Blijkbaar is de verkiezing van Donald Trump nog altijd bijzonder controversieel. “Kletsverhaal” en “indoctrinatie” waren slechts twee van de kwalificaties van de conclusie dat – naast sociaal-economische statusdaling en een onevenredig kiesstelsel – racistische opvattingen, nationalistische voorkeuren en ideeën over immigratie hebben bijgedragen aan de overwinning van Trump. Dat werd door een collega-politicoloog in een hoorcollege uitgelegd, gebaseerd op basis van wetenschappelijk onderzoek naar de Amerikaanse verkiezing van 2016.
Maatschappelijk is dit dus blijkbaar controversieel – althans, onder Nederlandse Twitteraars. Maar is deze conclusie ook wetenschappelijk controversieel?
Welnee.
Maar dit biedt mij wel de kans om die onderzoeken wat toe te lichten. En dat doen we op StukRoodVlees graag.
Kiezersonderzoek in de VS
Sinds de verkiezing van Donald Trump in november 2016 zijn politicologen naarstig op zoek gegaan naar achterliggende verklaringen. Dat doen politicologen overigens na elke verkiezing, maar omdat deze uitslag voor velen onverwacht was en de persoon Trump afwijkt van voorgaande presidenten, is er aanzienlijk meer aandacht voor gekomen.
Nu zijn Amerikaanse verkiezingen wezenlijk anders dan Nederlandse. Enerzijds is er een enorme polarisatie van kiezers en van politici tussen de enige twee partijen die er wezenlijk toe doen, de Republikeinen en de Democraten. Partij-identificatie is een zeer dominante verklaring van kiesgedrag, en een belangrijke bril waardoor kiezers mediaberichtgeving filteren. Anderzijds kennen de VS bij verschillende verkiezingen een zeer disproportioneel kiesstelsel, in dit geval omdat kiesmannen voor het presidentschap per staat worden verkozen, maar zowel binnen als tussen staten geen evenredigheid bestaat. Mede daarom zijn Amerikaanse verkiezingen tot op zekere hoogte een “coin toss”, zoals eminente kiezersonderzoekers Larry Bartels en Christopher Achen dat in 2016 in hun boek Democracy for realists(ruim voor de verkiezingen) omschreven. Kleine verschillen of veranderingen kunnen volstaan om een uitslag wezenlijk te doen veranderen. In 2016 konden de verkiezingen kantelen op basis van nog geen 0,1% van de uitgebrachte stemmen.
Raciale opvattingen
In die context hebben politicologen onderzoek gedaan naar het stemgedrag bij de verkiezingen van 2016. Verschillende onderzoeken kijken specifiek naar het belang van racistische sentimenten en/of opvattingen over migratie en migranten. Deze onderzoeken hanteren daartoe kwantitatieve en veelal collectief verzamelde survey-data, zodat ze verschillende theoretische verklaringen zo objectief mogelijk kunnen toetsen. Onafhankelijk van elkaar zien we in verschillende studies enkele patronen opduiken.
In het hoorcollege dat op Twitter rondging, werd bijvoorbeeld het veelbesproken onderzoek van Schaffner, MacWilliams en Nteta aangehaald dat is gepubliceerd in Political Science Quarterly. Dat onderzoek keek naar de invloed van economische veranderingen, seksisme, en (erkenning van en empathie met) racisme. De conclusie: de mate van seksisme en racisme vormden een aanzienlijk sterkere verklaring van de stem op Trump. Dat gold zowel in statische zin (voor de bevolking als geheel) alsook specifiek voor diegenen die vergeleken met 2012 van partij veranderden. En bovendien hadden deze factoren een grotere invloed op de stemkeuze in 2016 dan in 2012. Dat betekent niet dat Trump-stemmers massaal seksisten en racisten zijn, maar wel dat seksistischer en racistischer opvattingen relatief sterk in verband stonden met een stem op Trump.
Maar goed, één studie is geen studie. Hoe past deze studie van Schaffner et al. in de bredere literatuur? Vorig jaar verscheen een studie van de Vlaamse politicologen Dassonneville en Hooge in PS Political Science & Politics. Hun conclusie? “The most important finding of the analysis, however, is that racism—regardless of how it was measured—appears to have been an important motive in voting for Trump.” De auteurs vinden daarnaast ook sterke effecten van opvattingen over immigratie.
Dit jaar verscheen in Public Opinion Quarterlyeen artikel van Reny, Collingwood en Valenzuela. Dat stelt: “we find a much stronger association between symbolic racial and immigration attitudes and switching for Trump and Clinton than between economic marginality or local economic dislocation and vote switching. In fact, we find marginally small or no associations between any of our economic indicators and vote switching in either direction.”
