Radicale partijen en politici zijn de laatste tijd veel in het nieuws. Niet zo vreemd, want een radicale boodschap – of die nu rechts of links is – lijkt ieder jaar succesvoller te worden. Denk aan bijvoorbeeld Donald Trump en Bernie Sanders in de Verenigde Staten, Nigel Farage (UKIP) en Jeremy Corbyn (Labour) in het Verenigd Koninkrijk, en Marine Le Pen (Front National) en Jean-Luc Mélenchon (La France Insoumise) in Frankrijk.
De aandacht gaat daarbij vaak vooral uit naar de overeenkomsten tussen radicaal-rechtse en -linkse partijen en politici: ze zouden allemaal populistisch, nationalistisch en Eurosceptisch zijn. En niet alleen de partijen zélf, ook hun electoraten zouden op elkaar lijken. Met name boze, blanke en lager opgeleide mannen zouden zich aangetrokken voelen tot de radicale uiteinden van het politieke spectrum.
Radicale verschillen
In een eerdere blogpost heb ik laten zien dat dé populistische kiezer niet bestaat. De electoraten van rechtse en linkse populistische partijen verschillen aanzienlijk van elkaar. In een artikel dat deze week wordt gepubliceerd in het tijdschrift European Union Politics ga ik samen met Brian Burgoon, Erika van Elsas en Herman van de Werfhorst dieper op dit soort verschillen in.
Belangrijk om daarbij aan te tekenen is dat we ons daarbij niet richten op kiezers van populistische partijen, maar op kiezers van radicale partijen. Er zijn een paar overeenkomsten, maar ook een paar essentiële verschillen. Zo zijn niet alle populistische partijen radicaal-links of -rechts. De Italiaanse Vijfsterrenbeweging van Beppe Grillo is bijvoorbeeld sterk populistisch, maar niet radicaal. Ook zijn niet alle radicale partijen populistisch. Bernie Sanders zou ik bijvoorbeeld wel bestempelen als radicaal-links, maar niet als populistisch.
Zoals verwacht blijkt uit onze analyses dat de electoraten van radicaal-rechtse en radicaal-linkse partijen inderdaad sterk van elkaar verschillen, vooral als het gaat over hun opvattingen over immigratie en economische (on)gelijkheid. In deze blogpost wil ik er één specifiek verschil uitlichten: het verschil tussen radicaal-rechtse en radicaal-linkse kiezers met betrekking tot hun opleidingsniveau.
Opleiding en stemmen op radicale partijen
Allerlei studies laten zien dat kiezers van radicale partijen vooral mensen zijn met lagere sociaaleconomische posities. Het idee is, heel kort samengevat, dat deze mensen zich, eerder dan mensen met betere sociaaleconomische posities, slachtoffer voelen van globalisering en modernisering, en daarom ook eerder geneigd zijn op een radicale partij te stemmen. Radicale partijen (zowel linkse als rechtse) beloven hen immers te beschermen en de politiek eens grondig te hervormen. Mensen met betere sociaaleconomische posities, daarentegen, zullen vooral de voordelen zien van globalisering en modernisering, en zich daarom eerder aangetrokken voelen tot middenpartijen.
Volgens deze redenatie mag je dus verwachten dat mensen met een lagere opleiding eerder geneigd zijn op zowel radicaal-linkse als radicaal-rechtse partijen te stemmen. Toch zit er een addertje onder het gras. Je kunt namelijk óók beredeneren dat radicaal-linkse partijen vooral populair zullen zijn onder hoger opgeleiden. Waarom? Nou, hoger opgeleiden zijn vaker altruïstisch dan lager opgeleiden, en hechten meer waarde aan zaken als gelijkheid en gelijkwaardigheid. En dit zijn nu precies zaken die radicaal-linkse partijen ook belangrijk vinden.
Twee groepen radicaal-links-stemmers
Je zou dus kunnen verwachten dat het electoraat van radicaal-linkse partijen uit twee verschillende groepen bestaat. Aan de ene kant lager opgeleiden met weinig mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Zij stemmen radicaal-links omdat het in hun eigen belang is om een partij aan de macht te helpen die zegt de meest kwetsbaren in de samenleving te beschermen. Aan de andere kant zijn er de hoger opgeleiden die radicaal-links stemmen omdat ze altruïstisch zijn. Zij hopen dat de samenleving als geheel profiteert van de radicaal-linkse nadruk op gelijkheid en gelijkwaardigheid.
