoorbeeld het voorkomen van een terroristische aanslag) waar een eenduidige oplossing voor bestaat. Veiligheid is een fundamenteel politiek concept (denk alleen al verhoormethodes of het afluisteren van verdachten). Natuurlijk wil iedereen een aanslag voorkomen, maar de weg waarlangs dat doel bereikt kan worden is verre van triviaal en bij uitstek een politiek onderwerp waar het electoraat zich indirect, via gekozen volksvertegenwoordigers, of direct over kan en moet uitspreken. Wat dat betreft zijn de bevindingen van Jacobs en Page zorgelijk. Niet het brede electoraat, maar nauw geformuleerde belangen van insiders bepalen wat er op het gebied van buitenlands beleid gebeurt.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.