De Russische antihomo-wet, die propaganda voor “niet-traditionele seksuele relaties” onder minderjarigen verbiedt, veroorzaakt al wekenlang grote internationale opschudding. Sportorganisaties als het IOC (vanwege de Winterspelen) en de FIFA (vanwege het WK) lopen op eieren. De Amsterdamse burgemeester Van der Laan riep de regering zondag op om een staatsklacht in te dienen tegen Rusland.
Een interessante vraag is of er een relatie bestaat tussen de wettelijke strijd voor gelijkheid op grond van seksuele geaardheid en het aantal lesbian, gay, bisexual and transgender (LGBT) parlementsleden. Andrew Reynolds van de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill (VS) heeft dit in zijn onlangs gepubliceerde artikel Representation and Rights: The Impact of LGBT Legislators in Comparative Perspective onderzocht.
Het idee dat fysieke aanwezigheid van minderheden in nationale parlementen leidt tot beter behartigen van de belangen van die groepen is niet nieuw. Gemarginaliseerde groepen zoeken vaak politieke representatie voor bescherming van hun rechten en integratie in de samenleving. Het succes hiervan is afhankelijk van de grootte van de groep, de geografische concentratie, sociale status, en de capaciteit om allianties met andere groepen te vormen. Het debat over descriptieve en inhoudelijke vertegenwoordiging wordt vaak gevoerd als het over de belangen van vrouwen, etnische minderheden en opleidingsgroepen gaat. Reynolds onderzoekt of dezelfde redenering ook opgaat voor LGBT’s.
In eerste instantie zou je denken, waarom niet? LGBT’s vormen immers – net als vrouwen en etnische groepen – een minderheid in de samenleving. Echter, er zijn kleine verschillen tussen de LGBT’s en de andere minderheidsgroeperingen. LGBT vormen een relatief kleine, heterogene groep: stemmers zijn geografisch verspreid en ideologisch divers. Door deze kenmerken is het lastig voor LGBT’s om een de voor invloed benodigde kritieke massa te vormen.
Het eerste parlementslid uit de kast
Reynolds heeft 96 nationale parlementen tussen 1976 en 2011 beken en daaruit de 151 LGBT parlementsleden uit 27 landen die openlijk ‘uit de kast’ zijn geselecteerd. Nederland behoort tot één van de eerste landen met een LGBT-parlementslid: Coos Huijsen, een CHU-politicus die later overstapte naar de PvdA, was verkozen in 1972 en 1976, maar kwam pas in 1977 ‘uit de kast’. Daarmee was hij net iets later dan Marilyn Waring uit Nieuw-Zeeland, waarvan in 1975 door de pers werd onthuld dat ze lesbisch was. Groot-Brittannië heeft als eerste land ter wereld een parlementslid gehad dat gedurende haar periode in het nationale parlement openlijk lesbisch was.
Als je kijkt naar ideologische achtergrond, dan lopen de sociaaldemocraten vooraan en sluiten de nationalistische en communistische partijen de rij, zo laat onderstaand figuur zien.
Het belang van vertegenwoordiging
Reynolds vindt dat de aanwezigheid van LGBT-parlementsleden leidt tot een grotere kans op implementatie van burgerrechten en dat er in landen met meer LGBT-parlementsleden meer rechten ter bescherming van discriminatie op grond van seksuele geaardheid zijn. Verder blijkt uit zijn onderzoek dat LGBT’s niet dezelfde kritieke massa nodig hebben als vrouwen of etnische minderheden om politieke invloed uit te oefenen. De LGBT-parlementsleden zorgen voor verbetering in beleid above and beyond a society’s increasing support for civil rights.
Zijn deze positieve resultaten verrassend? Omdat Reynolds alleen heeft gekeken naar LGBT-parlementsleden die openlijk uit de kast zijn, is zijn onderzoek een beetje vertekend. Landen waarin mensen openlijk LGBT kunnen zijn, is de publieke opinie per definitie positiever over gelijkheid ongeacht seksuele geaardheid. Hierdoor nemen overheden minder risico met het implementeren van wetten ter voorkoming van discriminatie op grond van seksuele geaardheid en zullen daardoor sneller bijvoorbeeld het homohuwelijk legaliseren. Toch is het onderzoek van Reynolds niet het intrappen van een open deur. Hij toont dat een kleine electorale overwinning zich al uitbetaalt in maatschappelijke en wettelijke vooruitgang in gelijke rechten voor LGBT’s.
LBGT-parlementsleden die uit de kast zijn, kunnen een symbool vormen voor vooruitgang en zodoende een nieuwe norm voor stemgedrag bewerkstelligen. LGBT-parlementsleden kunnen gezien worden als legislative entrepreneurs die homo-rechten op de politieke agenda zetten en middels allianties met hun heteroseksuele collega’s een meerderheid in het parlement proberen te vormen om wetten door het parlement te loodsen.
Terug naar Rusland
Deze bevinding suggereert dat groepen die LGBT-kandidaten promoten, subsidiëren of anderszins helpen op de goede weg zijn om gelijke rechten voor LGBT’s te verkrijgen. In de meeste landen betekent dit goed nieuws voor de emancipatie van LGBT’s. Maar juist in Rusland bemoeilijkt de anti-homowet het hen om op te komen voor hun belangen. Niet alleen lijkt hun kans op formele descriptieve vertegenwoordiging erg klein, verdere emancipatie via het parlement lijkt nagenoeg onmogelijk.
Eva zegt
“LGBT’s vormen immers – net als vrouwen en etnische groepen – een minderheid in de samenleving. “
Ehm, vrouwen zijn geen minderheid in de samenleving toch? In publieke functies wel, maar in de samenleving is de verdeling man/vrouw toch zo goed als 50/50?
Mariken zegt
Beste Eva, bedankt voor je reactie. Vrouwen worden – volgens Reynolds en andere studies – gezien als een minderheidsgroepering in de samenleving, het gaat niet om exacte percentages vrouw aanwezig in de samenleving.