Uit ons onderzoek blijkt dat, zoals verwacht, radicaal-rechtse partijen vooral populair zijn onder lager opgeleiden. Op radicaal-linkse partijen, daarentegen, wordt vooral gestemd door hoger opgeleide mensen. Een nadere analyse van onze bevinding suggereert dat dit verschil in ieder geval gedeeltelijk verklaard kan worden door het zojuist gemaakte onderscheid tussen de twee groepen kiezers van radicaal-links.
Figuur. Marginale effecten van opleiding op stemmen op radicaal-links versus mainstream, voor verschillende waarden van egoïsme/altruïsme
In de figuur hierboven is op de verticale as het effect van opleiding op radicaal-links stemmen weergegeven. Een positief effect betekent dat hoger opgeleiden eerder geneigd zijn op een radicaal-linkse partij te stemmen, en een negatief effect houdt in dat vooral lager opgeleiden radicaal-links stemmen. Op de horizontale as is de mate van egoïsme/altruïsme weergegeven. Iemand met een lage score is zeer egoïstisch, terwijl iemand met een hoge score zeer altruïstisch is. De figuur laat mooi zien dat hoger opgeleiden vooral radicaal-links stemmen als ze altruïstisch zijn. Uit de figuur kunnen we echter niet concluderen dat lager opgeleiden vooral radicaal-links stemmen als ze egoïstisch zijn. Dat is niet zo vreemd: lager opgeleiden die uit eigenbelang op radicaal-links te stemmen hoeven namelijk niet per se ook egoïstisch te zijn. Met betrekking tot stemmen op radicaal-rechtse partijen (hier niet weergegeven) is het effect van opleiding altijd negatief. Of iemand nu egoïstisch of altruïstisch is.
Belangrijkste conclusie: de electoraten van radicaal-linkse en radicaal-rechtse partijen verschillen behoorlijk van elkaar. En dat niet alleen. Ook binnen deze electoraten kunnen we verschillende groepen kiezers onderscheiden.
Benjamin Baars zegt
Interessant artikel!
‘Bernie Sanders zou ik bijvoorbeeld wel bestempelen als radicaal-links, maar niet als populistisch.’
Volgens definitie van Cas Mudde (puur homogeen volk vs elite) zou Sanders wel populist zijn toch? Sanders geeft 1% de schuld van corrumperen democratie.
Pim zegt
Beste heer Rooduijn,
Staan vanuit uw expertise gezien het verhogen van het minimumloon en het invoeren van ‘single payer health care’ even ver van het politieke midden als een muur bouwen langs de grens met Mexico, het land vol verkrachters? (Hoewel sommigen, neem ik aan, goed volk zijn)
Want hoewel ik uw analyse boeiend vind, is dat wel wat ik opmaak uit uw definities van radicaal-links en -rechts. Dat vind ik moeilijk te verkroppen.
PLB zegt
Aan Mathijs:
Wat is je operationele definitie van (politieke) ‘radicalen’?
Paul Treanor zegt
De redactie is blijkbaar met vakantie, en auteurs reageren toch zelden op comments hier. We weten ook niet of deze blog veel lezers trekt, of zijn doelgroep bereikt (journalisten, media, influencers). Maar even een opmerking over het populisme-onderzoek, dat ook voor het hier beschreven onderzoek geldt. Populisme-onderzoekers in West-Europa zijn allemaal overtuigde liberaal-democraten, die de mainstream politiek als norm ervaren. Ze zijn daarom geneigd om het populisme als een tijdelijke afwijking te zien, dat over een aantal jaren weer verdwenen is. Bovendien zijn velen onder hen sympathisanten van centrum-linkse partijen, die hun traditionele kiezers aan de populisten verliezen. Daarom zijn deze onderzoekers geneigd op het probleem te formuleren als: “hoe kunnen wij deze kiezers terugwinnen?”.
Deze benadering verhindert een afstandelijk analyse. Onderzoekers zijn ook bang, dat radicaal nadenken over het populisme, zelf tot radicale standpunten leidt, en houden zich liever bezig met formalistische deelvragen, zoals we ook in dit geval zien.