De campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen draait – zeker in landelijke media – weer vooral om nationale thema’s en Haagse politici. Natuurlijk komt dat door de gevolgen voor de Eerste Kamer. Maar er speelt nog iets anders: in het kleine Nederland zou regionale identiteit er simpelweg niet genoeg toe doen. Toch zou dat laatste wel eens kunnen gaan veranderen. In veel Westerse democratieën neemt het belang van regionale identiteiten toe, en dan vooral in de vorm van een spanning tussen het politieke, economische en culturele “centrum” en de vermeende “periferie”. Groeit in Nederland ook de spanning tussen de Randstad en de rest? Dit gaan wij de komende tijd onderzoeken; hier alvast een voorproefje.
Waardering
Het debat over Zwarte Piet werd in veel media gretig vertaald naar een wedstrijdje kosmopolitische (cq arrogante) Randstad versus de traditionele (cq achtergebleven) rest van Nederland. Ervaren Nederlanders daadwerkelijk een dergelijke kloof langs regionale lijnen? En heeft dit politieke gevolgen?
Als onderdeel van het project SCoRE vroegen wij in het voorjaar van 2017 aan bijna 8000 Nederlanders hoe ze denken over hun directe omgeving en hun regio. We vroegen ze ook of ze zich, als inwoner van hun regio, achtergesteld of ondergewaardeerd voelen. Op de vraag of mensen in de rest van Nederland te weinig waardering hebben voor de regio, springt er een duidelijk patroon uit. Dit gevoel leeft het sterkst in aardbeving-gevoelig Groningen, gevolgd door de andere noordelijke provincies en Limburg, Overijssel en Zeeland. De Randstadprovincies scoren het laagst. (I&O Research vond interessant genoeg dezelfde verschillen in provinciale trots.) Er ontstaat een heel vergelijkbaar patroon bij de vraag of politici in Den Haag te weinig geïnteresseerd zijn in de regio.
Beide grafieken doen vermoeden dat er in Nederland inderdaad een zekere (gevoelsmatige) scheidslijn heerst tussen centrum en periferie. Het “centrum” slaat daarbij in de wetenschappelijke literatuur niet noodzakelijk op het midden van het land, maar op de (daadwerkelijke of vermeende) thuisbasis van politieke, economische en culturele macht. Inwoners van de noordelijke provincies, Limburg, Zeeland en Overijssel voelen zich daar het verst van verwijderd. Brabant en Gelderland hebben een tussenpositie.
Centrum-periferie of stad-platteland?
In de discussie over Randstad versus de rest valt op dat dit vaak door de war wordt gehaald – of simpelweg gelijk wordt gesteld – met de tegenstelling stad versus platteland. (Misschien omdat in de Randstad soms wordt vergeten of ontkend dat daarbuiten ook steden zijn?) Een onderscheid maken naar stedelijkheid is vanuit politicologisch perspectief vaak zinvol: grote(re) steden stemmen vaak anders – linkser en progressiever – dan het omringende platteland. (Deze verschillen bestaan maar moeten niet worden overdreven: de verschillen tussen wijken in één en dezelfde stad zijn vaak nog veel groter.)
Wat betreft gevoelens van regionale onderwaardering blijkt in onze data blijkt echter dat inwoners in steden en dorpen ongeveer hetzelfde scoren. We hebben hier dus te maken met een daadwerkelijk regionale scheidslijn, niet het-platteland-tegen-de-rest
Een belangrijkere rol speelt opleiding: regionale onderwaardering speelt sterker onder lager opgeleiden. Maar nog steeds zijn hoger opgeleiden in Groningen hierover ontevredener dan laag opgeleiden in de Randstad.
Politieke gevolgen
Heeft het bestaan van dit gevoel van achterstelling politieke consequenties? Zou het stemgedrag beïnvloeden? Als we rekening houden met demografische kenmerken, voelen vooral de kiezers van PVV, SP, 50plus en FvD zich regionaal ondergewaardeerd. Bij kiezers van VVD, PvdA, D66 en GL speelt dit het minst. Hier zien we hoe zorgen over de geografische kloof tussen centrum en periferie zich ook vertalen in een voorkeur voor wat je het politieke centrum (gevestigde partijen) of periferie (uitdagers) zou kunnen noemen. Maar: het gevestigde CDA en CU doen het ook goed onder Nederlanders met met deze zorgen.
Mensen die zich regionaal ondergewaardeerd voelen zijn bovendien (wederom rekening houdend met hun overige kenmerken) significant ontevredener over de politiek en negatiever over immigranten. Dit samengaan van een afkeer van het “centrum”, politici en immigranten is een bekend patroon. Katherine Cramer documenteerde het in haar beroemde boek over Wisconsin. Het wordt ook vaak aangehaald als verklaring voor het succes van het AfD in Oost-Duitsland, dat geografisch dicht bij Berlijn ligt, maar zich politiek diep in de periferie voelt liggen.
Een belangrijke kloof?
Zo gezien lijkt er voldoende reden voor politici om ook in Nederland een slaatje te slaan uit het spanningen tussen centrum versus periferie. Maar er zijn wel een aantal kanttekeningen bij die verwachting te plaatsen. Onze drie vragen over regionale ontevredenheid voorspellen stemgedrag minder goed dan vragen over ontevredenheid over politici of afkeer van immigranten. Die houdingen worden namelijk gedeeld door veel Nederlanders in de Randstad, maar dan op andere gronden. De partijen die het meest profiteren van regionale onvrede, de SP en PVV, doen het daarom wel gemiddeld beter buiten de Randstad, maar trekken ook best veel stemmen in delen van bijvoorbeeld Zuid-Holland.
Bovendien is onze politiek sterk nationaal gericht, waardoor politici liever uit alle provincies stemmen verzamelen dan delen van Nederland tegen elkaar uit te spelen. Dit is anders in landen met districtenstelsels zoals Groot-Brittannië, waar een kandidaat haar of zijn Schotse of Noord-Engelse district kan vertegenwoordigen door het op te nemen tegen het verfoeide London. Ook heeft Nederland al eeuwenlang dezelfde grenzen en geen recente traditie van verhitte spanningen tussen gebiedsdelen.
Least likely
Omdat we Nederland dus een zogeheten ‘least likely case’ kunnen noemen voor het ontstaan van een centrum-periferiekloof, is het des te interessanter dat uit onze vragen blijkt dat sommige Nederlanders dit wel degelijk zo ervaren. Bovendien neemt het belang van deze scheidslijn waarschijnlijk alleen maar toe. Politici als Geert Wilders (en recent ook Thierry Baudet) benadrukken de centrum-periferie-scheidslijn graag, en journalisten volgen. Geboren Hagenees Mark Rutte deed een duit in het zakje door zijn sneer naar de Amsterdamse witte wijn sippende elite – de grachtengordel is het über-centrum. Bovendien lijken onderliggende ontwikkelingen zoals globalisering en automatisering de verschillen tussen “winnende” en “verliezende” regio’s eerder te vergroten dan te verkleinen. Dat wordt nog eens versterkt door het toenemend belang van opleidingsniveau als sociale en politieke scheidslijn in de samenleving: hoger en lager opgeleiden wonen in toenemende mate in verschillende gebieden. Kortom, hou deze scheidslijn in de gaten, ook na de Statenverkiezingen.
Hwb zegt
Interessant om regio’s te duiden als provincies. Ik denk dat er nog sterkere verbanden te zien zijn als je binnen (bv) Gelderland onderscheid maakt tussen Achterhoek, Arnhem/Nijmegen, Betuwe, Veluwe, Amersfoort.