De Kiesraad tweette vanmorgen een interessant stuk over de regionale spreiding onder de kandidaat-Kamerleden van 2017. De teneur is dat de regionale afspiegeling te wensen overlaat. “Er komen mogelijk maar twee Zeeuwen in de nieuwe Kamer,” lezen we, evenals: “Behalve uit de steden zijn er verder nauwelijks kandidaten uit de Noord-Hollandse plattelandsstreken.”
Afspiegeling is belangrijk; daar hoe je mij niet van te overtuigen. Aan de andere kant is het misschien niet zo verwonderlijk dat veel kandidaat-Kamerleden uit de Randstad komen, want daar wonen nou eenmaal veel mensen. Ik heb daarom de absolute aantallen per provincie uit het bovenstaande stuk afgezet naar het inwonertal van die provincie en daaruit blijkt de afspiegeling in eerste instantie goed uit te pakken. Althans, hoe hoger het inwonertal, hoe meer kandidaat-Kamerleden uit die regio (ik heb voor het gemak de categorie ‘Buitenland’ weggelaten en het aantal inwoners in plaats van het aantal kiezers genomen.)
Natuurlijk is de provincie als eenheid een tamelijk grove categorie, want binnen provincies zullen forse stad-plattelandtegenstellingen bestaan. Maar over die data beschik ik verder niet.
Verder zijn er verschillen tussen regionale spreiding naar geboorteplaats of woonplaats van de kandidaat. Dat zien we beter wanneer we in kaart brengen hoeveel inwoners per kandidaat-Kamerlid je terugziet bij de verschillende provincies. Naar geboorteplaats van de kandidaten komt Flevoland er met afstand het slechtst van af met ruim 400.000 inwoners per ‘eigen’ kandidaat-Kamerlid; Friesland en Limburg het beste. De situatie is behoorlijk anders wanneer we kijken naar de woonplaats van kandidaat-Kamerleden. Dan zien we dat de randstedelijke provincies aanzienlijk in het voordeel zijn.
Het verschil tussen woonplaats en geboorteplaats lijkt mij cruciaal. Iedere wens tot afspiegeling is gebaseerd op het gegeven dat kiezers en gekozenen makkelijker inhoudelijk tot elkaar komen wanneer zij zorgen en ervaringen delen, dus wanneer zij uit hetzelfde demografische of sociaal-economische ‘hokje’ stammen. De afwezigheid van kandidaten uit bepaalde regio’s is politiek relevant omdat de belangen van die regio’s dan minder aan bod zouden komen in beleidsuitkomsten. Maar dan is het wel belangrijk om te achterhalen waarom de randstedelijke provincies relatief gezien in het voordeel zijn. Wonen landelijke politici hun leven lang ‘in de regio’ en verhuizen zij naar de Randstad uit praktische overwegingen (Sittard-Den Haag of Winschoten-Den Haag lijkt me een lange zit voor dagelijks woon-werkvervoer)? Of is de verhuizing vanuit de eigen regio naar de Randstad al veel eerder ingezet, bijvoorbeeld voor de studie. In dat eerste geval zou je nog enigzins kunnen spreken van gedeelde ervaringen en zorgen tussen kiezer en gekozenen, maar dat wordt in het tweede geval toch al een stuk lastiger…
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.