Over een paar weken mogen alle Nederlanders weer naar de stembus. Verkiezingen dienen verschillende doelen: het is een manier voor kiezers om hun voorkeur voor beleid in een nieuwe parlementaire periode te laten blijken maar ook voor kiezers om hun oordeel te geven over het gevoerde regeringsbeleid.
Zwakke band tussen verkiezingsuitslagen en de formatie
Verkiezingen zouden kiezers de mogelijkheid moeten bieden om een nieuwe regering te kiezen als ze ontevreden zijn met wat de regering de laatste jaren heeft gepresteerd. Echter in Nederland is de relatie tussen de verkiezingsuitslag en de formatie ronduit zwak: een regeringspartij kan zwaar worden afgestraft bij de verkiezingen en doorregeren. Denk aan het CDA in 2010. De Christendemocraten verloren de helft van hun zetels maar bleven in het kabinet. Ook de VVD in 2002 en de PvdA in 1994 bleven in het kabinet ondanks het feit dat ze door de kiezer werden afgestraft. De ondoorzichtige relatie tussen verkiezingsuitslagen en kabinetsformaties is de achilleshiel van de Nederlandse democratie zeggen prominente politicologen.
Datzelfde geldt ook voor België: een kabinet dat de verkiezingen had verloren kon daar na een lange formatie met een paar nieuwe partners verder regeren. Bij de laatste verkiezingen verloren in België de zittende Christendemocratische en liberale regeringspartijen. Het nieuwe kabinet bestond uit die drie partijen aangevuld met vier linkse partijen.
Volledige en gedeeltelijke regeringswisseling
Dit is niet in alle landen zo. Er zijn landen waar de relatie tussen de regeringssamenstelling en verkiezingsuitslag veel helderder is. In tweepartijenstelsels als het Verenigd Koninkrijk vormt de winnaar van de verkiezingen het kabinet. Ook in tweeblokkenstelsels als Denemarken, Noorwegen en Zweden is de relatie tussen de verkiezingsuitslag en de formatie helderder. Als de partijen die de huidige regering steunen, de meerderheid houden, kunnen ze doorregeren. Haalt de oppositie een meerderheid, dan vormen zij de nieuwe regering. Dit zijn dus voorbeelden van systemen met volledige regeringswisseling: of het huidige kabinet blijft aan, of de oppositie vervangt hen.
Nederland en België hebben echter een stelsel van gedeeltelijke regeringswisseling. Na verkiezingen blijven sommige partijen in het kabinet, terwijl anderen erbij komen of eruit gaan. Bij de laatste regeringswisseling in Nederland kwamen D66, CU en CDA in het kabinet, ging de PvdA eruit en bleef de VVD erin.
Ongenoegen over het kabinet bij verkiezingen
De vraag is of kiezers dat bij hun keuze bij de verkiezingen mee laten wegen. In een recent artikel in party politics zochten wij dit uit. We keken specifiek naar de vraag of kiezers bij verkiezingen hun ongenoegen met het kabinet meer of minder een rol laten spelen. Je zou verwachten dat in een systeem dat wordt gekenmerkt door volledige regeringswisseling, de relatie tussen tevredenheid met het kabinet en de uitgebrachte stem een grotere rol speelt bij verkiezingen. Immers hier maakt de stem van kiezers echt uit bij de formatie. Kiezers kunnen daar een slechte regering bij verkiezingen wegsturen.
We vinden dat dit inderdaad het geval is. In systemen waar volledige regeringswisseling de norm is, stemmen kiezers die tevreden zijn met het kabinet vaker op regeringspartijen. Ontevreden kiezers stemmen vaker op oppositiepartijen. In systemen waar gedeeltelijke regeringswisseling de norm is, is deze relatie zwakker.
Nadelen van het systeem van de Lage Landen?
Verkiezingen in landen als Nederland of België zijn dus minder een moment om het gevoerde beleid te beoordelen. Het is dus minder een moment van verantwoording van politici naar de kiezer. Dat is één nadeel van het systeem van gedeeltelijke regeringswisseling van de Lage Landen. Dit heeft verregaande gevolgen voor de representatieve functie van verkiezingen. Zoals hierboven gesteld, kunnen kiezers zowel vooruit als achteruit kijken wanneer ze hun stem uitbrengen. Beide mechanismen zijn belangrijk vanuit democratisch oogpunt. Het is dus niet geen optimistische conclusie dat kiezers hun mening over het beleid minder laten meetellen wanneer ze stemmen in systemen met gedeeltelijke regeringswisselingen.
Eerder onderzoek heeft ook al andere zwakke kanten van dit systeem laten zien. In landen met gedeelteijke regeringswisseling is de opkomst hoger dan in landen met volledige regeringswisseling (als de systemen allebei evenredige vertegenwoordiging gebruiken en geen opkomstplicht hebben). Is volledige regeringswisseling dan alleen maar positief? Of staan tegenover de helderdere band tussen verkiezingsuitslagen en formaties, andere nadelen? Daar zou toekomstig onderzoek naar kunnen kijken.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.