Whitehead, Perry en Baker vinden in hun artikel in Sociology of religion sterke effecten van zowel christelijk nationalisme (tegen de scheiding van kerk en staat, en voor de opvatting dat succes van de VS het plan van God is) als islamofobie (een reeks stellingen over de mate waarin mensen zich persoonlijk bedreigd voelen door moslims). Zij vinden overigens geen aanvullend significant effect van seksisme.
Minder direct bewijs is te vinden in de studie van Sides, Tesler en Vavreck in Journal of Democracy. Zij laten zien dat de overstap van kiezers van Obama (in 2012) naar Trump (in 2016) samenhangt met negatieve opvattingen over immigratie; en dat voor de overstap van Romney (in 2012) naar Clinton (in 2016) juist het omgekeerde geldt.
Niet zo controversieel
De bevinding dat opvattingen over ras, natie en immigratie in 2016 een sterke rol speelden in het stemgedrag bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen is in het kwantitatief-toetsende, wetenschappelijke onderzoek niet bepaald controversieel. Niet dat Trump-stemmers hiermee massaal racistisch zijn, maar zij onderschreven racistische opvattingen in sterkere mate dan Clinton-stemmers. En juist dat verschil speelde een belangrijke reden bij het stemgedrag – met name bij switchers, en meer dan in 2012.
Ook al hebben culturele houdingen in algemene zin meer verklaringskracht, dat betekent niet dat zij de enige electorale verklaring zijn van de winst van Donald Trump in 2016. Zoals overigens ook op de Powerpoint-sheet duidelijk werd gemaakt.
Afbeelding: BronTom
L.J.M. Bolks zegt
“Coin toss” komt in zekere zin ook in het parlementaire regeringssysteem (met evenredige vertegenwoordiging) voor. Een klein verschil in stemmen kan ervoor zorgen dat niet partij A, maar partij B de meeste zetels haalt waardoor er een totaal andere coalitie wordt gevormd, dan als partij A de grootste was geweest. Volgens mij is alleen het directoriale regeringssysteem “coin toss free”. In Zwitserland gaat dan ook niet iedere vier jaar het roer om, maar wordt er, doordat het ontbreken van coalitie en oppositie, vloeiend bijgestuurd.
Josse de Voogd zegt
Prima omschreven hoe het wel degelijk een rol speelde.
Tegelijk, die sheet waar het om begon vind ik nogal beperkt. Ja er worden meer redenen genoemd. Maar dan gaat het om kies&partijstelsel en materiële achteruitgang. Bij ideologie/ideeën staat alleen racisme, nationalisme, xenofobie. Dat lijkt me wat mager.
Tom van der Meer zegt
Daarom is het ook goed om niet blind te focussen op 1 tekstblokje in 1 grafiek uit 1 slide van een langere presentatie. De omliggende slides vertellen een vollediger verhaal. Bovendien zijn de slides de ondersteuning van de presentatie. Laten we alsjeblieft oppassen voor al te grote gevoeligheden. Studenten zijn geen sneeuwvlokjes.
Joep Schaper zegt
Ik herken dit soort figuren uit de tijd dat ik hoorcolleges volgde. Het punt was vaak om onderscheid maken leren maken tussen verklaringen vanuit belangen, ideeën of instituties en hoe die zich tot elkaar verhouden. Daar zijn voorbeelden bij gegeven. Het verbaast me dat studenten verontwaardigd raken van de keuze van voorbeelden. Je kan inderdaad andere voorbeelden nemen en daar interessante onderzoeken bij zoeken. Als student wordt je uitgedaagd dat te doen en dat maakt het leuk. Voor mij althans.
Paul Treanor zegt
Er wordt opvallend weinig onderzoek gedaan naar ideologische factoren bij stemkeuze. Dat komt vooral doordat politicologen ideologie niet als ‘eigen vakgebied’ zien, maar als iets voor de politieke filosofie. Ze willen liever aan de slag met iets concreet, tastbaar, en statistisch meetbaar. Dat zien we in dit geval ook: de werkelijke ideologie van Trump, zijn partij, zijn losse ‘beweging’, en zijn kiezers, komt maar beperkt ter sprake. Ik zou zelf voorzichtig zijn met uitspraken daarover vanuit Europa, zonder kennis van de Amerikaanse cultuur en samenleving. Maar dat ideologie wel een rol speelt in de VS, lijkt mij duidelijk, en dat betekent dat je erover moet nadenken – een beetje filosofie dus.